Conor Oberst (42) is erg lang jong geweest, maar vandaag wordt hij oud. Op de, nochtans uitstekende, comebackplaat van Bright Eyes was vorig jaar geen teenage angst meer te bespeuren. Wel het beredeneerde van een doorwinterde songwriter. Hetzelfde geldt voor het trio nieuwe ep’s dat hij nu lost.
Nochtans waren die existentiële tienertroubles lang de essentie van Bright Eyes. Oberst begon muziek te maken op een leeftijd die moeilijk te rijmen viel met de zielenzeer van zijn eerste songs. Véértien jaar was de kreunende bard toen hij de cassette ‘Water’ opnam. In 1997 – zeventien – kwam er een eerste langspeler uit: een collectie van nummers die hij van 1995 tot 1997 in zijn slaapkamer had opgenomen. Die collectie en de twee daaropvolgende langspelers brengt Oberst nu opnieuw uit. Het gaat om zijn meest pure albums. Zijn meest onderschatte, ook.
Maar goed, die platen kennen we intussen. Interessanter zijn de drie ep’tjes die de luisteraar er zomaar bij krijgt. Daarop verzamelt Oberst herwerkingen van nummers en een handvol covers, bijgestaan door Waxahatchee, oude kameraad M. Ward en protégé Phoebe Bridgers. Het kondigt zichzelf prachtig aan, maar het resultaat zal toch vooral stof vergaren in de platenkast van de verzamelende superfan.
Tussen de achttien songs – zes per ep – zitten er weinig echt slechte. Wel verbleken de meeste herwerkingen bij de originele nummers. Van zijn meest rauwe nummers maakt Oberst nu brave, beredeneerde folkrock. Neem nu het slaapkamerriedeltje ‘Curious girl’ uit de companion-ep van ‘Fevers & mirrors”. In de originele versie hoor je letterlijk de vloer kraken, maar in de nieuwe versie ontdoet een band de song van haar frêleheid. Pas tijdens het sterke refrein lijkt de tienerbaard weer even te kriebelen in Conors overslaande keel, en voelen we melancholie opborrelen. Hij klinkt buiten adem, zoals Conor hoort te klinken.
Met ‘Haligh’ en ‘A scale’ op diezelfde ep heeft hij te weinig gedaan om van een echte herwerking te kunnen spreken. Ook Phoebe Bridgers kan de subtiele geeuw niet onderdrukken. Maar er zijn enkele zeldzame hoogtepunten, zoals ‘A spindle’, waarin Bridgers ronduit adembenemend klinkt in de achtergrond. Uit ‘A collection of songs’ heeft Oberst de vergeten parel ‘A celebration upon completion’ opgevist. Hij doet er absoluut geen oneer aan, een geeft de song 25 jaar na datum de strijkers die het altijd al verdiende.
Verder springt er weinig uit, af en toe is er een slippertje. Het meest nemen we Oberst kwalijk dat het anders zo ontwapenende ‘June on the west coast’ onder handen lijkt genomen door een bende uitsloverige cowboys. Verder hoeven we niet te veel woorden vuil te maken aan de companion-ep’s. Leg gewoon die eerste drie platen nog eens op. En begin bij ‘If winter ends’, de waanzinnige song die de beginjaren van Bright Eyes het best illustreert. Gelukkig is de oude Oberst daar met zijn poten afgebleven.