Destroyer speelt met dubbele bodems op ‘Have we met’

door Jonas Van Laere

Met twaalf platen en enkele ep’s onder de arm zou het zowaar verrassend moeten zijn indien Destroyer geen belletje doet rinkelen. Toch blijft het project van Dan Bejar een onderbelicht pareltje. Met ‘Have we met’ reikt hij opnieuw de hand uit naar al wie Destroyer omarmen wil. Dat zijn bij voorbaat zielen die zich graag nestelen in een wereld waarin sentiment een onbevattelijke pose aanneemt. 

Dan Bejar heeft door de jaren heen steeds het gevoel bespeeld zonder zijn geheimen echt prijs te geven. Ook deze keer weten we soms niet goed waar het allemaal echt over gaat en lijken zijn teksten soms vrij fragmentarisch. Toch weet hij ons opnieuw mee te nemen op een bevredigende excursie in zijn inwendige biotoop. 

I was lying, the laziest river/ A vulture predisposed to eating off floors/ No wait, I take that back/ I was more like an ocean/ Stuck inside hospital corridors/ My condition in general/ Despite what they say, improves.” Even hard als hij zichzelf op het verkeerde been zet, doet Dan Bejar niets anders met zijn luisteraars. ‘Have we met’ zou kunnen doelen op hoe hij zichzelf confronteert met zijn diverse innerlijke personages. Evengoed wil hij ze gewoon aan zijn publiek voorstellen. Zijn door de 80’s beïnvloedde synthpop voelt daardoor zowel vertrouwd als uiterst ambigu aan en geeft zijn geheimen niet zo snel prijs. Al kan je hierbij ook de vraag stellen of Bejars realiteit ooit wel bevattelijk wordt? Hoeft ook niet, zolang hij ons maar blijft vervoeren met een bonte trip door zijn universum. 

Surreëel poëtisch baant een croonende Bejar zich een weg door een plaat die je gemoed steevast tot rust brengt terwijl ze je evengoed zeer alert houdt. ‘It just doesn’t happen’ is een trage kuitenbijter die voortdurend warm en koud blaast. Ondanks de lichtheid in de melodie en de synthklanken is het voortdurend over de schouder kijken of er niemand je een mes in de rug wil steken. Ook het verhaal over de Boston Strangler klinkt tegelijk donker en licht dankzij de r&b invloeden en de eenvoudige synthtoetsen. Op het moment dat de gitaarsolo aanvangt is het moeilijk om niet compleet in het verhaal gezogen te worden. 

De wereld die Destroyer schept lijkt keer op keer uit dubbele bodems te bestaan en daar wordt muzikaal duchtig op ingespeeld. Gevoelens van geluk en een zweem van onbezonnenheid aan de oppervlakte, gaan vaak gepaard met een verraderlijke onderstroom. Een nummer als ‘The raven’ oogt simplistisch. De bijna loungy gitaarpartij en de kitscherige synths wekken een wederkerend genotsgevoel op, al is de werkelijkheid mogelijks minder rooskleurig: “Just look at the world around you / Actually, no, don’t look”. De dualiteit zal tijdens ‘Have we met’ nooit helemaal uit het gezichtsveld verdwijnen.

Bejars licht apathische klankkleur werkt nog steeds aantrekkelijk. De voortdurende wisselwerking tussen instrumentatie, stem en de poëtisch aanvoelende teksten wordt dan ook ten volle uitgespeeld. Zonder hierbij aan het experiment voorbij te gaan. ‘The television supervisor’ is een zonderling verhaal met bijna absurde inhoud waar ergens een nazaat van Thom Yorke ronddwaalt die elektronica een nieuwe bestemming geeft. Elektronica, die nog meer dan op voorganger ‘Ken’, een zeer prominente bijrol speelt. Eindigen doet de plaat met ‘Foolssong’, een naïef wiegelied dat aan zijn einde komt door een irritante muur insectengezoem. Faut le faire

When you’re looking for nothing / And you find nothing / Is more beautiful / Than anything you ever know” zingt hij tijdens ‘The man in black’s blues’. Probeer de man maar eens ongelijk te geven nadat hij met ‘Have we met’ een plaat op de markt bracht die na elke luisterbeurt steeds meer voldoening geeft. Wanneer je naar niets op zoek bent, ligt de schoonheid voor het rapen. 

Wie Destroyer live aan het werk wil zien, kan op 3 mei terecht in Trix (info & tickets)