Doves maakt een herkenbare comeback met ‘The universal want’

door Mattias Goossens

In 2020 een nieuw album van een band uit de 00’s beluisteren die tien jaar van de aardbodem verdwenen was, voelt aan als een archeoloog die lang vervlogen artefacten opdiept. De terugkeer van het Britse Doves is een fanpleaser en lijkt de draad op te nemen waar voorganger ‘Kingdom of rust’ die in 2009 die neerlegde. Afhankelijk van of je toen van de band hield, zal je dit ‘The universal want’ een welkome discografietoevoeging dan wel een belegen comeback vinden.

Het trio achter Doves begon aanvankelijk als ravers in de nineties, maar nadat hun studio afbrandde en heel wat materiaal verloren ging, besloten de muzikanten rond de milleniumwisseling het creatieve roer om te gooien. Samen met Coldplay, Travis, Athlete, Starsailor en later ook Elbow waren ze belangrijk voor een Britse alternatieve rocksound die het uitermate goed deed op de radio’s en die nu nog bezwaarlijk alternatief genoemd zou worden. Doves koos voor een grootse sound met nummers die lang mochten aanzwellen, en helaas werden ook de albums doorheen de carrière steeds langer zonder dat daar echt een meerwaarde inzat.

‘The universal want’ maakt duidelijk dat Doves kritischer voor zichzelf is geworden. Het is haast een bondige plaat geworden, een adjectief dat tien jaar geleden nooit met de band geassocieerd zou worden. Naar het einde toe neemt de intensiteit en het tempo wat af, maar met singles ‘Carousels’, ‘Prisoners’ en ‘Cathedrals of the mind’ staan er wel drie singles op die als goedgeplaatste defibrillators de vaart erin houden. Vervaging lijkt daarin een constante te zijn: of het nu respectievelijk herinneringen, relaties of het leven zelf is.

Het stemgeluid van frontman Jimi Goodwin blijft de grootste herkenbaarheidsfactor van de band. Hij klinkt zowel verbeten als ijl terwijl de rest van de band experimenteert met zeer on-Britse ritmes uit funk en soul. In het groovy ‘Mother silverlake’ en het op opzwepende drumritmes gestoelde ‘For tomorrow’ schemert het dance-verleden van de band wat door. Dat is ook het geval in het titelnummer, waarin de hoofdrollen in de finale verdeeld worden tussen een huilende gitaar en een synthesizer. Verder klinkt ‘The universal want’ als een solide geheel, al missen we een echte uitschieter die je niet meer uit het hoofd krijgt.

Op deze comeback klinkt Doves alsof er de afgelopen jaren muzikaal niets veranderd is, behalve de jaren op de teller. In het huidige, door hiphop en electronica gedomineerde muzieklandschap voelt dat wat aan als een anachronisme. Door de toevoegingen van nieuwe stijlelementen voelt deze comeback gelukkig niet louter nostalgisch aan. Al heeft generatie X nu duidelijk ook z’n eigen dadrock-variant gevonden.