Ellis trakteert op nachtelijke droompop in plaats van doopsuiker op ‘Born again’

door Stan Pannier

In 2018 deed de Zweedse Linnea Siggelkow alias Ellis (etymologiespoiler: haar initialen) haar debuut-ep op de post naar de wereld. “Droompop”, zo werd beloofd op de enveloppe van ‘The fuzz’, maar wij moesten bezwaarlijk de plaat uitgedragen worden met door gewichtloosheid verdampte spieren. In de plaats van zeemzoet zweven pakte Siggelkow uit met grommende gitaren en in galm ronddobberende drums, een vijandige omgeving waarin er niets anders opzat dan houvast te zoeken bij de troostrijke stem van de Canadese. Maar helaas. “I’m having dreams again/of being sucked into the drain”, “Took the scissors to my hair again/another act of self-destruction”: Ellis had wel andere dingen aan haar hoofd dan wildvreemde drenkelingen dragen.

Donker, dat was ‘The fuzz’ zeker, maar dat maakte de momenten waarop Siggelkow soeverein door de wolken brak des te magischer – zie  ‘All this time’ en ‘What a mess!’, één van de zeldzame songs zijn uitroepteken waardig. Voeg daarbij de zoete gelatenheid van ‘Frostbite’ en de fantastische synthesizer-roetsjbaan die ‘The drain’ heet, en je hebt de reden waarom wij reikhalzend uitkeken naar Ellis’ debuutplaat ‘Born again’ – én de reden waarom die niet opnieuw in eigen beheer uitkomt, maar bij Fat Possum.

Waar de zang op ‘The fuzz’ nog als aquarelverf vermengde met de instrumentatie, worden de grenzen op ‘Born again’ meer absoluut gesteld middels een kundige productie. Dat heeft als kwalijke gevolg dat het spannende, het kolkende van eerdere songs hier zo goed als verdwenen is. Dichtst in de buurt komt een uitstekend ‘Saturn return’, maar in ‘Zhuangzi’s dream’ en ‘Into the trees’ kunnen we ons niet van de indruk ontdoen dat de uitbarstingen gecontroleerd klinken, een tikje berekend zelfs. De drumcomputer in het titelnummer is dan weer een afschaduwing van de trommelende gevaartes die we onderhand gewoon waren.

Die kundige productie heeft echter één groot pluspunt, en dat is dat de doorleefde pracht van Sikkelkows zanglijnen volledig op de voorgrond mag treden. Een geut galm eronder, en je krijgt bovendien dat heerlijke gevoel van nachtelijke leegte waar zoveel Mazzy Star-songs in baden. Een mooi ‘Pringle Creek’ ontluikt als een luie spaarlamp, terwijl ‘Embarrassing’ met zoveel urgentie van wal steekt dat wij zelfs geen “trein halen” meer konden murmelen. Tot slot kunnen we ons niet meer herinneren wanneer we voor het laatst een song met zoveel dromerige peis en vree hebben horen invallen als ‘Fall apart’ doet. Of toch: de oorstrelende single ‘Something blue’, die tamelijk onverklaarbaar geen aansluiting vond bij dit halfuur durend album.

‘Born again’ klinkt meer uitgedacht dan ‘The fuzz’. Dat gaat soms ten koste van de spanning, maar Ellis weet nog steeds prachtige liedjes te scheppen die de einder doen opgloeien en nieuwe sterrenbeelden aan het firmament toveren. Enfin, droompop.