Elvis Depressedly herrijst met een glimlachje op ‘Depressedelica’

door Mattias Goossens

Stellen dat de meeste singer-songwriters niet vrolijk zijn wanneer ze hun zielenroerselen op muziek zetten is een beetje zoals opmerken dat gekookte aardappelen niet het spannendste gerecht zijn. Soms overstijgt een artiest echter de clichés of gaat het echt mis. Beide zaken overkwamen Elvis Depressedly: het eerste met vorige album ‘New alhambra’, het tweede in de aanloop naar ‘Depressedelica’. Tussen die twee zitten vijf jaar, een jaar langer dan gepland doordat songschrijver Mathew Lee Cothran eerst zijn persoonlijke demonen (bipolaire stoornis, depressie, alcoholverslaving) te lijf wil gaan. Dat het album in het paasweekend verscheen en Cothran op de hoes de maan als aureool achter zich heeft, knipoogt niet bepaald subtiel naar die herrijzenis.

In tegenstelling tot wat de titel doet vermoeden, is het niet al droefenis troef op ‘Depressedelica’. Muzikaal dan toch: de opgewekte gitaartjes, subtiele electronica en autotune leiden de aandacht af van de bij momenten donkere teksten. Single ‘Jane, don’t you know me?’ liet al horen hoe Elvis Depressedelica een Bon Iver’tje doet, en die autotune is doorheen het album wel vaker prominent aanwezig. Wie daar niet van houdt, knapt daar hoogstwaarschijnlijk op af.

‘Depressedelica’ kan je ook interpreteren als woordspeling op het genre psychedelica, en Cothran lijkt z’n best te doen om een eigen genre te ontwikkelen. ‘Chariot’ combineert een energieke beat met autotune en gitaren, ‘Holo world’ en ‘Control’ doen hetzelfde met minder bpm’s. Opener ‘Who can be loved in this world’, ‘Can you hear my guitar rotting’ en vooral afsluitend tweeluik ‘Let break up the band’ en ‘New love in the summertime’ zijn Elvis Depressedly zoals we hem leren kennen en het liefst hebben: catchy met altijd die sluimerende onderliggende  melancholie.

Elvis Depressedelica is ondertussen een ander mens geworden, en ‘Depressedelica’ is een laatste terugblik naar een meer donkere periode. Er worden nieuwe dingen uitgeprobeerd, de ene keer al wat succesvoller dan de andere. Op dat vlak vertoont hij meer gelijkenissen met (Sandy) Alex G, die er ook een handje van wegheeft om pareltjes af te wisselen met abstract gebliep. Het merendeel van de nummers is echter wel raak, en wie voorbij de autotune kan luisteren vindt hier wederom heel wat moois om te koesteren.