Freddie Gibbs en The Alchemist hebben goud in handen op ‘Alfredo’

door Bert Scheemaker

Wie de spotlight wil vasthouden in de rapgame, moet productief zijn. Tenzij je tot het kransje toprappers behoort die het zich kan permitteren om slechts iedere paar jaar iets uit te brengen. Voor de rest is de concurrentie bikkelhard. En hoewel Freddie Gibbs nu niet bepaald een kleine naam is, brengt hij met de regelmaat van de klok nieuw werk uit. Sinds 2013 brengt hij ieder jaar een high profile project uit, met uitzondering van 2016, toen hij in de clinch lag met de arm der wet. Hetzelfde kan gezegd worden van The Alchemist, welbekend als de sidekick van Action Bronson in ‘Fuck, that’s delicious’. Dit jaar gooide hij al eens hoge ogen als de wonderboy achter de knoppen bij Conway zijn ‘Lulu’.

En nu is er dus ‘Alfredo’, dat bijna letterlijk uit de lucht kwam gevallen. Geen uitgebreide releasecampagne, geen billboards die Freddie en The Alchemist door onze strot rammen. Gewoon, een simpele aankondiging, snel nog een singlerelease (‘1985’) een dag op voorhand en klaar was kees. Veel franjes zijn niet besteed aan beide heren en dat blijkt uit ‘Alfredo’. We weten ondertussen wat we kunnen verwachten van het duo, zeker omdat ze ons enkele jaren al omver bliezen met ‘Fetti’, waar ook Curren$y op mee rapte.

Zo staat Freddie immer garant voor een hoop raps over cocaïne. Hij heeft er letterlijk zijn carrière mee opgebouwd, van dealer tot rapper. En wie zich daar mee inlaat, komt natuurlijk met het nodige geweld in aanraking, iets wat ook regelmatig naar voor komt in zijn teksten. ‘1985’ is een staalkaart van zijn kunnen: messcherp bars over drugs, referenties aan de populaire cultuur als ‘The last dance’ en ‘Tiger king’. Op het einde rapt hij nog “flow god level, like HOV speak” en daar is geen woord van gelogen. Freddie heeft de vinger aan de pols.

Gedurende 35 minuten geven beide heren een masterclass in hiphop en rap. Van de absurde samples die The Alchemist weet op te duikelen, tot de perfecte beats, hij kan het allemaal. Samen met Gibbs weten ze een soort van maffiasetting neer te zetten die blijft begeesteren. Al stopt het niet daar. Gibbs gaat verder dan de gewone ‘drugsrap’ en kiest van tijd tot tijd voor de nodige diepgang. Zo heeft hij het in ‘Scottie Beam’ over racial profiling vanwege de politie tegenover hem. Ontzettend accuraat en gezien de snelheid waarmee beide heren werken, misschien wel niet eens zo verwonderlijk dat die bars het album haalden.

Diezelfde diepgang weten de gasten op het album evenzeer te brengen. Conway The Machine beschouwt zijn keuzes als afwezige vader op ‘Babies and fools’. Rick Ross probeert dan weer in het reine te komen met zijn eigen mortaliteit wanneer hij zich afvraagt of hij de overleden basketster Kobe Bryant en zijn dochter ooit nog terug zal zien op ‘Scottie Beam’. Benny The Butcher dropt dan weer bars over de tegenslagen die hij te verwerken kreeg toen hij in Miami was op ‘Frank Lucas’ was en Tyler, The Creator, tenslotte, droomt uitbundig over een jacht dat hij nog niet kocht (‘Something to rap about’). Wat vooral opvalt is hoe perfect de gasten passen bij de sfeer van dit project en hoe goed ze The Alchemist zijn beats en Freddie zijn flows weten te omkaderen.

De superlatieven vliegen in het rond en dat is niet meer dan terecht. Wie geen hiphophead was op voorhand zal waarschijnlijk het licht niet zien door dit album. Wie het genre wel een warm hart toedraagt, vind hier een bescheiden meesterwerkje. Beide hoofdrolspelers zijn op het toppunt van hun kunnen en leveren een album af dat op geen enkel moment plooit voor de norm van de dag of de druk van de Spotify’s van deze wereld. Tien nummers, 35 minuten, all hits en no fillers en in de beste traditie die de rapgame te bieden heeft: meer moet dat niet zijn.