Hypoluxo doet verlangen naar zweterige rockshows

door Mattias Goossens

Liefhebbers van energieke indierock bleven dit jaar wat op hun honger zitten, maar dankzij Hypoluxo heeft 2020 op het nippertje alsnog een album dat je naar zweterige rockshows doet verlangen.

Bij een indierockband uit New York denk je de laatste jaren onwillekeurig meteen aan Parquet Courts. Dat Hypoluxo-frontman Samuel Cogen qua stemgeluid in hetzelfde timbre zit als PQ-gitarist Austin Brown maakt die referentie des te treffender. Op deze zelfgetitelde derde plaat klinkt de band een pak potiger en dynamischer, zeker in vergelijking met het shoegaze-achtige debuut ‘If language’ uit 2016. Ook Cogens stem is een pak zelfzekerder geworden. En terecht, want de band levert hier tien prima gitaarbommetjes af die samen afklokken op net geen half uur.

Muzikaal balanceert het viertal op ‘Hypoluxo’ tussen de hoekige riffs van Omni en Ought enerzijds en de melodieuze postpunkrevival-refreinen van vroege Editors, Interpol en The Strokes. Natuurlijk zijn ze daarbij ook schatplichtig aan een veel rijkere traditie die teruggaat tot net na de punkgeboorte eind jaren zeventig. De nummers zijn uit het leven gegrepen: ‘Nimbus’ haalt herinneringen op aan dagen als fietskoerier, terwijl ‘Shock’ verhaalt over hoe sommige vreselijke zaken onontkoombaar lijken – denk daarbij gerust aan de huidige pandemie.

Het album raast voorbij, en voor structuur of adempauze is geen tijd. Stuk voor stuk zijn dit zweterige songs waarmee je moeiteloos kleine zalen in beweging krijgt, met bovendien genoeg treffende lyrics en beklijvende gitaaruithalen die blijven hangen. We missen wel wat variatie of nummers die de ambitie hebben om uit te groeien naar iets groters. Maar wanneer afsluiter toepasselijk getitelde afsluiter ‘Sweat’ abrupt stopt en je met okselvijvers achterlaat, heb je toch vooral zin in meer.