Jess Williamson gaat door ups en downs op ‘Sorceress’

door Jens Wijnants

Bij elke stap die ze neemt, lijken haar ambities te groeien. Dat is alleszins wat beweerd wordt in het kamp van de Amerikaanse singer-songwriter Jess Williamson. Zo’n moedige uitspraak heeft slechts een paar woorden nodig, maar het effectief behalen van die doelen is een andere zaak. Het valt in ieder geval onmogelijk te weerleggen dat Williamson op de goede weg is. Met ‘Sorceress’ is ze al aan haar vierde album toe en als deze plaat dezelfde groei kent als voorganger ‘Cosmic wink’ dan valt er nog heel wat te verwachten van de Amerikaanse. ‘Cosmic wink’ stond immers bol van onvervalste countrypop met soeplepels psychedelica en klontjes folk, het type muziek dat perfect past bij een rit over Route 66.

‘Sorceress’ biedt meer van hetzelfde soort on-the-road-music en dat het liefst bij zonsondergang na een zwoele zomerdag. De snelweg die in het verleden bijna heel de VS doorkruiste, kan je perfect afrijden want ‘Sorceress’ heeft wortels die vertrekken vanuit de Westcoast en gaandeweg ook van elders invloeden meepikt. ‘Infinite scroll’ is ontegensprekelijk het prijsbeest van Williamsons nieuwste. De aanstekelijke synthesizermelodie start de motoren om zo ver mogelijk van het heden weg te dwalen. De warme, troostende melodieën gaan hand in hand met de stem van Williamson en geven de song een hoge popfactor van het goede soort. ‘Infinite scroll’ gaat echter niet alleen over eindeloos door het landschap rijden. De titel verwijst naar een webdesigntechniek waar je eindeloos en doelloos kan blijven scrollen terwijl de tijd van de dag voorbijvliegt (“Time did unfold, like an infinite scroll”).

Het hoge popgehalte van ‘Infinite scroll’ horen we ook tijdens ‘Wind on tin’. De doordravende drums gepaard met akoestische gitaar zorgt voor een mooie mengeling van folk en pop. Toch durft de singer-songwriter ook buiten de veilige grenzen te kijken. ‘How ya lonesome’ krijgt een wereldse Westernsfeer mee en de elektrische gitaren die het einde gezelschap houden lijken wel door een Toearegband gespeeld te zijn.

 

Niet alles is helaas positief. Wat achterwege gelaten mocht worden is het geluid van een zweepslag tijdens de titelsong ‘Sorceress’. Dat ze vlak daarvoor “But I’m not trying to tame a lion” zingt, maakt het daar niet beter op. Vervolgens is de muziek van Williamson net niet interessant genoeg om de volle aandacht erbij te houden. ‘Ponies in town’ is schattig, maar de gitaartokkels en melodieën zijn niet vindingrijk genoeg om overeind te blijven. Deze puntjes van kritiek komen bij vlagen terug naarmate het album het einde nadert. Alles klinkt mooi genoeg om te blijven luisteren, maar beklijft veel minder dan de eerste helft van de plaat.

Jess Williamson haar ambities zijn gerechtvaardigd op ‘Sorceress’. Ze toont uit het juiste hout gesneden te zijn, maar moet opletten met enkele valkuilen. De clichématige gitaararrangementen mogen gerust wat spannender en de soms op kitsch-afstevenende productietrucjes kunnen dan weer wat minder. Evengoed weet de Amerikaanse wel hoe ze een song moet schrijven en beschikt ze over genoeg capaciteiten om een plaat van inhoud en sfeer te voorzien.