Jónsi geeft met ‘Frakkur 2000-2004’ een inkijk in zijn meest experimentele fase

door Jonas Van Laere

IJsland. Het moet, naar ons bescheiden mening, één van de meest intrigerende landen zijn. Vaak wanneer één van hun exportproducten het vasteland bereikt, wordt onze neuronenoverdracht meer dan gemiddeld getriggerd. Nu het even rustig is rond zijn band Sigur Rós, zag Jón Þór Birgisson, beter bekend als Jónsi, een nieuwe kans om onze zintuigen op scherp te stellen. ‘2000-2004’ is een driedelige collectie elektronica die hij maakte onder zijn pseudoniem Frakkur. Elk luik werd gemaakt in een specifieke omgeving met andere apparatuur. Het resultaat is een elastisch speels experiment dat enkele pareltjes herbergt.

Jónsi zag Frakkur als een mogelijkheid om zijn muzikale nieuwsgierigheid grenzeloos te kunnen aftasten. De afwezige druk om een product te moeten afleveren zorgde voor een ongekende vrijheid om zich urenlang te verliezen in het uitvlooien van programmeermogelijkheden met een aftandse pc (‘The tank’), speelgoedpoppen of een Yamaha RS-7000 (‘The grey machine’). Dat dit nergens leidt tot onaanhoorbare soundscapes of een onsamenhangend geheel van geallieerde geluiden is een sierlijke pluim op Jónsi’s hoed.

De bombast die we gewoon zijn van bij Sigur Rós of het solowerk van Jónsi is afwezig op ‘2000-2004’. Wel aanwezig is het feeërieke, dat in ons hoofd steeds verbonden wordt met de IJslandse natuurpracht. De oudste nummers – ‘SFTLB1-9’ – doen beroep op je verbeelding, waarbij de figuren uit ‘The nightmare before christmas’ in een meeslepende opvolger gedropt worden. De naïeve ambient van ‘SFTLB2’ laat schitterende ijskristallen met elkaar communiceren, terwijl de de tribale ritmes in ‘SFTLB3’ Afrikaanse stammen op rondreis door de bossen van het hoge noorden weerspiegelen. Krakende vloeren rond een ondergronds ijsmeer (‘SFTLB5’) en de intimiteit van zachte gezangen (‘SFTLB9’) geven dit winterspektakel een uiterst filmisch karakter.

Geef kleine kinderen nooit speelgoed cadeau dat geluid maakt. Volwassenen worden namelijk lichtjes krankzinnig van de eindeloze herhaling der ergerlijke stemmetjes. Eenmaal gesampeled door Frakkur verandert een verzameling speelgoedpoppetjes in een serene clubsound. Stel dat Dan Deacon muziek zou maken voor bij het ochtendgloren, zou deze misschien wel klinken als ‘TB3’. De nummers ‘TB1-8’ zijn dwars, ingetogen en tegelijk kinderlijk vrolijk en we houden er meer van dan we zelf durven toegeven.

Het drieluik eindigt met de sequentie ‘PP1-7’. De onschuld moet hierbij plaats ruimen voor het breekbare. De soundscapes vervullen nog steeds hart, al blijft het ook ons meest delicate orgaan. Het voelt alleszins aan alsof Jónsi in dit experiment de zaadjes plantte die tot het succes van ‘Takk’ zouden leiden: de plaat waarmee Sigur Rós gebroken sprookjes liet zegevieren.

‘2000-2004’ mag dan wel geen referentieplaat zijn, ze geeft wel een interessante inkijk in de (experimenteer)wereld van Jón Þór Birgisson. Ze fascineert meer dan dat ze volkomen meesleept maar bevat genoeg pareltjes om niet enkel voer voor fans te zijn.