Kikagaku Moyo brengt behoorlijk achtergrondgeluid op ‘Masana temples’

door Gertie van den Bosch

Kika-wat?! Ja, het is even aandachtig wezen om de naam van deze psychrock en –folk band uit Tokyo met gemak uit te spreken. Westerse muziekgenres komen in Japan altijd een beetje later aandraven, maar Kikagaku Moyo (Japans voor “geometrische patronen”) slaagt erin om dezelfde sfeer van de sixties na te bootsen – een nasleep van zowat vijftig jaar, om het zo te zeggen. Met een geluid dat folk, krautrock en traditionele Indische muziek overspant, treden zij vandaag op de voorgrond van de Japanse psychscene met een eigen label “Guruguru Brain”. Hoewel ze momenteel het monopolie hebben, hebben ze niet opnieuw het warm water uitgevonden. Psych in Japan was in de jaren zestig en zeventig groot. Japanse groepen hadden wel het juiste idee en waren helemaal mee met de stijl, maar de typische ideologie ontbrak. We zijn nu best nieuwsgierig naar wat deze vijf hipp(i)e gasten hiermee zullen doen.

Bij het luisteren naar eerste plaat ‘House in the tall grass’, hoorden we een nogal brave poging tot imitatie. Vorig jaar brachten ze de ep ‘Stone garden’ uit, met letterlijk meer steenachtige en ruwere muziek. Het was dankzij deze dertig minuten durende uitbarsting van melodieën die de langharige vrienden een beetje meer blootstelling gaf voorbij de oevers van de vijver. Voor ‘Masana temples’ trokken ze naar Portugal om er te leren van jazzmuzikant en -producer Bruno Pernadas. Het album begint met een uitgerokken sitar jam, mooi ingestudeerd volgens de regels van de kunst.

‘Dripping sun’ en ‘Gatherings’ zijn dankzij hun afwisseling de hoogtepunten van de plaat (tegelijk ook de langste). Na een mooi staaltje krautrock, vertraagt ‘Dripping sun’ en treden er welgekomen gitaarrifs op, die af en toe het lef hebben om in ons oor te snijden en naar het einde toe uitmonden in een fantastische trip. Eerder hoorden we klanknabootsingen van Go Kurosawa en Tomo Katsurada. Ze drongen nooit zo zelfzeker door als nu.

Psychedelia is te horen op ‘Nazo nazo’, waarbij Kikagaku Moyo tevreden klinkt door het nummer rustig door te spelen op kruissnelheid. Heerlijk wegdromen is het bij ‘Orange peel’ waarbij de basstempels voelbaar zijn, en zanger Go Kurosawa betekenisloze klanken in je oor fluistert.

De architectuur van de meeste nummers valt het best te omschrijven als een plateau. Stuk voor stuk zijn het prima imitaties, maar vliegen ze nooit de bocht uit. ‘Nana’ en ‘Majupose’ bevatten allebei zeer degelijke gitaarlijnen, toch gaan ze nooit meer dan tien seconden ergens heen. Ook ‘Fluffy Kosmisch’ mist de Indische kruidenmix, hoewel de beat en experimentele rock ons zeker kunnen bekoren.

De band heeft talent, hoewel dit genre meer reactie vraagt. Tegen het einde van ‘Masana temples’ laten ze opnieuw een flinke maar korte bijdrage achter, op een al kort album dat alle echte kenmerken mist. Er is geen gevoel van progressie aanwezig en door het doelloos voortkabbelen van de nummers kunnen we het enkel bestempelen als aangenaam achtergrondgeluid.