Knarsentandende country op ‘Thawing dawn’ van A. Savage

door Mattias Goossens

Bij het begrip ‘hedendaagse country’ doemen veelal beelden van een jonge Taylor Swift op, maar ook in New York rolt er soms tuimelkruid doorheen de steegjes. Vraag maar aan Andrew Savage, die zijn thuisstaat Texas achter zich liet en met twee streekgenoten de verfrissende postpunk-formatie Parquet Courts oprichtte. Op debuut ‘Light up gold’ stond vijf jaar geleden nog een cowboy op een stier afgebeeld – een knipoog naar de redneck-roots van de uitgesproken liberale band. De vlucht naar New York was voor de zuiderlingen een zoektocht naar gelijkgestemde creatieve geesten die niet angstvallig aan (muzikale) tradities vastklampten.

Opgroeien in het conservatieve Texas liet echter zijn sporen na op Savage. Doorheen de jaren schreef hij heel wat nummers die niet pasten binnen de rauwe esthetiek van Parquet Courts, maar die hij ooit wel naar buiten wou laten komen. Die ooit is 2017, en de manier waarop is ‘Thawing dawn’, een collectie van tien nummers die hij samen met bevriende muzikanten uit Woods, Ultimate Painting, PC Worship, EZTV en Psychic TV inspeelde. De vorm is de country uit zijn kindertijd, de inhoud komt van een New Yorker die nog geen zin heeft om zich te nestelen maar tegelijkertijd eenzaam naar zichzelf kijkt in een smerige spiegel op z’n 31ste verjaardag.

‘Thawing dawn’ is geen makkelijke plaat en is minder meeslepend dan de begeesterende postpunk van Parquet Courts. Andrew Savage heeft er altijd een punt van gemaakt om zijn diepgravende, eloquente teksten op het voorplan te plaatsen, en in zijn solowerk is dat logischerwijs nog nadrukkelijker het geval. Tel daarbij de wel heel specifieke context en thematiek die moeilijk te vatten is voor wie niet in het zuiden van de Verenigde Staten is opgebracht, en je krijgt een album dat wel passeert maar niet blijft hangen. Wie de tijd neemt om zich vast te bijten, kan wel enkele beklijvende songs ontwaren.

De intellectuele parlando is voor Savage zowel een wapen als een schild. Neem nu het zeven minuten aanslepende ‘Ladies of Houston’, waarin Savage een soort van gedachtenstroom oproept en tegelijkertijd enkele van zijn meest expliciete tekstregels declameert, maar waarmee hij tegelijkertijd een rookwolk blaast om te verhullen waarover hij het echt heeft – al laat “The sadness I feel when he pollutes the screen” weinig aan de verbeelding over. ‘What do I do’, die andere song die vlotjes over de zevenminutengrens duikt, kenmerkt zich dan weer door de knetterende saxofoonbijdrages die doen denken aan de New Yorkse vrienden van Pill.

De country-invloeden schemeren het nadrukkelijkst door in het nostalgische ‘Phantom limbo’, tevens ook het oudste nummer van de plaat. Single ‘Winter in the south’ grijpt dan weer terug naar de spaghettiwestern-riedels die je al kon horen in ‘Berlin got blurry’ vanop het machtige ‘Human performance’. Het meest oprecht klinkt Savage in het afsluitende titelnummer. “No one knows you quite the way that I do” zucht hij, waarna een aftands orgeltje en een plotse break het simpele liedje uit elkaar halen. Hortend en stotend gaat het richting euforische einde, om alsnog te eindigen in majeur.

Andrew Savage toont zich op zijn eerste soloplaat een bedreven tekstschrijver die ook zonder gierende gitaren indruk kan maken. Alleen wisten we dat al dankzij enkele rustigere nummers van Parquet Courts. Het is daardoor moeilijk om deze plaat als meerwaarde of verrijking te zien. Wel bevestigt Savage zijn status van actuele criticus in enkele bedrieglijk traditionele nummers.

A. Savage speelt 25 januari in Nest (info & tickets).