Laura Gibson troost met sober gehuil op ‘Goners’

door Mattias Goossens

Tokkelend op haar gitaar of schuifelend achter haar piano: Laura Gibson heeft niet veel nodig om te ontroeren en beroeren. De Amerikaanse multi-instrumentaliste is met ‘Goners’ toe aan haar vijfde plaat, en daarop puurt ze haar tristesse verder uit.

‘Goners’ is een knipoog naar afscheid nemen, maar een lach hoef je niet te verwachten tijdens het beluisteren. Gibson opteert voor weemoed, met bij momenten subtiele houtblazers die voor een vergeelde, warme filter zorgen. Ondertussen schilferen haar woorden los, als loskomende verf in een huis dat veel te lang geen bewoning heeft gekend. Meestal houdt ze haar nummers klein en breekbaar, zoals in pianoballade ‘Marjory’. Op die trend is ‘Tenderness’ een uitzondering, want het mag helemaal openbloeien en nodigt zelfs uit tot meeneuriën.

Honden en wolven spelen de hoofdrol op deze plaat, en naar eigen zeggen mag je in de wolf op de albumhoes gerust haar onrustige ziel zien. In ‘Domestication’ verhaalt ze dan weer over een wolf die als vrouw doorheen het leven probeert te gaan. “Tore a hole in every dress I made / Knit our limbs and trimmed the ivy back / You let me lie in your bed / You saw my hunger / Called it tenderness“.

Afsluiten doet ze met haar meest persoonlijke afscheidsrelaas, namelijk dat van haar vader die stierf toen ze zelf nog vrij jong was. “I am like a dog always barking at a ghost” zucht ze haast, schipperend tussen Joanna Newsom en Regina Spektor.

Door de warme inkleding van haar nummers weet Laura Gibson van ‘Goners’ een troostende ervaring te maken. Spaarzaam en sober, en daardoor des te efficiënt.

Laura Gibson speelt 12 november in de Botanique.