Lissabon stroomt door de aderen van Nídia’s ‘Nídia é má, Nídia é fudida’

door Pascal Vandenberghe

“Kuduro ruled, the same as in the other barrios”,  aldus Nídia Sukulbembe in een interview met Thump over de muziek waarmee ze is opgegroeid. De twintigjarige producer – voorheen bekend als Nídia Minaj, nu gewoon Nídia – groeide op in Vale de Amoireira, een buitenwijk van Lissabon waar muziekstijlen zoals kuduro, tarraxinha en batida alomtegewoordig zijn. Op haar veertiende verhuisde ze naar het Franse Bordeaux, maar de voorliefde voor haar bakermat blijft sterk aanwezig. En dat merk je duidelijk in haar muziek.

Met behulp van FL Studio en Youtube-tutorials is Sukulbembe op enkele jaren tijd een toonaangevend begrip in de Portugese dance-scene geworden. In de kern van haar muziek schuilt een futuristische visie op house en een sterke connectie met haar Lissabonse roots. Geen beter dak om haar debuutalbum onder te brengen dan het vooraanstaande Príncipe Discos dus. Dat label zet al langer dan vandaag Lissabons springlevende muziekscene en culturele identiteit op de kaart met namen als Firmeza en DJ Nigga Fox.

De titel ‘Nídia é má, Nídia é fudida (“Nídia is bad, Nídia is fucked’”– als in “Nídia is cool) laat zich al meteen gelden op de opener ‘Mulher profissional’, ofwel ‘Professionele vrouw’. Op dat nummer zet  de Portugese haar identiteit krachtig in de verf met triomfante blazers, zwevende percussie en een als mantra fungerende oorlogskreet. Het energieniveau van het album schiet direct de hoogte in zonder voor ook maar één seconde gedurende het 32-minuten durende feest neer te komen.

Over het gehele album stelt Sukulbembe met duizelingwekkende één-tweetjes haar Afro-Portugese identiteit tentoon aan de hand van aanstekelijke kuduro-ritmes. Nídia bouwt haar muziek meticuleus uit met springerige percussie, korte synthmotiefjes en stotterende stemmetjes. Het samenspel van die verschillende elementen zorgt voor slimme, uiterst dansbare liedjes zoals ‘Biotheke’ en ‘House musik dedo’, of het bijna onnavolgbare ‘Puro tarraxo’. Het uitstekende footwork kunstwerk ‘Black origami’ van Jlin lijkt daarmee in gedachten niet veraf. Het snelle en repetitieve karakter werkt soms ook wat irritant. Zo stellen het gitaarloopje in ‘Underground’ of de dissonante bliepjeschaos in een nummer als ‘Arme’ je geduld eerder op de proef.

Er is gelukkig ook ruimte voor lichtere momenten zoals ‘I miss my ghetto’, waar het ritme wel behouden blijft maar het pianoriedeltje het nummer een nostalgische toon geeft. Op de afsluiter ‘Sinistro’ toont Nídia dat ze met gemak muziek kan maken die de dansvloer overstijgt. Met zweverige vocalen creëert de artieste een – zoals de titel al aangeeft – sinistere stemming, wat zorgt voor een perfecte comedown na het zweterige halfuurtje dat er net aan voorafging.

Met Nídia heeft Príncipe in ieder geval weer een bijzonder interessante artiest getekend. Nídia é mà, Nídia é fudidageeft in haar relatief korte speelduur (de nummers klokken zelden af op meer dan tweeënhalve minuut) een mooie weergave van het energieke en complexe karakter van wat ‘the Underground sound of Lisbon’ in 2017 inhoudt.

Nídia speelt 25 augustus op Príncipe Label Night in het kader van Feeërieën (info).