Local Natives verslikken zich tijdens ‘Sunlit youth’ in groteske indiepop

door Mattias Goossens

Verveling bestaat niet meer. Op een dood moment is er altijd nog wel ergens een album te beluisteren, een serie te bingen of een link om op door te klikken. Ik zou niet willen weten hoeveel uren ik al verspild heb met het doorklikken op Youtube-video’s. Filmpjes van ‘How it’s made’ bijvoorbeeld. Vinylplaten, hotdogworstjes, sinaasappelsap: het zijn maar enkele voorbeelden van eindproducten wiens totstandkoming uit de doeken wordt gedaan door een van alle emotie gestripte vertelstem. Dankzij die filmpjes kreeg ik onder andere een beeld van hoe geperst sinaasappelsap ontdaan wordt van alle vocht, om vervolgens het concentraat (een smakeloze oranje pulp) te verschepen naar alle uithoeken van de wereld. Daar wordt het dan aangelengd met suiker, allerlei bewaarmiddelen en water om het in die vorm in de supermarkt te krijgen. Natuurlijk is dat niet zo lekker als wanneer je zelf een halve fruitmand uitperst. Het is die gedachte die overheerst bij de nieuwste Local Natives, die net als sinaasappels uit het zonovergoten Californië afkomstig zijn. De toegevoegde bewaarmiddelen en zoetstoffen van dienst: alomtegenwoordige synths.

Breed uitwaaierende gitaren, grootse refreinen, een overdaad aan “oh oh ooh’tjes“: Local Natives kwamen er vooralsnog meestal weg. Omdat ze met die clichés aanstekelijke, zomerse nummers wisten te maken die destijds zo fris in de oren klonken en altijd hun donker, melancholisch kantje hadden. Tijdens het beluisteren van ‘Sunlit youth’ stel je echter vast dat al het water is uitgekookt, en enkel de pulp overblijft. Dat residu mag dan wel de essentie van de band zijn, zonder de randelementen proeft het vrij smakeloos. Of misschien hebben wij wat meer tijd nodig om ons aan te passen aan deze in de zon geblakerde ‘Sunlit youth’, zoals een sample “It takes a moment for your eyes to adjust / Step out into the sun” aangeeft in opener ‘Villainy’.

Ons geduld wordt na het makke ‘Past lives’ inderdaad beloond. ‘Dark days’ maakt slim gebruik van hun kenmerkende harmoniezang, waarin de heren worden bijgestaan door Nina Persson van The Cardigans. De vroeg geloste single ‘Fountain of youth’ klinkt reeds vertrouwd in de oren, met een trage opbouw die uitmond in een grotesk refrein dat live ongetwijfeld luidkeels zal worden meegezongen. Of neem nu ‘Mother emmanuel’, met al die “ah ah ah“, “oh oh oh” en “oeh oeh oehs“. Eigenlijk klinkt dit album vooral als een schaalvergroting, met een toename in bombast als ietwat logisch gevolg. Ter vergelijking: drie jaar geleden verzorgden Local Natives nog het voorprogramma van The National in het Koninklijk Circus, nu moeten ze die zaal op eigen kracht inpakken. Stellen dat deze ‘Sunlit youth’ hun eigenste ‘Viva la vida’ is, zou wat overdreven zijn. Wel maken ze de omzwaai naar indiepop waarin het grote gebaar de maat zwaait – denk Bastille en Fun. “We can do whatever we want” – allemaal goed en wel, maar dit klinkt wel erg volgens het boekje.

Het is gelukkig niet al overdreven dramatiek wat de klok slaat. ‘Coins’ is samen met het eerder vermelde ‘Villainy’ en ‘Dark days’ waarschijnlijk onze favoriet van de plaat. Stuiterend gitaarlijntje, meeslepende zanglijn en een synthesizer die zich niet te opdringerig naar de voorgrond werkt: wanneer ze de juiste balans vinden klinken Local Natives nog steeds fris en fruitig. Hier en daar is er tussen de majeurakkoorden door plaats voor wat intimistische nummers. ‘Jellyfish’ en ‘Ellie alice’ zijn niet toevallig meteen ook de kortste nummers op deze langspeler. ‘Everything all at once’ verzandt in de slotspurt in overdreven dramatiek, en afsluiter ‘Sea of years’ klinkt helaas behoorlijk uitgeperst.

Zonder ruwe randjes zijn Local Natives op ‘Sunlit youth’  vrij smakeloos. Verfrissend voor even, maar mogen we in de toekomst terug een plaatje met the real deal?

Album verdeeld door PIAS.

Local Natives spelen 12 november in het Koninklijk Circus. Info en tickets vind je op de website van de zaal.