Met ‘Never let me go’ nadert Placebo het niveau van weleer

door Martijn Bas

Een nieuw album van Placebo, zit daar anno 2022 eigenlijk nog iemand op te wachten? Ondergetekende was een grote fan in hun hoogdagen, dus ja, stiekem wel. De invloed van de androgyne Britse rockband was indertijd zeker niet te onderschatten. Zelfs voor wie gaandeweg stopte hen te volgen nadat ze over hun hoogtepunt heen waren, zorgden ze voor een opening naar meer artistiek verantwoorde artiesten (David Bowie, Sonic Youth, My Bloody Valentine). Daarom zal Placebo voor velen een belangrijke groep blijven, en een flinke portie nostalgie draagt daar uiteraard ook aan bij. 

De vorige twee platen, waarvan de laatste reeds uit 2013 dateert, waren serieuze tegenvallers. Teveel nadruk op Molko’s zang, de geloofwaardigheid was ver zoek en de muziek werd wel erg flauw. Brian Molko en Stefan Olsdal – want tegenwoordig is Placebo een duo – opereerden het vorige decennium dan ook voornamelijk als rock-veteranen door menig festival te headlinen. Daar brachten ze dan overwegend hun klassiekers, aangevuld met enkele albumtracks uit ‘Loud like love’ die niemand wilde horen. Maar toen vorig jaar single ‘Beautiful James’ uit het niets verscheen, werd de interesse naar nieuw werk opnieuw gewekt. 

We gaan niet langer rond de pot draaien : ‘Never let me go’, de achtste langspeler van Placebo, is hun beste sinds ‘Sleeping with ghosts’ uit 2003. Tracks als de industrial-getinte opener ‘Forever chemicals’, ‘Beautiful James’ en ‘Twin demons’ zijn energieke, melancholische rockers die met hun simpele gitaarriffs en synth-melodieën tonen dat de gekende Placebo-sound in 2022 nog steeds mee kan.

Ondanks dat de band gereduceerd is tot een duo, klonk Placebo nog nooit zo vol. Olsdal en Molko hebben alle registers opengetrokken, in ‘The prodigal’ horen we zelfs een strijkensemble. Dankzij de gedetailleerde mix, duikt er regelmatig een synth-of gitaarlijn op die je nog niet eerder had gespot. En waar in het verleden de elektronica nogal eens geforceerd durfde overkomen (“kijk ons, de gitaarband, eens elektronica gebruiken”), wordt deze nu smaakvol ingezet zoals in de intrigerende afsluiters ‘Went missing’ en ‘Fix yourself’. 

Afgezien van hun debuut (1996) en ‘Without you I’m nothing’ (1998) is geen enkel Placebo-album perfect. ‘Never let me go’ helaas ook niet. De grootste zwaktes van Placebo blijven aanwezig. Neem nu de teksten van Molko, die frequent onnodige herhalingen bevatten (‘Surrounded by spies’), oppervlakkig zijn (“A hug is just another way of hiding your face” uit ‘Hugz’) en regelmatig voorspelbaar rijmen. Wat eveneens betreurenswaardig is, is dat het duo zich bij wijlen nog profileert als een festivalband, bijvoorbeeld in ‘Try better next time’, dat met een te makkelijk refrein als enige doel heeft een grote menigte te laten meezingen.

Gelukkig heeft het duo vooral geleerd uit z’n fouten en valt er voor de rest – tegen alle verwachtingen in – bijzonder veel te genieten op ‘Never let me go’. Dat dit Placebo’s langste, meest gevarieerde lp is en dat deze amper inzakt verdient zeker lof. Dat de band nog steeds cheesy en pompeus klinkt moet je er gewoon bij nemen. Na negen jaar een nieuw album uitbrengen is niet evident, maar Placebo stelt allesbehalve teleur.