Palm experimenteert gretig op het strand van ‘Rock island’

door Pascal Vandenberghe

Om de zoveel tijd wordt er wel eens geschreeuwd dat rock voorbijgestreefd en op z’n retour is. Begin dit jaar werd dat deels concreet, een van de take-aways uit Nielsens jaarraport was dat hiphop en r&b rock in 2017 voorbijgestoken hebben als dominante genres in de Verenigde Staten. Je kan dat zien als een teken aan de wand dat rock ten dode is opgeschreven, anderzijds is er echter geen nood om daardoor defatistisch te tobben over de toekomst van de gitaarmuziek. Er zijn namelijk meer dan genoeg artiesten aan de grondstroom die het springlevend houden. En laat dat nu meteen ook het straatje zijn waar Palm volledig in thuishoort.

Het muzikaal autodidactische viertal uit New York doopte z’n tweede plaat ‘Rock island’ met het mantra “rock is dood, lang leve rock” in het achterhoofd. Ze houden zich indachtig dat rock als concept – mede dankzij talloze bands van zowel vroeger als nu – een opgeblazen karikatuur van zichzelf geworden is, maar willen tegelijk de tradities eren. De groep haalde in een interview met The Fader aan dat inventief zijn en grenzen verleggen daar inherent aan verbonden zijn. Op dit album voegt Palm daad bij het woord.

De muziek van het kwartet klinkt op ‘Rock island’ speels, maar het is al van in het begin duidelijk dat de artrockers zichzelf bloedserieus nemen en vooral hun best doen om die inventieve karaktertrek alle eer aan te doen. De band toont op ‘Rock island’ dat ze de kunst van de deconstructie tot in de naad beheerst door bruisende popnummers te verhakselen, om ze daarna terug aan elkaar te lijmen tot zenuwprikkelende liedjes die lustig alle kanten op stuiteren. Dat vertaalt zich in de eerste plaats in een wirwar van complexe ritmes en onvoorspelbare tempowisselingen, die van nummers als ‘Dog milk’, Audiotree Live-favorietje ‘Composite’ en ‘Forced hand’ sprankelende krachttoeren maken. De New Yorkers tonen zich zo op ‘Rock island’ bij momenten dadaïsten van een hogere orde dan Animal Collective – een van Palms voornaamste inspiratiebronnen – op ‘Painting with’.

We zeggen “bij momenten”, want die cocktail slaat niet overal even sterk in. Zo stuwt ‘Heavy lifting’ bijvoorbeeld eerder richtingloos voort, waardoor het nummer na tweeënhalve minuut al uitgeblust lijkt. Ook ‘Swimmer’ en het instrumentale ‘Theme from Rock Island’ zijn in hetzelfde meanderende bedje ziek. De combinatie van dat stuurloze met de nogal flauwe digitale blazers op ‘Swimmer’ werkt bijgevolg meer op de zenuwen dan dat het prikkelt. Elders werken instrumentale toevoegingen aan de standaard (en ik gebruik dit woord licht, weinig komt hier ook maar in de buurt van standaard) gitaar-bas-drum echter net heel goed. Zo worden in ‘Pearly’ en ‘Dog milk’ warme MIDI-steeldrums ingezet tegen de gemanipuleerde zang van Eve Alpert en Kasra Kurt, wat zorgt voor een levendige toets. Die tropische touch geeft eveneens aan dat Palms teergeliefde Rock island ergens rond of onder de evenaar moet liggen.

Palm springt op ‘Rock island’ met een aanstekelijk enthousiasme in het rusteloze experiment, soms onbezonnen met de voeten vooruit, maar gelukkig meestal met een geslaagde landing. De Amerikanen zetten in op een drukke totaalbelevenis waar ze met een brede grijns (indie)rockconventies dooreenschudden. Hoewel er soms wel heel dicht aangeschurkt wordt tegen hun invloeden (voornamelijk Animal Collective, Deerhoof en Battles steken af en toe de kop op), straalt de groep een soort kinderlijke, oprechte verwondering uit die hen daar genoeg van onderscheidt en hen ruimte biedt om zelf tot een gevestigde naam uit te groeien.

Je kan Palm op 8 juni live aan het werk zien op Best Kept Secret in de Beekse Bergen (info & tickets).