Pixies herstellen langzamerhand het vertrouwen met ‘Beneath the eyrie’

door Nina van den Broek

Er slingerden eind jaren negentig veel cd-hoezen rond in onze woonkamer, maar er was er eentje die steeds opnieuw mijn aandacht trok: die waarop oogballen met grote, helderblauwe irissen uit een soort schuimachtige muur krioelden als wormen uit natte aarde. ‘Trompe le monde’ stond ergens halverwege in gele letters onder de roodroze naam van de band: ‘Pixies’, met vleugeltje aan de ‘P’. ‘Trompe le monde’ was Pixies’ laatste plaat voor de definitieve reünie uit 2014, daartussen zaten vooral veel, heel veel reünietours – als gevolg gaat de legende dat de “oeh-oeh”- echo uit ‘Where is my mind’ in sommige concertzalen nog steeds de betonnen muren rondbotst. Niet dat we er rouwig om zijn; de Pixies zorgden er zo voor dat elke fan die ten tijde van de bands hoogdagen nog in de pampers zat of wiens ouders’ eicel en zaadcel nog niet versmolten waren – ondergetekende inclusief – ze toch nog aan het werk kon zien.

En of het de moeite was om die hoogdagen te herbeleven. De Pixies konden tijdens hun pre-reünietijdperk misschien op minder bijval rekenen dan hun vroegere en latere muzikale bewonderaars (Radiohead, David Bowie, The Smashing Pumpkins…), maar verwierven vooral na hun split wel veel status als invloedrijke proto-grungehelden. Met ‘Surfer Rosa’, hun debuut, lanceerden ze de kenmerkende zacht-luid-zachtdynamiek die de alternatieve rock tout court op zijn kop zette. ‘Doolittle’, hun tweede album, duikt met recht en rede steeds op in “beste album”-lijstjes. En Kurt Cobain, die was zo overweldigd door de Pixies’ geluid dat hij het probeerde imiteren en er warempel een wereldhit mee schreef (‘Smells like teen spirit’). Waren de critici ongemeen streng voor comebackalbums ‘Indie cindy’ en ‘Head carrier’ omdat de Pixies de weg naar een nieuw rocktijdperk te nauwkeurig hadden geplaveid? Toegegeven: er zaten wat bulten en putten in hun nieuwe werk, maar echt slecht kon je het – vooral ‘Head Carrier’ – ook niet noemen.

 

‘Beneath the eyrie’ is dat ook niet. Wie een beetje vertrouwd is met hun geluid, hoort dat dit een Pixies-plaat is. Vooral het typische, licht op je ongemak stellende, snijdende gitaarwerk van Joey Santiago zit nog steeds fijntjes doorheen de nummers geweven, en ook niet-meer-zo-nieuwe bassiste Paz Lechantin doet haar best om met prominente baslijnen en harmonieuze backings de schaduw van Kim Deal van zich af te schudden. Met opener ‘In the arms of mrs. mark of cain’ steekt het album op spannende wijze van wal; de percussie swingt, de bas klinkt loodzwaar, en de spookachtige synths en de scheurende gitaar die ergens halverwege de Western-tour opgaat, geven het geheel een filmisch tintje. Ook ‘Los surfers muertos’, waarin de Pixies hun liefde voor surf- en macabere thema’s terug opdiepen, en ‘Bird of prey’ zijn degelijke nummers. Heel wat minder is echter bijvoorbeeld ‘Ready for love’, een slappe bedoening waarop Black Francis  zowaar beweert dat hij klaar is voor de liefde. Het contrast met de teksten van weleer tjokvol gewelddadige bijbelreferenties en opengesneden oogballen is gigantisch. En kan poppy single ‘On graveyard hill’ er nog nét mee door, dan is ‘Catfish kate’ is met een feel good-refrein vol handjesgeklap een popbrug te ver. 

Tussen het beste en het slechtste op ‘Beneath the eyrie’ zit heel wat materiaal dat schippert tussen verdraagzame gemiddeldes en verveling: wat te denken van nummers zoals het ietwat onnozele ‘This is my fate’ of ‘Silver bullet’? Ze instant naar de prullenbak verwijzen is te streng, overtuigen doen ze evenmin. Het album bevat echter wel meer songs die niet instant overtuigen; ‘Beneath the eyrie’ is een plaat die een beetje aan je moet groeien. ‘Long rider’ klinkt bijvoorbeeld misschien afgezaagd en onorigineel op het eerste gehoor, maar is eigenlijk een Pixies-song pur sang: Black Francis klinkt – in tegenstelling tot elders – jeugdiger dan ooit tevoren, het eerst vervelend voorspelbare refrein wordt al snel enthousiast meegebruld en in de strofes zit de atypische scheefheid en verstoring die de Pixies zo typeren. Wie de zevende van de Pixies dus oppervlakkig beoordeelt, komt al gauw bedrogen uit. De rauwe energie van de eerste twee albums, mede gecreëerd door Black Francis’ snedige uithalen en David Loverings opzwepende, versnellende drums is inderdaad ver weg – enkel op ‘St. nazaire’ gaan alle remmen, zij het met wat roest op, nog eens los. Maar wie ze een tweede kans geeft, hoort een album dat  op z’n beste momenten doet denken aan het betere werk op ‘Bossanova’ en ‘Trompe le monde’. En dat is vaak heel wat beter dan wat gemiddeld op onze trommelvliezen wordt afgevuurd.  

  

Belangrijk is misschien wel deze vraag: is het fair een band te blijven beoordelen op z’n beste eerste twee platen? En wát voor platen: ze schudden de hele alternatieve rockscène voor goed door elkaar. De Pixies voor eeuwig afrekenen op hun eigen succes is niet nodig. Het is Black Francis op z’n vierenvijftigste ook vergeven om het niet meer al jankend en schreeuwend over incest te hebben, maar zich met duidelijk hoorbaar meer doorleefde stem toe te leggen op meer theatrale thema’s zoals hekserij en mythische wezens. ‘Beneath the eyrie’ is heus geen slechte plaat. Ze verdient een al te streng en oppervlakkig oordeel niet en geeft de Pixies aardig wat nummers om hun verder vooral nostalgische setlist mee op te frissen. Dat ons hart het hardste slaat als we baslijn van ‘Debaser’ of de door-merg-en-been-snijdende gitaarintro van ‘Caribou’ horen, doet daar geen afbreuk aan. 

 

Pixies spelen op 16 oktober in Vorst Nationaal (tickets en info).