Psycho 44 combineert kroegentochten met clubraves op ‘Unreality I’

door Mattias Goossens

Vergeet zitten of corona: keuzestress lijkt wel de ziekte van deze tijd. Of toch in muziekland: steeds meer muzikanten brengen op korte tijd twee albums uit die eigenlijk een geheel vormen of met elkaar verbonden zijn. Geen quarantaine die de trend uit onze contreien weert, want ook Psycho 44 valt ten prooi. Of dat een slechte zaak is, zal pas blijken wanneer deel twee te beluisteren is (eind dit jaar of begin volgend jaar). Voorlopig moeten we het dus met deel 1 doen.

Kleine opfrissing voor wie pas na 9/11 ter wereld kwam. Psycho 44 ontstond in de Kempen, greep in 2010 net naast het podium van Humo’s Rock Rally en debuteerde drie jaar later met ‘Suburban guide to springtide’. Singles ‘All my demons have distortion’ en ‘Dance mthrfckr dance’ werden Afrekening-klassiekers, maar daarna werd het stil. Tot eind 2018 ‘Call of the void’ die stilte doorbrak. Fastforward nog eens twee jaar, en we zitten aan het eerste deel van ‘Unreality’.

Vroeger werd de band nogal gemakzuchtig in één adem genoemd met de stonerrock van Queens Of The Stone Age – ze mochten niet geheel toevallig hun voorprogramma verzorgen in 2013. Nochtans heeft het viertal altijd al meer synthesizers tussen z’n riffs gemoffeld. Ondertussen zijn de kerels zich een meer eigen geluid aangemeten. Daarvoor werkten ze samen met producer Thomas Valkiers, stilaan verantwoordelijk voor hét Belgische garagegeluid (als dat er al is).

Fans van de oudere radiohits zullen mogelijks met honger huiswaarts keren na dit eerste luik van ‘Unreality’. Wie al de rest wat de band al maakte fantastisch vindt, geeft z’n oren de kost. De riffs zijn nog steeds hard (‘Rational love), en de electronica wordt op een originele en eigen manier verwerkt in het geheel. Zo lijkt ‘Call of the void’ wel via een defecte inbelmodem binnen te komen. Soms neemt die electronica zelfs de bovenhand: ‘Carbon monoxide blues’ had op een recente plaat van Goose kunnen staan. Wat later schuurt ‘Girl talk’ vervaarlijk aan tegen The Hickey Underworld. Energieke rocker ‘Tastemaker’ houdt het midden tussen de twee en zou even goed in een groezelig café of donkere club kunnen werken.

Mochten de twee ‘Unreality’-delen op één schijfje geperst worden, zijn er enkele nummers van dit eerste deel die we zonder veel hartzeer zouden schrappen. ‘Rational love’ voegt met z’n “oeh”-kreetjes en stemvervorming die wel heel opzichtig aan Josh Homme doet denken weinig toe, en ‘Tear (Face off)’ kampt met een te belegen refrein. Psycho 44 speelt niet de makkelijkste muziek om fris mee uit de hoek te komen, maar hier zit een wel heel muf luchtje aan. 

Afsluiter ‘Solitude in paradise’ start dan weer opvallend rustig, met enkel percussie en subtiele synths. Daardoor gaat alle aandacht naar de stem van frontman Gaelian Laheye, die toch meer indruk maakt wanneer hij meer longinhoud door z’n strottenhoofd jaagt. Gelukkig duurt dit vaarwel zeven minuten, en zorgen de laatste twee ontsporende minuten alsnog voor een verschroeiende finale.

Psycho 44 klinkt ambitieuzer en eigenzinniger, al vallen deze acht nummers als album wat mager uit. Snel werk maken van die tweede dus, al zullen we het viertal waarschijnlijk nooit op overhaaste releases kunnen betrappen.

Pyscho 44 stelt zaterdag 29 februari z’n nieuwste album voor in een uitverkochte Trix.