Ride vergeet zichzelf als invloed op ‘Weather diaries’

door Pieter D'Hooghe

Begin jaren negentig kroop het shoegaze-genre uit de schaduw om even de muzikale wereld te beheersen. Slowdive perfectioneerde de reverb- en echo-technieken, My Bloody Valentine de allesvernietigende wall of sound en Ride, een kwartet uit Oxford, probeerde een geluid te zoeken tussen shoegaze en de opkomende britpop. Waar op debuut ‘Nowhere’ (1990) de rauwheid nog domineerde, vond de groep twee jaar later op ‘Going blank again’ toch de brug die het zo ambieerde. Ride had een eigen smoel gevonden, leek het. Groeiende onenigheden tussen de twee sterkhouders van de band Mark Gardener en Andy Bell, zorgden er echter voor dat die eigenheid al snel verloren ging in een halfslagse poging tot het verder benaderen van de britpopsound. De heren maakten het zo bont dat het laatste album van Ride, ‘Tarantula’ (1996), slechts een week in de rekken lag alvorens genadeloos teruggeroepen te worden.

Zo’n fout kom je als band natuurlijk maar moeilijk te boven. Ride implodeerde en zou lange tijd niets meer van zich laten horen. In 2014 kwam er dan, naar het voorbeeld van genregenoten Slowdive en Jesus and Mary Chain, toch een reünietour. Die bevestigde dat het kwartet er live nog steeds stond als een huis. Maar net als voorgenoemde medemuzikanten, voelde ook Ride de nood aan het maken van een nieuw album. ‘Weather diaries’ is het resultaat van dat onmogelijk te negeren gevoel. Jammer genoeg valt de plaat zelf makkelijker te negeren.

Waar Ride vroeger een aparte sound had gevonden en zich daar doorheen een volledig album trouw aan kon houden, springt het kwartet op ‘Weather diaries’ van de hak op de tak. “Het album is gelijke delen William Basinski en Motorhead,” gaf Bell mee in een interview. Dat alleen al voorspelde niet veel goeds, al moeten we toegeven dat we geen van beide artiesten per se terug vinden bij het beluisteren van het album. Of het moet zijn dat Bell bedoelde dat er een ambient intermezzo (‘Integration tape’) en een harder intermezzo (‘Lateral Alice’) aanwezig is. Tja, dan kunnen wij nog negen andere artiesten ter vergelijking opgeven. Een grote afwezige? Ride zelf.

Ligt het misschien aan nu-rave -producer Erol Alkan? Heeft hij de veertigers aangespoord tot het overmatig gebruik van synthesizers (‘Rocket silver symphony’) en irritante stemsamples (‘All I want’)? Die toevoeging van elektronische elementen zou een beslissing van de band zelf zijn maar niemand zit volgens ons te wachten op shoegazehelden die hun gitaren na twintig jaar afwezigheid inruilen voor synthesizers. Nog zoiets: waar teksten van Gardener en Bell vroeger tot de verbeelding durfden spreken, gaan ze nu niet verder dan het overromantiseren van een jongedame op het strand (‘Cali’) of een opvolging van immens tweetbare dooddoeners (“You never know what someone’s thinking, until they’re just about to go” uit de titeltrack).

Is ‘Weather diaries’ dan een rotslecht album? Nee. Het heeft genietbare momenten en immens luisterbare songs maar weinig ziel. Geen Ride-gezicht. Geen eigenheid. De heren van Ride verslikken zich in het willen aanspreken van een publiek dat niet dat van hen is. Het moest een ‘Vapour trail’-light worden, naar eigen zeggen, om dat nieuw publiek in te leiden in hun muziek. Dit album voelt echter nooit als een inleiding op de muziek die Ride ten tijde van ‘Nowhere’ of ‘Going blank again’ maakte. Het is easy listening, zonder veel meer. Wij hadden liever een ‘Vapour trail 2.0’ gehad die bleef hangen.

Lees hier het interview dat we met de band hadden.

Ride speelt 30 oktober in de Botanique (info & tickets)