Slaves graaft in allerlei genres en levert compromisloos ‘Take control’ af

door Gilles Dierickx

In Britse muzieksferen borrelt er overal en altijd wel een en ander. Tegenwoordig deelt rauw garage-, punk- en ander rock-’n-rollgeweld er harmonisch het bed met grime en elektronische genres als UK bass, en gaan ze gretig lenen bij elkaars attitudes en invloeden. Twee blokes uit Kent zijn al een vijftal jaar het levende bewijs van een oogkleploos opgroeien tussen de Engelse muziekerfenis, en breidden als Slaves zopas een vervolg aan het Mercury Prize-genomineerde ‘Are you satisfied’, uit 2015. Punk in de fundamenten, maar doorspekt met meer hiphop, blues, indie en elektronische drumbeats: ’Take control’ is compromisloos, en toont aan dat Isaac Holman en Laurie Vincent hun plek als gevestigde waarde binnen het circuit van de gitaarmuziek nu volledig verdiend hebben.

Die mengelmoes aan genres komt echter wel langzaam tot stand. ‘Spit it out’, opener en eerste single, is nog oldschool Slaves. Gedempte, door hardcore-geïnspireerde riffs, no nonsense drums (Isaac speelt met niets meer dan een omgedraaide basdrum, een snare en twee cymbalen) en schreeuwerige, repetitieve vocals. Op ’Hypnotised’ en ‘Consume or be consumed’ wisselt Laurie z’n zes snaren al in voor een bas, en dat blijkt slim: hij maakt de onderlaag van de (erg) hiphop-geïnspireerde vibe van de nummers zo enkel oprechter. De featuring van Beastie Boy (!) Mike D en dat dreigend orgel als extra melodietje tillen ‘Consume’ tenslotte naar de top drie van het album.

Net daarom voelt het wat vreemd aan dat uitgerekend de titeltrack weer uit dat hardcorepunk-vaatje tapt: ondertussen kunnen Lauries gitaarlijnen nergens nog écht verrassen – laat staan bekoren. Slaves heeft meer in z’n mars, getuige het tragere ‘Rich man’, dat net als ‘Lies’ knipoogt naar radiovriendelijke (nu ja) indierock. Na zo’n nummer of acht begint het toch weer wat te dagen dat Holman en Vincent hun typische opbouw net wat te graag omarmen – iets dat ook op de vorige plaat een probleempje bleek. Eerst een riff, daarop een vocal, dan een – best voorspelbare – drumlijn die ooit wel weer even wegvalt: het is een handelsmerk, maar soms evengoed een beperking.

‘Fuck the hi-hat’ mag waarschijnlijk doorgaan als Isaacs levensmotto (die “I don’t need it!” op ’t einde is ie wel erg radicaal), toch laat je dit lofi intermezzo van vijfenveertig seconden beter voor wat het maar is: een lofi intermezzo van vijfenveertig seconden. Bijna zoals deze alinea, eigenlijk.

Zou het toeval zijn? Telkens wanneer Laurie z’n bas opneemt, voelt een nummer meteen goed. Zo ook het zwalpende ’People that you meet’ (waarop de drummer van Wolf Alice – én een hi-hat! – te horen zijn), dat misschien wel de meest verrassende Slaveskant laat zien; Isaac zingt quasi alsof het een kinderversje was, en er zit praktisch meer melodie in dan bij alle voorgaande ‘gitaarnummers’ samen. En verdorie, hoe verder op het album hoe meer het duo blijkbaar begint te graven in andere genres: ‘Steel clear’ heeft iets van triphop in de vorm van een depri, uitgepuurde Gorillaz-track. Ook op ‘Angelica’ zoekt Isaac nog eens zijn toevlucht bij de drumcomputers, terwijl de synths ‘STD’s/PHD’s’ een grimejasje omdoen.

Invloeden en invalshoeken te over op ‘Take control’, da’s duidelijk. Laurie en Isaac wisten dat ze geen tweede gitaar+drumsalbum konden maken, en komen effectief verrassend vernieuwend naar buiten. Ja, er staat hier en daar wel iets met bedenkelijk potentieel op het album, maar dat wordt volledig gecompenseerd door de originaliteit van dat handvol laatste songs, waarop bassriffs toevallig ook de hoofdrol krijgen. Wat zou dat geven op een volgende plaat? Eerst een – naar goede gewoonte stevige – tour afwerken, moet Slaves nu denken.

Het Britse duo passeert ook in ons land: op 9 november kan je zien in de Kreun aan het werk zien (info & tickets).

Album verdeeld door Universal Music Belgium.