Stadt – Escalators: Metamorfoses anno nu 

door Matthias Desmet

Er was ooit een tijdperk waar metamorfoses enkel waren weggelegd voor de losbandige goden die fluks door de gedichten van Ovidius dartelden. Een stier? een arend? Jupiter draade er zijn hand niet voor om. Eén vingerknip en de oppergod was onherkenbaar veranderd. Tegenwoordig is moeiteloos transformeren weggelegd voor musici, zo lijkt het. Ten bewijze: Fulco Ottervanger en Simon segers. Eerder zochten ze zich als twee derden van De Beren Gieren een weg doorheen eenn van de avontuurlijkste jazzplaten van dit jaar, nu ligt hier de tweede worp van Stadt voor ons. Fulco en Simon nemen de helft van de partijen voor hun rekening, aan de zijde van bassist Joris Cool en gitarist Frederik Segers (inderdaad de broer). Een glimmende psychrockplaat is het resultaat. Je had eerder in die kever Gregor Samsa herkend, dan in deze rockertjes De Beren Gieren. Ziehier ‘Die Verwandlung 2.0’.

Jazz is dood, leve jazz: na het gretige STUFF., het gezellige Nordmann en het stomende Ifa y Xango, prijkt dus op deze site, al voor de vierde maal dit jaar, een puike plaat van eigen bodem door musici die in een jazzbad zijn grootgebracht, maar graag hun vleugels naar andere genres uitslaan. Al moet gezegd worden dat van alle pas genoemde voorbeelden, Stadt zich het verst van het genre met twee z’s begeeft en zich het dichtst bij het hok ‘rock’ neervlijt.

De heren houden het namelijk beheerster dan hun reputatie van experimentele driftkikkers en onbezonnen livebeestjes doet vermoeden. ‘Escalators’ heeft weinig met stomende jazzexploraties te maken, maar des te meer met gebalde songs. Iets meer de teugels vieren had zelfs geen kwaad gekund. Stadt pronkt graag met de term Krautrock. Met de avant-garde van pakweg Can of Neu! heeft dit geconcentreerde bandje echter niet veel van doen. Gefocuste, psychedelische rocksongs  stelen op ‘Escalators’ de show. De titelsong, een mistige jam, is de vreemde eend in de trippende bijt.

De werkelijk grove borstel wordt gelukkig nooit bovengehaald. In een jaar waar Tame Impala en konsoorten pienter een gestileerde vorm van psychedelica in de markt zetten, schrikken deze lage landers er niet van terug hun songs tjokvol ideeën te proppen. ‘Escalators’ baadt weelderig in ziedende orgels en stomende gitaren. Als een aal glibbert Fulco’s stem door het kluwen. De erfenis van Pink Floyd, Traffic et les autres, krijgt een eenentwintigste-eeuwse schop onder het achterwerk. Schuimbekkend waadt het kwartet door de veelkleurige brei.

In de wagen is het stuur loslaten altijd een slecht idee, maar in de opnamestudio is vaak het tegenovergestelde waar. Debuut ‘Kind of diversion’ schoot alle kanten uit, maar deed ons wél op het puntje van onze stoel zitten. Hebben de heren de uitzinnigste avonturen voortaan naar andere projecten uitgebannen? Op ‘Escalators’ haalt het heerlijk ouderwetse songsmeden de bovenhand. Steunen op degelijkheid kan inderdaad ook eens aangenaam zijn, onder het devies: “doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg”.