Sylvan Esso omarmt de complexiteit van het mens-zijn op ‘Free love’

door Gertie van den Bosch

Een klein decennium geleden was Amelia Meath achtergrondzangeres van Feist en was ze lid van Mountain Man, een driekoppig vrouwelijk gezelschap uit North Carolina. Feist hoopte op een lange samenwerking, maar niet veel later liet Meath weten dat ze met een zekere Nick Sanborn ging samenwerken om een “wicked album” te maken dat we ondertussen kennen als het debuut van Sylvan Esso. Meaths intieme teksten en Sanborns aanstekelijke productie bleken een succesvol huwelijk, niet alleen muzikaal maar ook in het dagelijks leven.

Naar eigen zeggen schuilt er een soort contradictie in het creëren van hun voorgaande platen. Terwijl Sanborn je wil overhalen om je hart uit je lijf te dansen, komen de nummers eruit als netjes gewalste elektronische hamburgers die Meath op smaak brengt met haar geweldige folk-stem. We smulden in het verleden van toppers als ‘Hey mami’ en ‘Radio’, en smolten weg bij oprechte nummers zoals ‘Coffee’. Op deze derde plaat ‘Free love’ groeien Meath en Sanborn steeds meer naar elkaar toe. Dat resulteerde in een ingetogen album dat past binnen de perikelen van deze tijd, maar ook met enkele houterige dansnummers zoals we die van Sylvan Esso gewend zijn.

Naar elkaar toegroeien is ook kijken naar zichzelf. ‘Free’ is het zwaartepunt waarrond de hele plaat draait: de complexe reflectie tussen jezelf en de buitenwereld. Zo vaak bestaat de liefde voor iemand anders uit de liefde voor jezelf door wat de ander in jou ziet. Ook in opener ‘What if’ weet Meath deze tegenstellingen op de meest oprechte manier over te brengen met haar aarzelende, maar kalme stem, bijgestaan door Sanborn’s plooibare melodieën. Bovendien gunt het muzikale koppel ons een interne blik naar hun relatiedynamiek, waarbij we regelmatig huis-, tuin- en keukengeluiden horen. Zo klinkt een vluchtige “I love you” in ‘Free’ en een voldane “Cool” aan het einde van het album. ‘Rooftop dancing’ baadt in een nostalgisch sfeertje met scharnierende achtergrondgeluiden, zingende kinderen en Meath’s gemoedelijke vocals.

Daarnaast is het een vertrouwd weerzien met enkele klassieke Sylvan Esso-hitjes. ‘Ferris wheel’ neemt ons op sleeptouw met ingetogen teksten en poppende deuntjes. Dat geeft het startshot voor een reeks van huichelende dansnummers, die uitdraaien op zeer verteerbare pophitjes: ‘Train’ en ‘Numb’ zijn degelijke voet-scharnierende nummers, niets meer, niets minder dan dat.

‘Free love’ is op de een of andere manier vooruitziend en nostalgisch tegelijk. Het handelt over intimiteit en zelfbehoud bij het openstellen voor liefde. Zoveel van hun liedjes gaan over de ineenstorting en/of vernietiging van de samenleving door overdaad, maar het knusse gezelschap en wederzijdse compromissen van Meath en Sanborn laten zien dat we die complexiteit van het mens-zijn kunnen omarmen.