The Flaming Lips vinden hun vorm terug op ‘American head’

door Bert Scheemaker

Een introductie zou niet meer nodig mogen zijn. ‘American head’ is immers al het zestiende studioalbum van The Flaming Lips. De psychedelische poprockband rond Wayne Coyne draait dus al even mee. De afgelopen tien jaar blonk de band vooral uit in gek dan wel geniale ideeën en leuke, doch weinig memorabele albums en andere projecten (hallo daar, Miley Cyrus). De mojo van The Flaming Lips leek wat verdwenen. Maar kijk, daar is het nieuwe decennium en de Lips lijken zich weer ietwat teruggevonden te hebben. Een grootse terugkeer naar de vorm van de hoogdagen, die van ‘Yoshimi battles the pink robots’ en ‘The soft bulletin’, was ons beloofd. Dat zijn dure beloftes.

Sommige dingen zijn wel nog steeds hetzelfde. Drugs, liefde en de dood zijn nog steeds de kernbegrippen. De melancholische opener ‘Will you return/when you come down’ meldt ons weinig onbeholpen volgende boodschap: “Now all your friends are dead. And their ghosts, floating around your bed. Hear it said. Now al your friends are dead.” Gezellig. Het moet wel gezegd zijn, er is een inderdaad een terugkeer naar de betere absurde poprock liedjes te horen. De voorbije jaren leverden erg experimentele albums op, te dikwijls echter leek hun goeie oor voor fijne liedjes hen in de steek te laten. Dat is hier alleszins niet meer het geval.

‘American head’ is een persoonlijk album geworden. Coyne en Drozd, manusje van alles in de band, doken diep in hun eigen verleden en breiden er een fictief verhaal rond, doorspekt met drugs. Wie nog dieper graaft vind hier en daar een poging tot een analyse van de Amerikaanse samenleving door een sociologische bril. Een sombere bril, zoals we kunnen horen in ‘Mother I’ve taken LSD’, waar Coyne opmerkt hoe triestig hij de wereld wel niet vindt en zich meteen verontschuldigt dat hij het nu pas opmerkt.

De introspectie gaat verder dan dat. Dat de band niet vies is van een beetje drugs is algemeen geweten en titels als ‘At the movies on quaaludes’, ‘You n me selling weed’ en ‘When we die when we’re high’ doen het slechtste vermoeden. Toch is het niet bepaald propaganda voor middelengebruik. Eerder een bedachtzame reflectie, waarin ze naar het eigen jeugd terugblikken alsook het ietwat projecteren op de huidige generatie tieners. Zo liep het niet goed af voor Kim (het hospitaal) en Tommy (motorongeluk) in ‘Mother i’ve taken LSD’. Sinds de jaren ’80 is er weinig veranderd in de VS. Nog steeds kampt de jeugd met een enorm drugsprobleem en troebele vooruitzichten.

Naast die zware thematiek valt vooral op hoe fris de band weer klinkt. Hoewel het album misschien over het algemeen iets te veel in dezelfde sfeer blijft hangen en iets te weinig tempowisselingen heeft, is het toch een aangename luisterbeurt die zelden verveelt. ‘Dinosaurs on the mountain’ is weer heerlijk absurd en spits en bij het begin worden we op het verkeerde been gezet. De aanzet is quasi identiek als die van ‘A spoonful weighs a ton’. De grandeur die het nummer uitstraalt doet denken aan hun hoogdagen eind jaren ‘,90, begin ’00.

‘American head’ zou perfect gepast hebben in hun transitie tussen ‘Yoshimi battles the pink robots’ en ‘At war with the mystics’ enerzijds en anderzijds voorgeborchte van hun experimentele fase ten tijde van ‘Embryonic’. ‘When we die when we we’re high’ is daar het beste bewijs van. We horen freak folk die tegen het geluid van Animal Collective schuurt en vocalen die naar de achtergrond geduwd worden. Zo zwaar als de vibe op ‘Embryonic’ is de sfeer hier nooit. Nummers als ‘Assassin of the youth’, met zijn sprankelende karakter en ‘God as the policeman’ (met Kacey Musgraves) zorgen voor een lichte toets die het album wel kan gebruiken.

‘American head’ is op zich een tour de force. Weinigen hadden verwacht dat de band nog zo’n samenhangend album konden maken. The Flaming Lips klinken voor het eerst in tien jaar nog eens gefocust en dat zorgt voor een sterk album. Aan het niveau van ‘The soft bulletin’ raken ze weliswaar niet, toch is dit een essentieel album van de groep. Eentje die nogmaals de kwaliteiten van Coyne en zijn vrienden in de verf zet: verdraaid goeie psychedelische rock maken.