The K. evolueert op ‘Amputate corporate art’ richting melodieuze noisepop

door Jonas Van Laere

Toen de Waalse band The K. in 2012 debuutplaat ‘My flesh reveals millions of souls’ uitbracht, leek het wel of Faust zijn ziel opnieuw aan de duivel had verkocht. De plaat diende als soundtrack bij de strijd van frontman Sébastien Von Landau tegen enkele innerlijke demonen. Die schizofrene noisepunk heeft ondertussen de zwaarste kwelduivels geëlimineerd, al blijft het tikkeltje waanzin ook op nieuwste plaat ‘Amputate corporate art’ aanwezig. 

Na enkele jaren van afwezigheid waarbij de aandacht van Von Landau en Sigried Burroughs naar andere projecten (respectievelijk Cocaine Piss/Wyatt E. en Kapitan Korsakov/Onmens) ging, keert de band met hernieuwde energie terug. Met deze derde plaat zet The K. immers de evolutie verder die op  ‘Burning pattern etiquette’ werd ingezet. Toen evolueerde de furie van doel tot middel. Anno 2020 staat ze volledig in dienst van de pop-melodie. De onstuimigheid en krankzinnige noise vormt steeds minder de kerngedachte, die is nu weggelegd voor melodieuze noisepop. Want als er één rode draad doorheen ‘Amputate corporate art’ loopt, is het de niet aflatende meebrulfactor.

De nummers zijn deze keer een pak bevattelijker geworden, wat zich trouwens ook in de titels ervan weerspiegelt. Een nummer als ‘Shit day’ had nooit op het debuut kunnen staan, wegens allicht te banaal in het manische universum waarin The K. toen vertoefde. Laat staan dat Von Landau de zin “The sun sets before us, the future is bright” (‘The future is bright’) zou zingen. Ook al gaat dit nummer over het overlijden van Romain Hoedt, de jonge drummer Wyatt E., wordt de focus op weerbaarheid gelegd. Inhoudelijk voelen we bijgevolg vaker verwantschap met de thematiek van de nummers  Een kloof die in het verleden vaak onoverbrugbaar was. 

‘Amputate corporate art’ bevat geen uitzinnige exploten, maar doordachte songs  die nog steeds een doldrieste vibe met zich meedragen met dank aan Von Landau’s bezeten stemgebruik. Meer dan ooit teren ze op een pure sound die natuurlijk aanvoelt en zich meer door rock dan door punk laat inspireren. Nieuwe bassist Grégory Danger Mertz drukt daarbij meteen zijn stempel door de nummers vooruit te stuwen met zijn krachtig en zuiver basgeluid. Dit alles resulteert in een pakketje schreeuw-a-longs die verdomd aanstekelijk werken. Nummers als  ‘Petty profit’ (die baslijn!) en ‘Keep my nightmares cold’ hebben weinig nodig om uren in onze hoofden rond te dolen.Naast dit alles weet The K. ook compleet te verrassen met de beklijvend donkere ballade ‘Everything hurts’, dat zich als intieme zelfkastijding definieert. 

Ondanks het meebrulgehalte van de plaat is er van echte good vibes weinig te merken. De overgang naar een meer melodieus geluid heeft met andere woorden weinig invloed op de sinistere ondertoon. Op ‘Amputate corporate art’ toont The K. dat het ook in deze meer poppy noiseformat kan bevredigen. Al raden we de modale radioliefhebber af om dit als luisterreferentie te gaan gebruiken.