The Strokes eren chaos op ‘The new abnormal’

door Lowie Bradt

We hadden van tevoren al gedacht dat een recensie schrijven over de laatste Strokes-plaat geen evidentie zou zijn. Dat is het immers sinds 2005 niet meer, toen de band z’n derde uitbracht. Terwijl iedereen over de eerste twee albums overtuigd z’n superlatieven bovenhaalde, zorgde ‘First impressions of the earth’ meer voor verwarring dan voor vijfsterrenrecensies. Julian Casablancas en de zijnen reden weg van hun succesformule voor simpele rocksongs, met frontaal botsende songstructuren, gitaarlijnen, falsetto’s en genre-invloeden tot gevolg. Maar dus vooral: verwarring.

Na lange tijd met die albums doorgebracht te hebben, weten we namelijk nog altijd niet goed wat er eigenlijk mee aan te vangen. De ene dag zouden we ze hoogstens verknippen tot één deftig, samenhangend project; een andere keer omarmen we er de voortdurende incoherentie en vinden we zelfs schoonheid in fragmentarische probeersels. Aangezien ‘The new abnormal’ verder wandelt op datzelfde, wijd vertakte pad, is na enkele dagen een eenduidig oordeel vormen moeilijk.

Ook deze langspeler is dus niet gespaard gebleven van vreemde keuzes en slordig knip- en plakwerk.‘At the door’ is dan wel pakkend en amper met genres te beplakken; na vijf minuten beginnen de in elkaar geflanste arrangementen ons desondanks te irriteren. ‘Brooklyn bridge to chorus’ dan begint als verfoeilijke synthpop en is qua tekst bijwijlen weinig geïnspireerd (“Can we switch into the chorus right now”, vlak voor het refrein). ‘Bad decisions’ refereert nadrukkelijk naar ‘Is this it’-tijden maar mist punch en kon gerust anderhalve minuut korter. De eerste helft van ‘Ode to the mets’ tot slot meandert maar wat. Een bedje waarin verschillende nummers trouwens ziek zijn, die onnodig lange duur en lichte doelloosheid – producer Rick Rubin nam ditmaal zijn rol van reducer niet zeer ter harte. Het gevaar van in stijloefeningen te vervallen, komt zo (opnieuw) akelig dichtbij.

Op momenten als deze lijkt een scheiding van de frontman en z’n kompanen zich dan ook op te dringen. The Voidz hadden het al niet gemakkelijk met de ambitieuze klodders van de zanger, The Strokes worstelen er eveneens mee en Casablancas zelf lijkt mits wat creativiteit zijn medemuzikanten evengoed in vraag te stellen (“I want new friends but they don’t want me” op ‘Brooklyn Bridge). En toch, na verschillende luisterbeurten verwordt de oorspronkelijke slordigheid zich stilaan tot een bijkomstigheid.

Het initieel wat flauwe ‘Ode to the mets’ ontpopt zich op het einde tot een knoert van een afsluiter, die naam waardig. ‘Eternal summer’ bevat meer goede ideeën dan een gemiddelde volledige langspeler van een andere band. Op ‘Brooklyn bridge to chorus’, trekt de typisch onzekere swagger van Casablancas tijdens het refrein de slappe start ruimschoots recht. Een algemene ode trouwens aan de refreinen en de frontman. Niemand kan melancholie zo moeiteloos in catchy nonchalance gieten als de zanger; dat was begin jaren 2000 zo en is nu nog steeds het geval. Wat een stem heeft de Amerikaan ook, even ontroerend laag als hoog, indrukwekkend in gecroon, falsetto en geschreeuw. ‘Not the same anymore’ is hier een extra bewijs van: fantastische ballad, ‘Reptilia’ op verdovende middelen.

Dat de afwerking op ‘The new abnormal’ beter kan, zal niemand betwisten. Afgaande op het chaotische artwork van cultschilder Basquiat en de voorliefde van Casablancas voor rauwe vignetten, mag dat dan wel een bewuste keuze zijn, het slordige karakter zal toch een smet blijven op dit album. Na wat tijd met ‘The new abnormal’ doorgebracht te hebben, zien we er bij vlagen desalniettemin al de pracht van in. Geen plus zonder min, geen voorgekauwd geheel voor wie echte schoonheid wil vinden. Vandaag zijn we ervan overtuigd dat ‘The new abnormal’ een zeer goede plaat is. Al kom je best morgen nog eens terug.