Zelfs klein en nonchalant toont Wilco z’n klasse op ‘Schmilco’

door Filip Tyskens

In principe kan je elke recensie van een nieuwe Wilco-plaat openen met de opmerking dat de band veranderd is. Niet wat betreft de line-up, die intussen al meer dan tien jaar ongewijzigd is gebleven, maar wel qua lijn die je doorheen elk album kan trekken. Een moodboard maken van 22 jaar Wilco, we zouden er niet aan willen beginnen. De band bevat artistiek geweld (‘Yankee hotel foxtrot’, ‘A ghost is born’), ongegeneerd optimisme (‘Sky blue sky’), verhulde identiteitscrisissen (‘Summerteeth’) én restanten van doordeweekse country (‘A.M.’).

Het probleem met deze nieuwe ‘Schmilco’ is dan ook dat het werkstuk een plaats moet krijgen in dat indrukwekkende oeuvre. Een tweede of derde plaat kan nog het product zijn van een zoekende band, maar tegen nummer tien verwacht men muziek die meteen te labelen valt. Bestaande fans trekken parallellen met ouder werk, en nieuwe fans willen ontdekken waar de kiem van ‘Schmilco’ vandaan komt. Nadat platen als ‘Sky blue sky’, ‘Wilco (the album)’ en ‘The whole love’ kapot geanalyseerd werden in het licht van de ‘geniale Wilco’ van ‘Summerteeth’, ‘Yankee’ en ‘A ghost is born’, lijkt opperhoofd Jeff Tweedy daar dan ook stilaan genoeg van te hebben.

Nonchalante titels als ‘Star wars’ en ‘Schmilco’ geven aan dat het allemaal niet meer zo bedacht hoeft voor Tweedy. Er is geen tijd meer om concepten uit te schrijven, nummers uit elkaar te halen of ruzie te maken over outro’s die intro’s moeten worden – zie de schrijnende documentaire ‘I am trying to break your heart’. Die nieuwe werkethiek kan het resultaat zijn van ‘Sukierae’, de soloplaat die Tweedy tussen het huiswerk en het avondeten opnam met zijn zoon. Hoewel ‘Schmilco’ minder huiselijk klinkt, hebben de songs duidelijk in bed gelegen met dat solomateriaal, want ook hier horen we korte, door akoestische gitaren gedreven popsongs die schipperen tussen zwaarmoedigheid en optimisme.

Die contraire mix van emoties ontstaat op ‘Schmilco’ dikwijls door het standpunt dat Tweedy inneemt, namelijk dat van de oudere man die de wereld terug tracht te bekijken door kinder- en tienerogen. Zo is er opener ‘Normal American kids’, waarin de negenenveertigjarige zanger zijn afkeer van doodgewone kinderen bezingt alsof hij terug in de artistieke kliek van zijn high school zit. Of ‘We aren’t the world’, dat commentaar op de slijmerige wereldhit vermengt met een nostalgische blik op pakweg de vroege jaren tachtig.

Die schijnbaar persoonlijke visie en akoestische aankleding geven de indruk dat Tweedy alles zelf wou doen, maar niet kon vermijden dat zijn vijf collega’s hun bijdrage kwamen leveren. Er zijn tegenwoordig dan wel minder opzichtige gitaar-, noise- of drumuitbarstingen bij Wilco, toch blijft de instrumentale inkleding vintage Wilco, met subtiel ingewikkelde drumpatronen, fonkelende gitaarlijntjes van Nels Cline en experimentele tussendoortjes zoals ‘Common sense’ of ‘Quarters’. Zet ‘Schmilco’ op tijdens het werk en hij vliegt voorbij, maar neem even pauze en je ziet de goed verborgen bochten die deze klassemuzikanten nog durven maken.

Wilco heeft dus nog nooit zo klein geklonken, al betekent dat voor een band van dit kaliber niet dat ze zichzelf intoomt. Op minder dan veertig minuten horen we nostalgische americana, propvolle popsongs, hints voor live-explosies en een snufje experiment. Zo mogen Tweedy en co. nog wel even verder doen, ongeacht de belachelijke titels die ze er nog aan gaan geven.

Album verdeeld door PIAS.

Wilco speelt vandaag en morgen in de AB. Voor vanavond zijn er nog een paar tickets te koop.