Het is donker. Je rijdt een stad binnen. De verhoogde autostrade wordt ingesloten door een reeks appartementsblokken. Achter honderden verlichte vierkantjes huizen evenveel soorten lusters en nog meer mensen. Je kan ze zien, de onbekenden achter de ramen en op straat. Maar je kan er niet bij. Het binnenrijden van Gent op de fly-over was voor mij als relatief melancholisch kind een aanleiding tot prepuberale bezinningen over wat later de naam kreeg: grootstadseenzaamheid.
Hét boek over grootstadseenzaamheid, ‘The lonely city’ van Olivia Laing, opent met een gelijkaardige passage. Eenzaamheid krijgt steeds meer aandacht, en in Sint-Truiden – naar het Britse voorbeeld – een schepen. De maatregel pakt de vereenzaming aan van oudjes op het Limburgse platteland. Maar je kan je overal eenzaam voelen. Ook omringd door duizenden mensen, lusters en appartementsblokken. Verbinding en geborgenheid missen, is genoeg, schrijft Laing. Met sociologen, kunstenaars en Fenne Kuppens, de frontvrouw van Whispering Sons, verkennen we de grootstad als bron van eenzaamheid.
Professor literatuurwetenschap Bart Keunen onderzoekt de moderne stad in ‘Ik en de stad’. Hij beschrijft de stad als een wereld van continue versnelling en verandering. Neem bijvoorbeeld de Brusselse Graanmarkt op een vrijdagnamiddag: terwijl je richting de Sint-Katelijnekerk wandelt, zoemt het plein van pratende mensen rond kleine tafeltjes, glijdt een peuter gillend van de glijbaan, krijg je berichtjes via minstens vijf verschillende sociale netwerken en moet een fietser die over de kasseien hobbelt abrupt voor je stoppen omdat je naar je gsm keek. Ondertussen roepen de obers van het viskraam de namen van hun klanten: de garnaalkroketten zijn klaar. Het stadsleven bestaat uit plotselinge, snel veranderende indrukken. Dat vluchtige heeft een invloed op de psychologie van de mens: het bedreigt de mentale gezondheid. Stadssocioloog Georg Simmel koppelt de woelige stadservaring aan vervreemding en hyperindividualisme: een bedelaar op elke hoek ontroert de stedeling niet meer. In plaats daarvan wandelt hij onverschillig door, ter bescherming tegen de overvloed aan prikkels.
Na een periode alleen te wonen in New York City, exploreert Laing grootstadseenzaamheid aan de hand van kunst in ‘The lonely city’. Laing bestudeert kunstenaars als Alfred Hitchcock, Andy Warhol en de meest bekende “documenter of the lonely city”: de realist Edward Hopper. De New Yorker gaf stedelijk isolement het gezicht van mannen en vrouwen in verlaten woonkamers en aan verlaten togen. Via kunst communiceren artiesten eenzaamheid, los van schaamte of maatschappelijk stigma. Ze tonen, schrijft Laing, dat je in je eenzaamheid niet alleen hoeft te zijn: “Loneliness, I began to realise, was a populated place: a city in itself.”
‘Night windows’ door Edward Hopper
Ook in muziek krijgen steden vaak een hoofdrol, denk maar aan Sonic Youths ‘Murray Street’, opgenomen na de aanslagen van 9/11. Met ‘London calling’ kaartte The Clash grootstedelijke problemen aan, zoals isolement, drugsmisdaad en de apathie van de consumptiemaatschappij. Ook ‘Image’, het langspeeldebuut van Whispering Sons, ensceneert vervreemding en eenzaamheid. De boosdoener? De grootstad.
Frontvrouw Fenne Kuppens verhuisde drie jaar geleden van het harmonische platteland van Heusden-Zolder, na een tussenstop in Leuven, naar Brussel. Aan de hand van de nummers op ‘Image’ vertelt ze over haar ontmoeting met de grootstad: “Het was in het begin heel moeilijk om me in Brussel thuis te voelen. Er is zoveel chaos en ik houd wel van structuur”, vertelt Kuppens in café De Markten, hartje Brussel. “Ik kreeg een gevoel van vervreemding, alsof ik de grip op de buitenwereld verloor.” Dat hoor je in de teksten:
“Everything seems less like itself / and more like everything else / there was never meant to be clarity”
(‘Got a light’)
“Numbness is closing in” (‘Stalemate’)
“‘Numbness’ verwijst naar een soort van waas. Als er te veel op je afkomt, sluit je je af. Omdat er zo veel is, heeft niets nog betekenis.” Het lijkt alsof Simmel zijn theorie over vervreemding door te veel prikkels in haar oor fluistert.
“Ik twijfel nog steeds of verhuizen naar Brussel wel de juiste keuze was. Ik vond de stad op zich, als levende entiteit, altijd heel interessant. Maar ik heb me in het eerste jaar vaak alleen gevoeld. Je woont hier tussen de mensen. Er is veel te doen, maar tegelijkertijd ben je ook maar iemand hier”:
‘I’m outside / I’m out of sight’
De anonimiteit van de stad keert terug in een nummer dat niet voor niets ‘Alone’ heet.
“Een jaar later verhuisde iedereen naar Brussel. We wilden allemaal nieuwe dingen ontdekken en spraken elke dag af. Na een tijdje kom je toch in een sleur terecht. Er was een jaar dat we bijna elke avond in één café zaten. Ik vond dat vreselijk. Ik woonde in een stad maar was beperkt tot de route naar dat café en de route terug naar huis. Terwijl er zo veel meer te beleven viel.”
“Haal me hier nu weg, dacht ik soms, dit betekent niets. Ik wil gewoon naar huis. De gesprekken interesseren me niet.”
“I’m sick of the dust on my words” (‘No time’)
“How are you feeling? good / and the conversation rises / and then slowly fades into silence” (‘Got a light’)
“Het leek soms alsof er geen uitweg was.” Dat hoor je:
“I’ve been here for too long”, “and life is very long / when you’re stuck in existence” (‘Hollow’)
“How much I like to transgress / the sanctity of this scenery” (‘No image’)
“Maar dat is niet waar. Je moet jezelf eruit slepen. Je hebt er alleen de energie voor nodig. Daar schrijf ik vaak over, over momenten dat ik me heel eenzaam voel tussen de mensen. Ik ben niet vaak eenzaam als ik alleen ben. Dat is de hemel.” En de stad? Die is onverschillig: