Header image

Indie2020: de 100 beste albums van de afgelopen 20 jaar: 40-21

door Mattias Goossens

Bij de start van een nieuw decennium hoort ook een terugblik op wat al geweest is. Daarom blikken we met Indiestyle het hele jaar terug op de eerste twintig jaar van de 21ste eeuw onder de noemer ‘Indie2020’. Daar horen ook lijstjes bij, en deze week blikken we terug op onze favoriete albums van de afgelopen twintig jaar. Het was geen eenvoudige taak om slechts honderd albums te selecteren, maar na heel wat stemwerk is dit het resultaat. Je vindt hier vast persoonlijke favoriete terug, maar hopelijk ook aanraders die je dringend moet ontdekken. Vandaag het tweede deel, van 80 tot 61.

Deel 1: van 100 tot 81
Deel 2: van 80 tot 61
Deel 3: van 60 tot 41

40. The National – Boxer (2008)

Ze verouderen zoals enkel wijn dat ook kan. Sterker nog, je zou kunnen zeggen dat zowat elke The National-plaat een stiekeme grower is geweest. Toch was het met ‘Boxer’ gedurende de hoogdagen van de postpunk-revival meteen raak alhoewel deze vierde plaat net iets ingetogener was dan voorganger ‘Alligator’ en meer diepgang vond in piano-, strijkers en blazersarrangementen. Bovendien speelt Berninger op ‘Boxer’ nog meer zijn naturelle sombere stemgeluid uit om ons als verteller mee te nemen doorheen relaties, vrienden verliezen en hoe daarmee om te gaan, escapisme enzovoorts. Tekstontleding is echter nutteloos wanneer je weet dat Berningers teksten bijna als proza kunnen worden opgevat zonder dat daar meteen een boodschap bij moet zitten.

Vanaf de eerste seconden bij het inzetten van de pianotoetsen op ‘Fake empire’ tot diep in de tweede helft van het nummer waar enkele blazers zich mogen laten horen, krijg je meteen het gevoel dat de band in die korte periode enorm is gegroeid – mede door veel tijd te spenderen met de band van Sufjan Stevens. Verder bevindt de uitmuntende ruggengraat van het album zich in het centrum, vertrekkende vanaf ‘Slow show’ tot en met ‘Guest room’ en een geweldig sluitstuk waar ‘Ada’ en ‘Gospel’ de plaat in schoonheid afsluiten. (Yannick)

39. Tame Impala – Lonerism (2012)

De synthesizer vond zijn weg naar Kevin Parkers eenmansstudio en zou daar niet meer verdwijnen. Het begin van de transformatie van de psychedelische rock uit debuut ‘InnerSpeaker’ richting de popplaat die ‘Currents’ geworden is. Het leverde successingles als ‘Apocalypse dreams’, ‘Elephant’ en ‘Feels like we only go backwards’ op. Wat vooral duidelijk werd was het onmiskenbare talent van Parker om aanstekelijke popmelodieën te schrijven.

Zo valt er in elk nummer heel wat te beleven, zonder daarom steeds op hetzelfde trucje te moeten terugvallen. ‘Be above it’, dat gradueel het klankenpalet van de komende vijftig minuten prijsgeeft, luidt het begin van een ware triomftocht in. Als een eigentijdse Beatle schudt de Australiër de ene oorwurm na de andere uit z’n mouw. Ondanks de zin voor avontuur is het aan het eind van de rit vooral de kwaliteit van de composities die ervoor zorgt dat ‘Lonerism’ een album is om naar terug te blijven keren. (Pieter)

38. Animal Collective – Merriweather post pavilion (2009)

De perfecte blend van Panda Bear- en Avey Tare-nummers maakt samen met het geniale sound design en Geologists samples van ‘Merriweather Post Pavilion’ een van de mijlpalen van de elektronische popmuziek. Dave Portner zingt vol emotie: “if I could just leave my body for the night” en meer iconisch dan deze uitbarsting tijdens ‘In the flowers’ wordt het niet.  Op het daaropvolgende ‘My Girls’ zingt Noah Lennox over zijn gezin: “Isn’t much, that I feel I need, a solid soul, and the blood I bleed/ But with a little girl, and by my spouse, I only want a proper house.” Het is zo persoonlijk, en toch zo universeel.

Merriweather zit zo vol prachtige harmonieën die vaak het allure van mantra’s krijgen. Mijmeringen over het ouderschap, over liefde en over het allesomvattende leven doen Animal Collective uitstijgen boven het alledaagse. Dit album voelt als het moment dat de wolken openbreken na een lange regenbui, als een losgelaten bom energie met ongebreideld veel rijkdom. ‘Merriweather Post Pavilion’ is een album waar je naar kan blijven terugkeren. Elke luistertrip slingert je heen en weer en onthult nieuwe wijsheden op het moment dat je er klaar voor lijkt te zijn. (Simon)

37. Sufjan Stevens – Illinois (2005)

Ondertussen kunnen we met enige gerustheid zeggen dat dat hyperambitieuze 50-statenproject (één album per staat van de VS) misschien een grapje was van Stevens. Desalniettemin heeft het twee parels van folkalbums opgeleverd: ‘Michigan’ en ‘Illinois’, en het is op die tweede dat alle puzzelstukjes ineenvallen. Niemand die Amerikaanse folklore zo kleurrijk weet te brengen als Sufjan, zijn fluisterstem, zijn orchestrale extravaganza, zijn Steve Reich-invloed en zijn onmogelijke songtitels op ‘Illinois’. De singer-songwriter / multi-instrumentalist heeft het onder andere over Andrew Jackson, zombies, John Wayne Gacy en superman.  

Je zou het onmogelijk achten om door die chaos diep persoonlijke overpeinzingen over liefde, God of de dood op een  oprechte manier te vermengen – zelfs al zitten die verpakt in een liedje over een seriemoordenaar. Nummers als ‘Casimir Pulaski Day’ of ‘The seer’s tower’ staan zo in schril contrast met de blazers van ‘Jacksonville’ of de nostalgische euforie in ‘Chicago’, maar ‘Illinois’ werkt als organisch vloeiend geheel. Hoewel de insteek van het album diepgeworteld lokaal is, maakt Stevens er op die manier ook een universeel werk van. Misschien gaat Stevens ooit nog verder met zijn 50-statenplan, maar tot we het volgende deel mogen horen staat ‘Illinois’ als een unicum in Sufjans carrière net als Sufjan zelf tot zijn generatiegenoten. (Pascal)

36. Charli XCX – Pop 2 (2017)

“De toekomst van de pop” (De Morgen). “Een visie van wat pop kan zijn” (Pitchfork). Charli XCX en ‘Pop 2’ worden groots beschreven, maar niemand kan ooit alleen een genre redden. En volgend decennium heeft pop een hoop nieuwere, hippere en blinkende postergirls. Toegegeven: ‘Pop 2’ is inderdaad pop op z’n best, maar het album gooit tegelijk popconventies over boord – niet alleen door de progressieve productie van A.G. Cook van PC Music. Charli XCX noemt ‘Pop 2’ geen album maar een mixtape, wat meer vrijheid biedt en tegelijk het idee van één auteur in vraag stelt. Terecht ook, want Charli XCX sleurde half de toen-nog-onbekende-nu-minder popunderground met zich mee (Dorian Electra, Kim Petras, Caroline Polachek…).

Dat is niet alles. ‘Pop 2’ is net zo goed wat pop kan zijn als een huldiging aan wat pop was. Aan de sad bangers van Robyn en aan een voortdurend onbegrepen Britney Spears in ‘Lucky’ – Britney zong in een nummer met dezelfde titel over de donkere kant van succes. Charli XCX is niet de redder van de pop of “een popster die volwassen werd” (vrij naar De Morgen). Pop is een van de meest commerciële en populaire genres, maar dat maakt het niet minder waardevol. Charli XCX heeft met ‘Pop 2’ wel ogen geopend. (Milena)

35. Frank Ocean – Channel orange (2012)

‘Channel orange’ was een ijkpunt in Frank Ocean zijn carrière. Na zijn serieus ondergewaarde (en onderbeluisterde) mixtape ‘Nostalgia, ultra’ was met Channel Orange daar dan eindelijk zijn echte studioalbum. En wat voor een. Definiërend moment? De break in ‘Pyramids’, een ballade zoals er nog nooit eentje gemaakt is en nooit nog eentje gemaakt zal worden. Het is niet de enige keer dat het haar op onze armen recht zal staan. Doorheen het album bezingt Ocean thema’s als onbeantwoorde liefde, hunkeren en sex. Evengoed ademt het album een soort van decadentie uit en omarmt het geheel een soort van sfeer waar de klassieke r&b en soulthema’s elkaar naadloos vinden. Het soort album dat je van Prince verwacht.

Evenzeer is het een schakelmoment in hoe we Frank Ocean bekijken. Na de stormram die Odd Future Wolf Gang Kill Them All was en alle negatieve publiciteit die daarbij komt kijken (de verloedering van jeugd! Het vergaan van onze waarden en normen!) begonnen de verschillende leden aan soloprojecten. Tyler, The Creator, Sid van The Internet, Earl Sweatshirt en dus Frank Ocean. De overroepen aanklachten dat het collectief een bende homofobe scheldjongeren was, klinkt dezer dagen nog holler dan toen. ‘Channel orange’ stond aan het voorfront en zou een keerpunt in de muziek blijken. (Bert)

34. MGMT – Oracular spectacular (2008)

In 2008 dook MGMT op in elke alternatieve hitlijst met de nummers ‘Time to pretend’, ‘Electric feel’ en ‘Kids’. Stuk voor stuk zijn het quasi perfecte psychedelische poppareltjes met aanstekelijke melodieën, inclusief een scheut ironie. Zo zingen Andrew VanWyngarden en Ben Goldwasser, de muzikale breinen achter de New Yorkse groep, langs hun neus weg dat ze, nu ze bekend zijn, waarschijnlijk wel al kotsend zullen sterven na een drugsoverdosis; het is eens wat anders dan het gebruikelijk rockmachogedrag. Uit de rest van het album ‘Oracular spectacular’ blijkt dat MGMT geen three-trick-pony is. Integendeel, ze houden het creatieve hoge niveau van hun hitjes veertig minuten vol en hebben het over veel meer dan gewoon love and rock ‘n roll.

Het debuut van MGMT is zowel gevarieerd als coherent, doet je lachen en ontroert je. Tot ongenoegen van fans, weigerde MGMT om in herhaling te vallen en gooide de groep het over een andere boeg op hun volgend album. Bijgevolg verdween MGMT wat van de radar en wordt de groep nu – onterecht – enkel geassocieerd met hun drie hitjes. Bij deze een oproep om eens verder te kijken dan die liedjes en je volledig onder te dompelen in de gekke, technicolour wereld van ‘Oracular spectacular’. (Eva S)

33. Bloc Party – Silent alarm (2005)

Halverwege het eerste deccenia na de eeuwwisseling kwam er een nieuwe gitaarwind van over het kanaal aanwaaien. Bands als Franz Ferdinand, Kaiser Chiefs, Kasabian, Arctic Monkeys deden hun intrede en legden de focus op gitaargedreven vertier. Ondertussen legde Bloc Party met debuut ‘Silent alarm’ wel zijn ziel bloot. Kele Okereke had wat frustratie te kanaliseren en balde deze in dertien  nummers die ons nu nog steeds in ins puberhart van toen raken.

In ballads als ‘So here we are’, ‘Blue light’ en ‘This modern love’ werpt Okereke zich op als van emotie doordrongen verteller en boren de heren een weids geluid aan. Maar het zijn de gejaagde, door Britse post punk beïnvloedde, nummers, die de aandacht snel naar zich toetrekken. ‘Banquet’ is ondertussen een klassieker, terwijl ‘Helicopter’, ‘The pioneers’ en ‘Like eating glass’ voor niets moeten onderdoen. Drummer Matt Tong (ondertussen lid van Algiers) wierp zich met bassist Gordon Moakes als stabiele ruggengraat, die op gepasten tijde zelf het vuur aan de lont staken. Russel Lissack en Kele Okereke drapeerden er lustig hun nerveuze, en vaak dansbare, gitaarlijnen over. Gevolg? Een plaat onder de noemer ‘all killer no filler’. (Jonas)

32. Beach House – Teen dream (2010)

Slowdive mag dan wel teruggekeerd zijn in het afgelopen decennium, het is Beach House die de dreampopscene runde in de afgelopen twintig jaar. Met hun licht psychedelische droompop en aanhoudende geflirt met shoegaze hebben Victoria Legrand en Alex Scally een waarlijk betoverende sound gevonden. Het duo heeft door de jaren heen zijn geluid steeds op een subtiele manier laten evolueren. De grootste shake-up was hun doorbraakalbum ‘Teen dream’. De essentie van Beach House stroomde nog steeds nadrukkelijk door het album. Legrands warme stem, de orgel, de drummachine, het was er nog allemaal.

Op ‘Teen dream’ trad de band echter uit de schaduwen met een extraverter geluid. De band bloeide open met krachtige gitaarpartijen (‘Norway’ en ’10 mile stereo’) en Legrand scheerde nieuwe toppen waardoor de emoties meer dan ooit van achter de bedwelmende nostalgie kwamen piepen (‘Silver soul’ en vooral ‘Real love’). Hoe het duo met ‘Teen dream’ op elegante wijze pop incorporeerde in haar sound, is een testament van de subtiliteit die de band doorheen haar carrière siert. De lo-fi lag achter hen, maar de low-key bleef nazinderen. Het zijn die nuances die Beach House zo aantrekkelijk maken, en dat maakt van Beach House ook één van de meest lonende bands van de afgelopen decennia. (Pascal)

31. Nick Cave & The Bad Seeds – Skeleton tree (2016)

In juli 2015 overkwam Nick Cave de grootste nachtmerrie van vele ouders. Zijn zoon Arthur stierf na een val van een klif in Brighton. Hoewel het merendeel van ‘Skeleton tree’ al geschreven was voor het noodlot toesloeg, dwaalt de ziel van zijn zoon in elk nummer rond. Cave zelf grijpt het taboe nooit vast maar praat er met gitzwarte beeldspraak voortdurend rond en maakt zo zijn verdriet extra tastbaar.

Wanneer in ‘I need you’ de stem van de Australiër kraakt, voel je dat zelfs de voordien altijd onschendbaar gewaande, in enigma gehulde Nick Cave een mens van vlees en bloed is die onmenselijk veel afziet van de dood van zijn kind. Het voelt bijna vies aan om in deze te zeggen dat de grootste drama’s de beste kunst voortbrengen, maar Nick Cave geeft ons op ‘Skeleton tree’ genoeg bewijs om de uitspraak op z’n minst een nieuwe twintig jaar met stellige zekerheid te kunnen blijven zeggen. (Lowie)

30. Fleet Foxes – Fleet Foxes (2008)

2008 was een mooi jaar. Ja, je moest als Amerikaan misschien je huis verkopen omdat enkele zwijnen uit het bankwezen wat dingen verkeerd hadden ingeschat en er nadien iedereen buiten zichzelf voor lieten opdraaien. Maar je kon dat ‘For sale’-bord wel je voortuin in kloppen terwijl je begeleid werd door de mooiste soundtrack ooit: die van Fleet Foxes. Het was immers in de zomer van dat jaar dat de wereld écht – de ep die twee jaar eerder uitkwam vergaarde niet veel bekendheid – mocht kennismaken met het talent van oppervos Robin Pecknold. Die liet z’n innemende stem op vrolijke wijze galmen tussen de vijfstemmige harmonieën van zijn kompanen en zichzelf – toen nog allen beduidend behaarder dan twaalf jaar later. 

De folky indiepop van ‘Fleet Foxes’ klonk vertrouwd doch heel uniek, en riep niets, maar dan ook niets anders dan goede gevoelens op. Sluit je ogen terwijl je naar ‘Ragged wood’ luistert en je voelt zelfs op de koudste winterdag de lente rond je ontluiken; de krachtige vocals en gelaagde instrumentatie katapulteren je naar een bos van honderd tinten groen, je lijf compleet voorzien van baard – dat geldt ook voor de vrouwenlijven – en houthakkershemd, het getsjilp van de vogeltjes om je heen. Of neem het modern stukje Bach op ‘Tiger mountain peasant song’, dat zo verwarmt in tristesse dat de tranen in je intussen al erg volle baard blijven plakken. Dankzij instant klassieker ‘Fleet Foxes’ werd de kapitalistische apocalyps een stuk dragelijker, en kende vermoedelijk menig therapeut zijn gelijke in een plaat die uitblinkt in elke vorm van schoonheid. (Nina)

29. Arctic Monkeys – AM (2013)

Wanneer een zweterige puber transformeert tot een prachtig volwassen persoon, dan spreken we van een ’glow up’-moment. ‘AM’ is dat moment voor Alex Turner en co – niet enkel op uiterlijk vlak. Arctic Monkeys nodigde het bredere publiek uit om alternatieve rock opnieuw een kans te geven en stak het daarvoor in een uiterst aantrekkelijk jasje. ‘AM’ is een trek-en duwspel van liefde en lijden, slim en sexy.

Onvergetelijke surrealistische teksten rollen heerlijk over Alex’ tong, wat doet wegdromen naar een hip universum vol seks, drugs en rock-’n’-roll. AM’ was het kantelpunt voor de Monkeys, want wat ze hierna ook deden (terugkeren richting de ruige gitaren of een weg verder banen langs het meer afgelekte ‘TLSP’-gehalte), het zal altijd iets heel eigen zijn. (Naomi)

28. Wilco – Yankee hotel foxtrot (2002)

Het vierde album van Wilco is een ware klassieker uit het altcountry- en americana-universum die bijna nooit bestaan had. Zoals getoond in de documentaire ‘I’m trying to break your heart’ weigerde het label Reprise Records om ‘Yankee hotel foxtrot’ uit te brengen waarna frontman Jeff Tweedy besloot om de plaat integraal en gratis te streamen op de website van de band. Een half jaar later kreeg het pronkstuk uiteindelijk toch de release die het verdiende via None Such Records. Het zou tevens de laatste plaat worden met Tweedy’s zielsverwant Jay Bennett die nog voor de release Wilco de rug toekeerde. 

Met ‘YHF’ verlaat Wilco voor een deel het pad van muziek die rechttoe rechtaan klinkt en gaat meer voor het experiment. Zo worden de donkere teksten van Tweedy bij de opener ‘I’m trying to break your heart’ grandioos begeleid door nieuwe aanwinst Glenn Kotche’s offbeat drumpatronen en krijgen de instrumentale stukken krasselende geluiden mee. Met ‘Jesus, etc’, ‘War on war’, ‘Heavy metal drummer’ en ‘Kamera’ toont Wilco nog steeds zijn oor voor de popsong, maar het zijn nummers als ‘Ashes of American flags’ en ‘Poor places’ die de sleutel vormen tot de geheimen van deze plaat. (Jens)

27. Death Grips – The money store (2012)

Death Grips was zonder twijfel een van de definiërende bands van het vorige decennium. Van de manier waarop ze hun internetaanwezigheid verhieven tot performance art tot hun teksten over paranoia en zelfexpressie in digitale tijden, alles wat het trio uitbrengt straalt moderniteit uit. En dan hebben we het nog niet eens over de waanzinnige producties en de hondsdolle MC Ride die elke track naar een hoger niveau tilt.

Als we ‘Ex-military’ even niet meetellen (want is in principe een mixtape), dan was ‘The money store’ het debuutalbum van Death Grips, en meteen ook hun meest onweerstaanbare werk. De gebruikelijke furie en agressie worden hier gecombineerd met een fantastisch oor voor catchy melodieën, wat resulteert in een van de meest verslavende muzikale ervaringen ooit. ‘I’ve seen footage’ is een onversneden banger die ons doet inzien dat experimentele muziek gewoon ook heel aanstekelijk kan zijn, en probeer na het luisteren maar eens synthriedeltje van ‘Bitch please’ weer uit je hoofd te verbannen. Dat wil echter niet zeggen dat de drie compromissen sloot op deze plaat. De bass-boosted uitbarstingen van ‘Punk weight’ of de pletwalsbeat van ‘System blower’ zullen zelfs de meest doorwinterde luisteraar van hun sokken blazen. (Tobias)

26. Nicolas Jaar – Space is only noise (2011)

Het aantal ep’s, remixes, soundtracks, losse songs en extended plays op z’n conto lijkt al bijna niet meer te tellen, maar dat weerhield Nicolas Jaar niet om van ieder studioalbum een waar unicum én cultmateriaal te maken. Met ‘Space is only noise’ zette de Chileens-Amerikaanse producer en muzikant zich in 2011 als vernieuwer op de electronica-kaart: de beats, knisperend en krakend, begeleidden dissonante toetsen, moeilijk definieerbare, neo-noir vocale samples en Jaar’s eigen duistere gezangen. Tussen ambient, soundscape, verstilde techno en weemoedige grooves in zijn ‘Colomb’, ‘Problem with the sun’ en uiteraard die titeltrack op allerlei momenten te versmaden, al gedijen ze toch het best tussen de ondergang en opkomst van die eerder genoemde sun. (Gilles)

25. James Blake – James Blake (2011)

De debuutplaat van James Blake was iets om naar uit te kijken in 2011. Hij werd op 22-jarige leeftijd geselecteerd als één van BBC’s Sound of 2011 en genomineerd voor een Brit Award. De drie ep’s die het album voorafgingen toonden alvast een bijzondere aanpak: beats uit dubstep, techno en IDM werden vermengd met minimalistische elektronica en een handvol samples.

Deze formule wordt gedeeltelijk gewijzigd op ‘James Blake’, hij geeft meer ruimte voor zijn eigen vocals in plaats van samples en weet een sterk vervormde stem toch breekbaar te laten klinken. Droge piano en a capella momenten worden afgewisseld met elektronica waarbij zelfs de zware beats je even doen slikken (en dus niet doen dansen). Dat Blake het album volledig zelf opgenomen en geproduceerd heeft in zijn slaapkamer maakt van zijn debuut een voorbeeld voor vele slaapkamerproducers. (Guillaume)

24. Kanye West – Yeezus (2013)

Na de unanieme lofzang op ‘My beautiful dark twisted fantasy’, wekte ‘Yeezus’ meer controverse op. Het zesde album van Kanye West maakte meteen een impact dankzij de industriële instrumentals. Met het executive producertrio van Arca, Evian Christ en Hudson Mohawke, had Kanye de vinger aan de pols van de zeitgeist. Tracks als ‘Black skinhead’ en ‘New slaves’ waren naast eersteklas bangers, ook inhoudelijk sterk, met onder andere een aanklacht tegen het prison-industrial complex in de VS. Toch bleken de teksten een voorbode te zijn van de meer recente “capriolen” van Kanye. Op ‘I am a god’ vergelijkt hij zichzelf letterlijk met God, maar doorheen het album waren ook behoorlijk wat misogyne opmerkingen te vinden. Waar sommigen ‘Yeezus’ als bevestiging zagen van het “genie” Kanye West, begonnen anderen langzaam zich af te keren van de als onaantastbaar beschouwde artiest. 

‘Yeezus’ is peak Kanye West. Het is een tijdsdocument van een artiest aan de top van de muziek- en showbizz-wereld, maar achteraf gezien waren de aankondigingen van het verval hier al aanwezig. Toch blijft ‘Yeezus’, in de mate dat het mogelijk is om kunst en kunstenaar van elkaar te scheiden, een ontzettend begeesterend, maximalistisch en in your face album, met een impact die niet veel artiesten hebben kunnen overtreffen. (Daan)

23. FKA Twigs – Magdalene (2019)

Met een release in november 2019 had FKA twigs bijna de deadline gemist om een plekje in deze lijst te veroveren. “Laat ik er dan op z’n minst voor zorgen dat het vanaf de eerste luisterbeurt raak is” moet ze gedacht hebben, want het was meteen duidelijk dat ‘Magdalene’ een blijvende indruk zou nalaten. Het geheel is slechts een groot half uur lang, maar elke seconde wordt perfect benut om een brede waaier aan emoties tentoon te spreiden.

Van het wulpse ‘Holy terrain’ en het overweldigende ‘Sad day’ tot het enorm ‘Cellophane, dat een gooi deed naar meest ontroerende track van 2019, Twigs bewees dat ze een vrouw was van vele talenten. Niet enkel haar oor voor fascinerende producties en haar veelzijdige stem worden in de strijd gegooid, ook de persoon achter de artieste wordt in de teksten uitgediept. FKA twigs gebruikt zowel haar eigen persoonlijke tegenslagen rond relatiebreuken als de negatieve beeldvorming rond de Bijbelse Maria Magdalena om intieme, universeel herkenbare verhalen te vertellen. (Tobias)

22. The War On Drugs – Lost in the dream (2014)

Dé grote doorbraak van de band was toch wel dit album, waar ‘Slave Ambient’ een specifiek doelpubliek enorm wist te plezieren, gaf ‘Lost in the dream’ het extra zetje dat het viertal uit Philadelphia nodig had. Denk aan een eindeloze road-trip, gemengd met  70’s- prog en 80’s-keys, de wind in de haren en het aanraken van ultieme vrijheid. Voel de temperaturen versmelten met je huid, zie landschappen zo ver als je ogen kunnen reiken en waan je hoofd in de wolken op een zorgeloos, zacht bedje.

The War On Drugs bewezen zich als band door zich af te zetten tegen de dictatuur van de streamingsdiensten en toch voluit lange nummers als hun kenmerk te blijven behouden. Let op deze nummers zijn geen minuut te veel. De kracht zit hem in het hoopvolle karakter, zowel het stemtimbre als de instrumentatie overstijgt grenzen en heelt alle wonden. Een hoger doel is bereikt. (Naomi)

21. The Antlers – Hospice (2009)

‘Hospice’ is die ultieme duistere plaat, waarvan we op het einde van elke luisterbeurt met een krop in de keel achtergelaten worden. Het volledige album is zodanig fragiel en uitermate mooi dat we de ware betekenis achter het concept soms durven te vergeten. ‘Hospice’ vertelt het verhaal over de relatie tussen een verpleegkundige en een terminale kankerpatiënt die hij moet verzorgen. Het is tevens een goed gevonden metafoor voor een relatie die niet meer te redden valt.

Vanaf de eerste seconde dat frontman Peter Silberman begint met zingen op het door merg-en-been gaande ‘Kettering’ wordt het al duidelijk dat tranen onmogelijk te bedwingen zullen zijn. Van een nog groter kaliber zijn de laatste zinnen waarmee Silberman het lied beëindigd; “You made me sleep and uneven and I didn’t believe them when they told me that there was no saving you.” De combinatie van de steriele lo-fi productie van Hospice, de ondoorgrondelijke, droevige teksten en de breekbare falsetstem van Silberman geven ‘Hospice’ zijn unieke status. (Jens)