Header image

Indiestyle luistert: Animal Collective

door Mattias Goossens

Naarmate de lockdown vordert, krimpt het lijstje met nuttige bezigheden. Daarom willen we jullie graag aansporen om jullie tijd nuttig te besteden, en wel door te luisteren naar volledige discografieën van artiesten waar je niet helemaal mee vertrouwd bent. Dat doen we onder de noemer ‘Indiestyle luistert’. Zelf zin om aan deze reeks mee te werken? Neem hier een kijkje en mail de artiesten die je wil ontdekken door naar info@indiestyle.be. Hier vind je een overzicht met alle luisterdagboeken.

Brian Weitz, David Portner, Josh Dibb en Noah Lenox hebben de afgelopen jaren elk met soloprojecten muziek uitgebracht, maar de som der delen is pas echt hoorbaar wanneer ze zich verenigen als Animal Collective. De soundtrack bij elke psychedelische trip door de dierentuin vind je in hun discografie die Alexander Delport en Nona De Dier de afgelopen week ontdekten.

Hoe goed ken je de band al?

Ik moet grif toegeven dat mijn kennis van Animal Collective’s oeuvre zich beperkt tot twee nummers: ‘In the flowers’ en ‘My girls’. Afgaande op de structuur en klankgeluid van beide nummers verwacht ik me aan een caleidoscopische discografie doorspekt met dromerige synths, experimentele omgevingsgeluiden en andere surrealistisch tooisel. Omdat een oordeel op basis van twee songs allerminst door kan gaan voor een representatieve steekproef, duik ik met mijn hoofd eerst in de rabbit hole van zestien albums Animal Collective. See you guys on the other side. (Alexander)

Ik heb ooit al één liedje van de band gehoord (‘Man of oil’) en ze deden me een beetje denken aan een mix tussen Teen Suicide en Bright Eyes, twee bands die ik toch wel kan appreciëren. Ik had dus toch wel goede verwachtingen. (Nona)

Spirit they’re gone, spirit they’ve vanished (2000)

Mijn vermoeden dat de muziek van Animal Collective een bont geluidsamalgaam is, wordt bij het luisteren van dit debuutalbum al bevestigd. Nummers als ‘Untitled’ en ‘Everyone whistling’ lopen over van scherpe, experimentele soundscapes. Pal tegenover deze orgiën van elektronische huishoudapparatuur met slechte ontvangst staan songs als ‘Penny dreadfuls’ en ‘Chocolate girl’. Brave – bijna melige – indie die niet verkeerd zou klinken op de volgende tienerserie op Netflix. Qua songstructuur volgen deze het stramien van een klassiek ballade. Maar wel een ballade die aanslaat. In het midden van die twee tegenpolen, klinkt het vaak net iets te woelig. Geen muzikale symbiose van akoestisch en elektronisch, maar een jam sessie in de garage van beginnende muzikanten die niet op elkaar afgestemd lijken te zijn. Een van de uitzonderingen daarop is een nummer als ‘Alvin row’, tevens het laatste nummer op het album, waarbij de band ons op psychedelisch sleeptouw neemt. Een geslaagde 12-minuten durende afsluiter waarin Beatles-nummers als ‘Strawberry fields forever’ en ‘A day in the life’ resoneren. (Alexander)

‘Spirit they’re gone, spirit they’ve vanished’ geeft meteen een heel experimentele indruk. Het is dan ook een gewaagd debuutalbum. De band vergezelt haar nummers menig maal van merkwaardige geluiden. Hierdoor is het album niet louter een aaneenschakeling van nummers, en geeft het blijk van een soort dubbele bodem. Mijn favoriet was ‘Chocolate girl’; het is een heel dromerig lied en de opbouw is ook eerder onconventioneel. Een geslaagd debuutalbum, als je het mij vraagt. (Nona) 

Danse manatee (2001)

Op hun tweede plaat gaat de elektronica helemaal in overdrive. De mastering van de producties is zo ontregeld dat het allemaal iets wegheeft van een chaotische open mic-avond. Qua gevoel is de verzameling songs zacht uitgedrukt wispelturig te noemen. ‘Essplode’ heeft – met een baslijn die in bruikleen van Fugazi lijkt te zijn – iets breekbaars over zich, terwijl ‘Runnin’ the round ball’ zich in het keurslijf van een strakke technoschijf probeert proppen. In het bizarre en donkere ‘Lablakely dress’ lijken we in de koker van David Lynch terecht te zijn gekomen. Het concept achter ‘Danse manatee’ – ik kan hier de plank misslaan – werkt wel voor mij. Op deze plaat treden Animal Collective de conventionele achtergrondelementen zoals percussie en geluidseffecten op het voorplan. Waar in hun debuut de zanglijn ondergestopt zat onder een dekentje van sound FX, ligt het stemgeluid bij ‘Danse manatee’ volledig ondergesneeuwd onder een karrenvracht van vlijmscherpe resonanties. Interessant album met een eigenzinnige opzet. (Alexander)

Ik ga eerlijk zijn: dit album klonk bij mij niet als muziek in de oren. Letterlijk dan: het was eerder een aaneenschakeling van geluiden dan echt muziek. De band is hier een erg revolutionaire weg ingeslagen, en ik ben hier persoonlijk echt geen fan van. Misschien was dit album eerder bedoeld als een ervaring, en heb ik de boodschap gewoon gemist. Ik kan experimentele muziek heus op prijs stellen, maar dit was voor mij een brug te ver. (Nona)

Hollindagain (2002)

Met voorsprong hun meest experimentele werk tot nu toe. Waar lyrics bij hun vorige plaat nog een noemenswaardige rol vervulden, lijken ze nu volledig bijkomstig te zijn. De sound van dit album – hoewel met zeven nummers ep misschien meer op zijn plaats is – wil de luisteraar tegen de schenen schoppen. Op ‘Forest gospel’ wordt het drumstel tot beneden het zeepeil getimmerd. Animal Collective klinkt met momenten als een puberale rockband die steigert bij het idee omarmt te worden door de goegemeente. ‘Pumpkin has a snakebite’ is nog zo’n nummer dat moet onderstrepen dat de jongens “hun eigen ding doen”. Ook op vlak van opnametechnieken worden in ‘Hollindagain’ nieuwe horizonten opgezocht. In ‘I see you pan’ heb ik het gevoel dat ik met mijn walkie-talkie op een kanaal ben terechtgekomen waar ik helemaal niet op zou mogen zitten. Al bij al wil de band naar mijn mening hier contrair zijn om louter contrair te willen zijn. Mocht kunstschoolrock een genre zijn, kon ‘Hollindagain’ wel tellen als naslagwerk. (Alexander)

Ook dit album is erg experimenteel. De nummers zijn al wat muzikaler, maar het blijven voor mij echt gewoon geluiden. Om eerlijk te zijn, maakte het album me zelfs een beetje bang. Het is het soort album dat je niet opzet als je alleen thuis bent. Het is de muzikale equivalent van een psychologische thriller. (Nona)

Campfire songs (2003)

De vorige platen van Animal Collective waren een avontuurlijke -niet altijd even geslaagde- expeditie doorheen de wondere wereld van sound recording. Door de klemtoon te leggen op minder voor de hand liggende elementen -zoals drums boven vocals- en anders ongewenste geluiden -zoals feedback en ruis- een hoofdrol toe te wijzen, stelt zich de vraag: welk obscuur lappendeken van klanken staat mij nu te wachten? Geen enkel, zo blijkt. ‘Campfire songs’ laat zich het best omschrijven als een verzameling -wel ja- kampvuurliedjes. Opgewekte en sfeervolle nummers om je aan te warmen. Een stem, gitaar en tamboerijn. Alles aan elkaar geweven met een lichte ruis. Af en toe een donderslag of windstoot die in de verte weerklinkt. Niet meer of minder heeft de band nodig om een eigen wereld te scheppen. Het bewijst dat Animal Collective het toch niet gemunt heeft op mijn buis van Eustachius. En dat de geluidstechnicus in de gordijnen jagen geen conditio sine qua non is voor goede kunst. Kortom: een frisse, onverwachte wending die me aangenaam verrast. (Alexander)

De eerste indruk is zeker positief (lees: “Oef, terug muziek!”). Dit album is eerder rustgevend, in tegenstelling tot de buitenaardse geluiden op het vorige. De titel, ‘Campfire songs’, is ook echt heel toepasselijk voor de sfeer die het album schept; er komen veel natuurgeluiden terug in de nummers. Dit album is minder experimenteel dan de vorige, maar heeft nog steeds dat onorthodoxe. (Nona)

Here comes the indian (2003) 

Alweer levert de bende een schizofreen werk af. De stemmingswisselingen op ‘Here comes the indian’ zijn niet de minste. ‘Hey light’ en ’Slippi’ zijn opgewekte – bijna manische – uitspattingen, terwijl het donkere ‘Panic’ en ’Too soon’ eerder neigen naar een bad trip. Wanneer de band de eerste – vrolijke – soort van muziek maakt, krijg ik zelf zin om te bewegen maar easy listening wordt het nooit. (Alexander)

In tegenstelling tot de kleurrijke cover, klinkt dit album heel duister. Het geeft een chaotische indruk, en de klanken gaan vaak door merg en been. Sommige nummers zijn opnieuw gewoon een aaneenschakeling van geluiden, maar ik heb de indruk dat dit een dieperliggende betekenis heeft. Muziek wordt niet altijd gemaakt om mensen te bevallen; soms is een artiest niet alleen muzikant, maar ook verteller. Dat gevoel had ik hier echt; het gaat om een verhaal, een belevenis, eerder dan om een popalbum dat iedereen moet aanstaan. Hier heeft de band naar mijn mening een mooi evenwicht gevonden tussen het experimentele en het traditionele. (Nona)

Sung tongs (2004)

Eindelijk een plaat die niet zo zwaar op de maag ligt. Op ‘Campfire songs’ toonde de band al dat ze in staat waren om een engelengeluid voort te brengen. Nu kropen de gasten daadwerkelijk de studio in om iets op band vast te leggen. Geen natuurelementen op de achtergrond deze keer, maar wel een heldere opname. De nummers zijn ook zachter dan ik gewoon ben. ’The softest voice’ en ‘Winters love’ konden een cover van Fleet Foxes of Bon Over zijn. ’Sweet road’ doet dan weer mijmeren naar een reisje naar het zuiden. ‘Sung tongs’ is – zoals de naam doet vermoeden – een hemelse zomerse plaat zonder al te veel excentrieke stuiptrekking. (Alexander)

Dit is een meer folk-achtig album. Een vriend van me zei dat het nummer ‘Who could win a rabbit’ ideaal zou zijn voor een hobbit om op te dansen.  Wel, denk aan een hobbitfeestje; dan krijg je een idee van de sfeer die het album schept. Ik merk ook dat dit album veel minder duister is dan de vorige; het geeft een transcendente en toch natuurlijke indruk. Een positieve ervaring. (Nona)

Prospect hummer (2005)

Het onschuldige vakantiegevoel dat we op ’Sun tongs’ hoorden, weerklinkt ook in ‘Prospect hummer’. De ep is voorzien van vocals van de Britse folkzangeres Vashti Bunyan. Haar zachte vrouwenstem geeft in combinatie met simpele gitaarakkoorden en originele drums een speels en zorgeloos . ‘It’s you’ en ‘Baleen sample’ zijn harmonieuze meditaties die me ertoe aanzetten om in een grasveld neer te ploffen. ‘Prospect hummer’ is mijn favoriet tot nu toe. (Alexander)

‘Prospect hummer’ is opnieuw heel folk-ish. Ik heb vandaag op aanraden van een vriend ‘Illinois’ van Sufjan Stevens beluisterd, en deze ep geeft me een beetje een gelijkaardige vibe; rustig maar toch geladen met emotie. Folkzangeres Vashti Bunyan heeft voor dit album de zang voor haar rekening genomen. Haar stem doet me heel erg denken aan Sibylle Baier, aan wiens muziek ik prachtige herinneringen heb. Dat is, denk ik, de reden dat deze nummers me op zo’n vreemde manier raken. (Nona)

Feels (2005)

Stiekem hoop ik diep van binnen dat Animal Collective de lijn van hun vorige twee platen doorzet. Een gebed dat wordt beantwoord in ‘Feels’ waarop hetzelfde energierijke en warme gevoel als ’Sung tongs’ en ‘Prospect hummer’ sluimert. Toch manifesteren die positieve emoties zich hier op een andere manier. Er zit een kantje aan elk nummer maar toch lijkt het overdreven onorthodoxe karakter van hun sound zich hier tot een minimum te beperken. In het grandioze ‘Grass’ wordt er wat afgeschreeuwd zonder in disharmonie te verglijden. Toch is een nummer als dit eerder de uitzondering als de norm. De intensiteit – die vooral voelbaar was in het begin van hun carrière – lijkt ondertussen sterk afgevijld. Sommige nummers klinken ronduit ontspannend. In ‘Bees’ klinken de jongens met harp en gregoriaans gezang alsof ze aan de poorten van Sint-Pieter staan. Wat mij betreft zwaait ‘Prospect hummer’ nog altijd de scepter, al kan ‘Feels’ tellen als een mooie runner-up. (Alexander)

Album nummer zeven is minder experimenteel, maar dat is zeker geen negatieve zaak. Dit was het soort muziek dat ik initieel van de band verwacht had. Hier zou ik zelf ook echt naar luisteren. De vorige albums klonken vaak buitenaards, of op z’n minste niet afkomstig uit dit universum, maar dit hier klinkt echt menselijk. Tot hiertoe is dit album mijn favoriet. (Nona)

People (2007) 

Als de vorige platen de zomer symboliseerden, dan belichaamt ‘People’ de eerste sneeuwvlokken. Met slechts drie nummers in 12 minuten, neemt de ep zijn tijd om op te bouwen. Het titelnummer klinkt als één langgerekte jamsessie. Geschreeuw en geluidseffecten zijn er traditiegetrouw terug bij. Toch wordt het nooit te overweldigend. (Alexander)

Ik begin deze band stilaan meer en meer van waarde te achten. De manier waarop ze de gevestigde waarden uitdagen, is ongewoon. Het is een ep van slechts drie nummers, maar ook hier werden grenzen afgetast en regels gebroken, en het resultaat mag er zeker zijn. (Nona)

Strawberry jam (2007)

De band leek gas terug te nemen en iets berekendere platen uit te brengen. Maar de muziek op ’Strawberry jam’ is opnieuw all over the place. Van rommelige producties zoals bij ‘Danse manatee’ en ‘Hollindagain’ is geen sprake. De afwerking is gepolijst zoals je die van een studioalbum verwacht. Maar de hyperkinetische energie van weleer is terug van nooit weggeweest. Het geeft de plaat iets cartoonesk en over the top. ‘Peacebone’ lijkt eerder op een parodie van een Animal Collective-nummer dan op een origineel. ‘Winter wonderland’ is al helemaal een nummer voor zenuwpezen. Als er iets is dat ’Strawberry jam’ ons wil leren is het dat er werkelijk zoiets bestaat als overenthousiast zijn. (Alexander)

‘Strawberry jam’ geeft me een heel poppy indruk. Het is meer toegankelijk, en moet indertijd – zo vermoed ik toch – hoge verwachtingen gecreëerd hebben wat betreft een doorbraak in de mainstream. Een single als ‘Peacebone’ is traditioneel genoeg om op de radio te komen, en tegelijk innovatief genoeg om buiten de comfort zone van de gemiddelde luisteraar te vallen. Buitengewoon zou zoiets geweest zijn. Helaas is de doorbraak van zo’n experimentele band al even zeldzaam als een student met een goede nachtrust. (Nona)

Water curses (2008)

‘Water curses’ voelt terug een stuk meer ingehouden aan. Occasioneel is er nog eens eruptie zoals we dat bij Animal Collective gewoon zijn. Toch passen die uitspattingen binnen het kader van de plaat. Het nummer ‘Water curses’ brengt me terug naar mijn kindertijd en het zorgeloze spelen in de bossen achter ons huis. ’Street flash’ klinkt dan weer een stuk soberder en stabieler dan we van de band gewoon zijn. De zachte piano in ’Seal eyeing’ wiegt me stilletjes in slaap. Rustgevend en schoon. ‘Water curses’ heeft een kinderlijke onschuld over zich die je beroert. (Alexander)

Deze ep is opnieuw minder conventioneel. De band speelt opnieuw met geluiden en effecten, maar dat extreme, buitenaardse element van de eerste albums, is verdwenen. Ik vind het vooral impressionant hoe de muzikanten zo’n ongebruikelijk stuk muziek doen klinken alsof het exact zo hoort te zijn. Het lijkt alsof alle klanken en melodieën, in al hun ruwheid – en soms imperfectie – exact zo bedoeld waren. (Nona)

Merriweather post pavillion (2009)

De rust van hun vorige ep keert weer in ‘In the grass’. Althans in het begin van het nummer. Al snel slaan de drumcomputers om in galopperende paarden. Wat bedaard begon, mondt nu uit in een dramatische, pompeuze orkestratie. Magistraal nummer. Ik meen de leden van Pink Floyd ergens goedkeurend te zien glimlachen. Het volgende nummer ‘My girls’ is dan weer een en al dansbare spielereien. De band lijkt een evenwicht te hebben gevonden tussen trouw te blijven aan hun eigen DNA en catchy schijven te brengen. De energie op dit album is aanstekelijk. Toch zijn er ook momenten voorzien om op adem te komen. ’No more running’ – toepasselijke naam- toont dat het met weinig ook kan.  Bij verre de meest pop-achtig langspeler van de band zonder in te boeten aan eigenwijsheid. Mocht ik iemand wil initiëren in de vreemde, psychedelische wereld van Animal Collective, is ‘Merriweather post pavilion’ de ideale gateway drug. (Alexander)

Wat me vooral verbaast, is dat dit album in 2009 werd uitgebracht. Voor een tijdperk als de jaren ’00, is dit enorm vooruitstrevend. Je zou me echt kunnen wijsmaken dat dit album dit jaar uitgekomen is. Ook is dit opnieuw een eerder toegankelijk album, wat ervoor gezorgd heeft dat het me bij een eerste keer luisteren meteen aanstond. (Nona)

Fall be kind (2009)

Terug een ep. Eén waar het stemgeluid zich zowel als vocal en instrument laat gelden. De echo’s van de zanglijn die weerklinken, zijn een constante doorheen de plaat. Het creëert een zekere traagheid ondanks dat het ritme af en toe een versnelling hoger schakelt. Aanraders? ‘Graze’ en ‘What would I want? Sky!’. (Alexander)

De nummers op deze ep zijn soms heel erg poppy, en op andere momenten dan weer typisch ongebruikelijk. Het nummer ‘What would I want? Sky!’ is mijn persoonlijke favoriet van het album. De opbouw van het nummer is heel apart en in net geen zeven minuten waagt de band zich aan een breed spectrum van stijlen. Ze blijven verbazen. (Nona)

Centipede hz (2012)

Misschien zit ik al te diep in Animal Collective maar ‘Centipede hz’ klinkt voor mij ongelofelijk melig. De sfeer is nog altijd opgewekt en energierijk, maar dan op een irritante manier. Met momenten heb ik het gevoel te luisteren naar een reclame voor ontbijtgranen. Op andere momenten luister ik naar Fall Out Boy on acid. Ik heb niet veel zin meer om hier naar te luisteren. (Alexander)

Opnieuw bewapent de groep haar nummers met talloze vreemde klanken. De donkere sound, de chaos van de vroege albums, zijn nu omgezet naar iets dat neigt naar indiepop zoals we dat vandaag kennen. De evolutie van de band doet me denken aan – please val me niet aan voor deze uitspraak – de evolutie in de discografie van My Chemical Romance (ja, het is 2020 en ik ben nog steeds emo). Zij begonnen ook met een heel ruw, duister geluid en zijn uiteindelijk uitgemond in een pop-achtig genre. Die trend hoor ik ook bij Animal Collective. (Nona)

Painting with (2016)

Toen ik zei dat ik de dansbare popmuziek van Animal Collective van ‘Merriweather post pavilion’ kon appreciëren, meende ik dat ook. Maar dit en het vorige album klinken wel echt corny. De productie is ook net iets eigentijdser dan bij ‘Centipede hz’. Iets dat het ergens misschien alleen maar erger maakt. Het lijkt alsof de band hun roots kwijt zijn en er op uit zijn gemakkelijk te scoren. Een nummer als ’Spilling guts’ voelt lui aan. (Alexander)

Als aliens naar popmuziek zouden luisteren, was dit album voor hen wat ‘The fame’ van Lady Gaga voor ons mensen was. De sound is heel apart, en ik vind de overgang van de vorige albums naar deze stijl minder evident. Om eerlijk te zijn ben ik meer fan van de eerdere albums, al vind ik dit ook niet slecht. (Nona)

Tangerine reef (2018)

Op ‘Tangerine reef’ lanceert Animal Collective uit het niets een totaal nieuwe sound. Terug donkerder, gereserveerder… Ik heb het gevoel dat ik drijf op de bodem van een oceaan of in de atmosfeer. De nummers weerspiegelen tegelijk een leegte en een oneindigheid zoals je die in de zee of ruimte terugvindt. Het gevolg is dat je telkens het gevoel hebt naar hetzelfde nummer te luisteren. ‘Buffalo Tom’, ‘Inspector Gadget’ en ‘Jake and Me’ klinken nagenoeg hetzelfde. Toch stoort het niet en brengt het album je in een trance. Wat betreft de hoogvliegers: ‘Lundsten coral’ is mijn persoonlijke favoriet. (Alexander)

Hier heb ik het gevoel dat de band een beetje terugkeert naar haar roots; dat onalledaagse element is er weer. Ik vind dit niet hun sterkste album, ik word er veel minder door geraakt dan door hun ander werk. Het niet lastig luisteren; het springt er gewoon niet uit. (Nona)

Conclusie

First things first: Ik zou niemand aanraden om zestien albums en ep’s achter elkaar te recenseren. Bovenstaande ‘recensies’ zijn dan ook eerder te begrijpen als impressies dan als een gefundeerd oordeel. Zeker bij een band als Animal Collective, die ondanks hun uiteenlopende werk, vaak dezelfde sound aannemen, klinkt alles al snel als één grote waas. Ik ben ergens ook teleurgesteld dat veel nummers extreem experimenteel waren. Als concept zijn ze de moeite waard om te bestuderen, maar om in één lange zitten te luisteren, zijn ze met momenten een kwelling. De laatste albums zijn dan weer te banaal en zijn absoluut niet memorabel. Mijn voorkeur gaat dan ook naar de meer toegankelijke albums en ep’s die toch nog tegen de haren instrijken: ‘Merriweather post pavilion’, ‘Feels’, ‘Water curses en ‘Prospect hummer’ om maar enkele voorbeelden te geven. Wie wil ronddwalen in de psychedelische krochten van hun catalogus neemt best zijn tijd hiervoor. Ik heb het gevoel dat veel Animal Collective werk de juiste vibe en omgeving vraagt. Of het juiste begeleidend beeldmateriaal, zoals hun psychedelische video ‘Oddscac’. Tot zover mijn advies! (Alexander)

Ik denk dat ik met Animal Collective een band heb ontdekt die ik in de toekomst “beter wil leren kennen”. Deze week lag de focus vooral op de globale discografie beluisteren en een eerste indruk, maar ik wil sommige van deze albums zeker nog eens aandachtig beluisteren, want er zitten – naar mijn nederige opinie – ware parels bij. De grens tussen onconventioneel en hectisch is soms erg dun, en nu en dan slaat de band daar de bal mis, maar het grootste deel van hun werk is prachtig, en waarlijk uniek. Ik ben blij dat ik met dit vreemde fenomeen genaamd Animal Collective in contact ben gekomen. (Nona)