Header image

Indiestyle luistert: Swans

door Mattias Goossens

Naarmate de lockdown vordert, krimpt het lijstje met nuttige bezigheden. Daarom willen we jullie graag aansporen om jullie tijd nuttig te besteden, en wel door te luisteren naar volledige discografieën van artiesten waar je niet helemaal mee vertrouwd bent. Dat doen we onder de noemer ‘Indiestyle luistert’. Zelf zin om aan deze reeks mee te werken? Neem hier een kijkje en mail de artiesten die je wil ontdekken door naar info@indiestyle.be. Hier vind je een overzicht met alle luisterdagboeken.

Een hele nieuwe generatie fans ontdekte de verwoestende impact die Swans kan hebben. De band rond Michael Gira kende de laatste jaren een heropleving, maar ook in de jaren tachtig omarmden ze de duisternis al. Daan, Nils en Rutger lieten zich omver blazen door de omvangrijke catalogus van de band en luisterden de afgelopen week bijna twintig albums en ep’s.

Hoe goed ken je de band al?

Swans is voor de gemiddelde internetbrowsende muziekliefhebber quasi onmogelijk te ontlopen. Toch ben ik er in al die tijd in “geslaagd” om niet in hun discografie te duiken. Een exacte reden daarvoor bestaat niet echt, en de lockdown bleek het, initieel, ideale moment om Michael Gira’s band te beluisteren. Hoewel mijn smaak meer bij blieps en bloops ligt (“fuck gitaren”), dacht ik dat Swans wel een potentiële fan kon bijwinnen. Twee minuten na het versturen van mijn mail, bekijk ik aan welk titanenwerk ik begonnen ben. Ik wist wel dat de groep verschillende albums had, maar dat het er vijftien waren, was me even ontgaan. (Daan)

Swans is bij vooral bekend als voormalige Dunk Festival-headliner. Ik heb echter nog nooit naar hun muziek geluisterd. Nu is er dus de kans en tijd om me hier eens aan te zetten. Ik gok op experimentele (lange) nummers, zware gitaren en iets dat wat tijd zal nodig hebben om me te bekoren. Hun passage destijds op Dunk werd me als “te luid” meegedeeld. Niet enkel de toeschouwers waren deze mening toebedeeld maar ook bevriende geluidstechniekers vonden het op het randje. Nu kan ik eindelijk weten welke band er achter dat concert zat. (Nils)

In 2014 was ik 15, volop in de puberteit en bijgevolg volop mijn eigen identiteit als alternativo aan het opbouwen. Dat ging natuurlijk gepaard met het zoeken van een eigen muziekstijl, die natuurlijk niet binnen de lijntjes van de popmuziek mocht kleuren, maar daar juist zo ver mogelijk buiten rondzwierf. Toen op mijn YouTube Anthony Fantano’s review van ‘To be kind verscheen, dat onder andere werd omschreven als de “most grand and visceral rock instrumentation in the band’s 13-album discography”, dan moest ik daar wel naar luisteren. Ik ondernam een paar pogingen, maar helaas, zelfs voor mijn elitaire puberoren, die ook toen toch al flink wat herrie aankonden, was Swans toch nog te hoog gegrepen. Ik haalde het album uit mijn opgeslagen albums op Spotify, verweet mezelf dat ik een poser was en ging verder met mijn nieuw-ontdekte rage: trve Norvegian kvltmetal.

Nu, toch alweer de volle zes jaar later, ontwikkelde mijn smaak zich verder en verder. Mijn appreciatie voor noisemuziek en industrial is ook toegenomen, door o.a. Einsturzende Neubauten, Girl Band en Black Midi, en in deze middens hoor je de naam Swans wel al eens passeren. Daarom dat ik dus het trauma van Pukkelige Rutger eindelijk van mij af wil zwieren, mezelf terug onbevangen op hun discografie wil gooien. Ik verwacht mij aan veel lawaai, duistere teksten, hypnotische grooves en een gebrek, zelfs lak aan, songstructuren. Maar genoeg geluld, tijd voor een koffie en de eerste hit, ‘Filth’! (Rutger)

Filth (1984)

Meteen na het opzetten van ‘Filth’ loopt mijn computer volledig vast. Toeval of niet, het lijkt me geen goed voorteken te zijn. Na slechts één nummer besef ik pas ten volste waaraan ik begonnen ben. De teleurstelling van ‘Stay here’ slaat gelukkig snel om na het luisteren van bijvoorbeeld ‘Big strong boss’ en ‘Power for power’. Een eerste evaluatie na het album slaat positief uit. Ik snap wel waarom veel mensen zo’n die hard fans van Swans zijn. Zelf ben ik vooral aangetrokken tot de industriële en gebroken klanken, maar ik twijfel of de combinatie van een lockdown, ‘League of legends’ en een Swans-marathon wel zo’n goed idee is. Tijd om ‘Cop’ te luisteren! (Daan)

Een cursus anger-management zouden de mannen van Swans wel kunnen gebruiken. De nummers klinken industrieel, ondersteund door haast onheilspellend gegrom en gezang. Gebruikte geluiden komen vanuit de buik en worden gespeeld op een hypnotiserend ritme van tromgeroffel. Toch blijkt in enkele nummers (‘Right wrong’ en ‘Big strong boss’) dat er toch nog hoop is door een iets ontspannere sfeer. (Nils)

Mijn herdoop in het Swans-universum. De plaat als een geheel bevalt mij best goed, vooral ‘Power for power’, ‘Thank you’ en ‘Weakling’. De productie en het drumwerk had voor mij iets strakker gemogen, maar misschien is dat omdat ik gewend ben aan de nieuwere noisebands. De teksten zijn rudimentair, vaak onverstaanbaar door Michael Gira’s bizarre gegrom en geknor. Dat is natuurlijk geen verrassing, maar iets meer verstaanbaarheid had wel beter bijgedragen tot de sfeer. De plaat is wel nog steeds een bijzonder goed uitgedacht stukje muziek, maar hier en daar heb ik het gevoel dat de ideeën beter waren dan de uitvoering. ‘Filth’ blijft echter wel een meesterstuk van grotesk luide en agressieve muziek. Grote fan! (Rutger)

Cop (1984)

Na de heftige eerste seconden, vallen dingen meer in de plooi vanaf ‘Job’. De lome, zware noise leunt wel aan bij mijn bredere muzieksmaak, en ook de drones in ‘Why hide’ weet ik wel te appreciëren. De deprimerende teksten blijken een ideale catharsis voor een post-niet Swans-gerelateerde breakdown. Het totaalplaatje zorgt ervoor dat ik me precies in een donkerdere dimensie van de werkelijkheid bevind. Het is er niet echt fijn vertoeven, en tegelijk niet onfijn om zo’n “descent in despair”-moment te hebben. ‘Cop’ slaagt er in om me nog meer in het Swans-universum te trekken. De rauwe en repetitieve zang trekken me op basis van twee albums over de streep. (Daan)

We kunnen stellen dat de duistere kant van de vocals plaats maakt voor een meer verhalende verteller. Waar we een duistere sfeer hadden klaart deze nu deels op. Het ritme vertraagt nog wat, wat voor mij bijdraagt aan de vertellende sfeer die gemaakt wordt. De classic gitaardistortion-intro kondigt telkens weer een tergend traag bewegend schepsel aan. Een dag op school die maar niet lijkt te eindigen. (Nils)

‘Cop’ bouwt voort op de ideeën van ‘Filth’, maar ik vind ze hier veel beter uitgewerkt. De problemen die ik had met ‘Filth’ (productie, drumwerk), zijn hier niet meer echt te merken, waardoor de plaat veel meer als een geheel klinkt. Ook de lyrics van Gira zijn meer uitgewerkt en beter verstaanbaar. Thema’s van misantropie, (on)vrijheid, politiegeweld en seks volgen elkaar aan een traag tempo op, niet bepaald een vrolijk plaatje dus. De muziek an sich is gelijkaardig aan ‘Filth’, met trage muren van gitaar en bas, ondersteund en onderbroken door de drums. Over het algemeen is het gitaarwerk wel dynamischer en gevarieerder in geluid, wat samen met de gevarieerde songwriting voor een interessantere luisterervaring zorgt dan ‘Filth’. (Rutger)

Young god (1984)

Een lichte versnelling maakt dat er een poging wordt ondernomen om uit de tragiek weg te geraken. Daarmee gepaard gaat het nodige geklaag. De industriële geluiden voortgebracht door de gitaren maken hier, zoals ook in de vorige platen, de sfeer volledig. Het gevecht is duidelijk. Het toont ook een vorm van vastberadenheid, een groter idee. (Nils)

Holy fuck, voor mij de eerste keer dat Swans van interessant naar waarlijk meeslepend gaat. Productie en geluid zijn perfect, Gira’s zang is genuanceerder dan op de vorige platen. Deze ep is voor mij het beste wat Swans uit het (beperkte) geluid dat tot nu gebruikt werd, heeft gehaald. Een voorlopig hoogtepunt. (Rutger)

Time is money bastard (1986)

Zoals ook bij Het volgend’ Holy money’ en Cop het geval was, maakt Swans ook deze keer een ep waarin het van de ingeslagen weg in het album afdwaalt. Een motor die op gang trekt, korte gitaarcrashes en electronica maken een zeer interessante variatie. Meer upbeat dan de traagheid die we anders zo gewend zijn met als finaal toetje een piano loop in ‘Sealed in skin’. (Nils)

Qua geluid is deze ep een voorloper van ‘Greed’, naar mijn indruk misschien iets bruter. De lyrics zijn dan weer erg bruut, met beelden van geweld, onderdrukking en verkrachting. Kwaliteitsvolle ep, maar niet direct onder de indruk. (Rutger)

Greed (1986) 

Hoewel het theoretisch goed mogelijk was om de hele discografie op een beperkte tijd te luisteren, was ik er toch een beetje van geschrokken dat ik na de combo ‘Filth’/’Cop’ een dag of twee helemaal geen behoefte had aan deze muziek. Het gebeurt niet vaak dat muziek echt zo’n sterke gevoelens bij me weet op te wekken. Op ‘Greed’ ben ik vooral fan van ‘Nobody’. De combinatie van doorklievende drumslagen en trage, meeslepende herhaling valt me op. (Daan)

Gitaren verwelkomen meer piano. Het overweldigende geluid van instrumenten wordt ingeperkt en de stem komt meer naar de voorgrond maar blijft wel droger dan op de vorige platen. Het doom-gehalte ligt er vingerdik op. Het spirituele aspect ontstaat door de gezangen die wel uit kerken lijken opgenomen. (Nils)

Het album bouwt vanaf het begin op naar de keiharde climax van het einde, vaak met meer experimentele instrumentatie, samples en de vocals van Jarboe. Qua thematiek bouwt het album voort op dezelfde thema’s die in vorige albums al verkend werden. Nog iemand die in de openingsnoten van ‘Greed’ de liveversie van Cortez The Killer hoort? (Rutger)

Holy money / A screw (1986)

Samen met ‘Greed’, brengt ‘Holy money’ me gemakkelijk in the zone. Hoewel de aandacht voor concrete klanken wegebt, ligt de macrosound van beide albums me wel. ‘A screw (holy money) is een welgekomen opschudding daaruit. Het meer elektronisch klinkende keyboardspel en de snellere opeenvolging van riffs brengt variatie ten opzichte van de voorgaande nummers. Voor ‘Another you’ geldt quasi hetzelfde, maar daar word ik dan weer weggeblazen door een heel specifiek stuk echo’s in de outro. (Daan)

Rauwe gitaargeluiden en de bassdrum worden door de reverb gehaald. Extra gezang op de achtergrond leidt ons mee naar een altaar, een geheime afspraak. Trommels en ritmiek maken ons klaar om ten oorlog te trekken. Effecten en andere geluiden maken dat het geheel uit een duister hol komt gekropen. Af en toe zelfs een flard Depeche Mode electronica, zoals ‘Money is flesh’. ‘Blackmail’ is op zijn beurt weer een verkenning van de piano. (Nils)

Op dit album neemt Swans afscheid van het geluid van de vorige platen, om meer geëxperimenteer met productie en instrumentatie toe te laten. In ‘You need me’ was er tot mijn grote schok enkel een piano te horen, elders zijn er ook blazers en iets wat lijkt op een mondharmonica te ontwaren.Deze experimenten zorgen voor een gevarieerd, interessanter geluid, maar ze zijn nog enigszins richtingloos. Omdat er zoveel met verschillende dingen wordt geëxperimenteerd voelt de lp niet echt als een geheel aan. Desondanks zijn ‘Fool #2’ en ‘Another you’ wel voorlopige favorieten. ‘A screw’ is ook bijzonder dansbaar. Het doet bijna deugd na toch al anderhalve dag harde industrial om weer eens de beentjes los te kunnen gooien. Die blazers zijn zo catchy dat je ze eerder op een discoplaat zou verwachten dan op industrial. Swans eerdere stijl verdwijnt dan weer volledig bij Blackmail, dat bijna volledig gestoeld is op piano en vrouwelijke vocals van Jarboe. Ook een kleine verrassing om ‘Fool#2’ hier terug te horen in een andere versie. Ik ben persoonlijk meer fan van de versie vanop ‘Greed’. Dit is misschien niet het meest coherente album, maar wel interessant en hoopgevend voor de volgende! (Rutger)

Children of god (1987)

Vrijwel vanaf het begin valt op dat de kreten en grommen plaats moeten ruimen voor een meer conventionele vorm van zang. De vrouwelijke zang doet me plots opschrikken. Hoewel ik op voorhand een kleine inschatting kon maken van wat ik voor de kiezen zou krijgen, blijkt dat ik de groep onderschat had qua variatie in hun discografie. Toch verkies ik de meer industriële kant van de vorige vier albums. ‘Children of god’ doet me meer aan conventionele gitaaralbums denken, wat in dit geval niet echt positief is. (Daan)

The burning world (1989)

Wat is me dit zeg? Folkmuziek is niet wat ik verwacht had van Swans. Het tekent de band dat ze verschillende geluiden opzoeken, maar dit is helemaal niet mijn ding, en ook niet waarom ik hun discografie ben beginnen luisteren. ‘The burning world’ is de eerste echte teleurstelling die ik tegenkom. Voor iemand die niet echt belang hecht aan teksten zoals mezelf, heb ik het gevoel dat ik heel wat lagen mis, maar toch kan ik het niet opbrengen om hier extreem gefocust naar te luisteren. Hier en daar brengt de groep wel wat geluiden aan die deze zit een tikkeltje draaglijk maken. Toch een stuk minder voor een niet-teksten persoon als mezelf. Hoewel folk en aanverwanten mijlenver van mijn gewone muzieksmaak ligt, weet de band hier en daar wel wat geluiden eraan toe te voegen die deze zit wat draaglijker maken. (Daan)

White light from the mouth of infinity (1991)

Na het “fiasco” van ‘The burning world’ duurt het opnieuw eventjes voor ik me aan een nieuw album waag. Opener ‘Better than you’ doet me licht grijnzen wanneer het idee opkomt dat de tekst zomaar een donkere haiku op de twitterpagina van Xiu Xiu zou kunnen zijn. Hoewel ‘The white light from the mouth of infinity’ wellicht een van de mooiste albums van de band moet zijn, voel ik me er minder tot aangetrokken. In mijn geheel onfeilbare voorlopige rangschikking weegt de plaat te licht. (Daan)

We steken van wal met geluiden geproduceerd door een baby. ‘Better than you maakt een andere start waar een pop-sound de basis vormt van Swans die opnieuw geboren is in andere vorm. Nummers met een lengte waardig aan post-rock en een opzwepende opbouw door galopperende drumriffs. De stem die opnieuw doet denken aan Depeche Mode, Wayne Hussey (Sisters of Mercy/The Mssion) tot zelfs The Nationals Matt Berninger in ‘You know nothing’. In ‘Song for the sun’ lijkt er zelfs plaats gevonden te zijn voor hoop. (Nils)

Er is zeven jaar verstreken sinds Greed en Time is Money, en dat is duidelijk te horen op deze plaat. Als je mij ze geblinddoekt had laten horen, zou ik nooit geloofd hebben dat dit dezelfde band was als die die bijna tien jaar eerder ‘Filth’ heeft uitgebracht. Veel neofolk- en folkrock-invloeden, in plaats van de spartaanse instrumentatie van de voorgaande projecten zijn hier fluiten, piano’s, strijkers en nog meer lieflijks te horen. Natuurlijk, Swans zou Swans niet zijn als er zowel muzikaal als lyrisch toch nog een serieuze scheut onder- en bovenhuidse dreiging te bemerken valt. Bijzonder experimenteel album dat ook invloeden lijkt mee te hebben van new wave en gothic, als de beginnende indiescene in Amerika. Persoonlijk niet echt mijn favoriet, helaas. Dit was de eerste keer dat ik me echt moest verplichten om te blijven luisteren, wat denk ik evenveel ligt aan de kwaliteit van het album als mijn persoonlijke desinteresse in het genre. Wel bewondering voor het experiment en de ballen die het vergt om dit uit te brengen na al die noise. (Rutger)

Love of life (1992)

De deadline nadert, en ik heb keuzes moeten maken. ‘Love of life’ schoof ik vrij makkelijk opzij toen ik de tag ‘neo-folk’ zag. (Daan)

Meeslepende folk-liederen met een vertellend karakter slepen ons mee in mooie evolutie na ‘White light form the mouth of infinity’. Dit is de eerste plaat waar het folk-gehalte door een specifieke gitaarsound er bovenop ligt. De verschillende samples in ‘(- – -) Pt. 3’ en ‘Her’ grijpen je aandacht vast. Je luistert effectief naar het verhaal dat deze vertellen. Dit gebeurt normaal niet. De eenzame man met de gitaar die van dorp naar dorp trekt om verhalen te vertellen waar verscheidene mensen mee op inpikken en hun toevoegingen doen aan de nummers en verhalen. (Nils)

The great annihilator (1995)

 Met ‘Blood promise’ valt op dat Gira en de zijnen deze keer niet voor een albumlang vastgehouden geluid gaan. Hoewel sommige dingen bij het beste horen van wat ik al gehoord heb (zoals de fantastische dub-elementen in ‘Telepathy’ of de liveversie van ‘I am the sun’), begint het bingen haar tol te eisen. ‘The great annihilator’ zou ik samenvatten als enkele heel hoge pieken, maar voor de rest vrij middelmatig in vergelijking met ‘Filth’ en ‘Cop’ die nog steeds als mijn favorieten overeind blijven. (Daan)

Een stap achteruit richting de oudere albums. Pop wordt meer rock met een duidelijker aanwezige elektrische gitaar en drumlijnen. Wel blijft het duidelijk opbouwen van een muzikaal stijgende verhaallijn behouden, die doorgedreven in je oren wordt geramd. De dreigende en treurende stem uit de eerste platen toont zich hier in het nummer ‘Mother/Father’ als vrouwelijke gedaante. Na twee albums richting een meer open en positief verhaal duiken we weer even af in een duisternis en kilte van de eeuwig doordraaiende wereld. Een zekere herhaling die we in de albums van 1984 en 1985 hoorden keert ook weer hier, zo duidelijk in ‘Mind/Body/Light/Sound’. Zware gitaren wisselen zich af met uitspattingen gebaseerd op enkele instrumenten (piano, blaasinstrumenten, triangel,…) en stem, ook meer de vrouwenstem dan man. (Nils)

Swans gaat op deze plaat bijna mainstream, en dat doet het fantastisch! Voor mij een kleine opluchting na de neofolky lp’s hiervoor, waar ik toch maar gemengde gevoelens bij had. Hoewel folk hier nooit ver weg is, denk maar in de gezongen harmonieën en thematiek, is de invloed veel beperkter. Wat hier veel meer doorklinkt is de 90’s indie van bands als Sonic Youth en Dinosaur Jr., vooral in de zang van Gira (zie bv. ‘Celebrity lifestyle’, dat had toch perfect op ‘Goo’ kunnen staan?). Omdat dit album ook iets harder is, voelt het ook meer aan als een Swans-plaat. De percussie is industrieel en agressief en de gitaren mogen ook al eens meer scheuren. Voor mij voelt de plaat ook gefocuster aan de ‘Love of life’ en ‘White light from the mouth of infinity, de beide nogal durfden meanderen in hun songwriting. Op een of andere manier krijg ik ook de indruk dat de lyrics persoonlijker zijn dan op de voorgaande albums, maar waarom dit precies is weet ik niet. (Rutger)

Die tür ist zu (1996)

Op een excursie naar het mooie Duitsland wordt gereflecteerd over het eigen repertoire, zo lijkt het wel. De abstractie van enkele nummers maakt het album vanaf het begin af aan moeilijk te doorgronden. Eerder technische nummer worden aan elkaar geregen met Duitse zang tot de reprise van ‘You know nothing’ uit 1991 dat toepasselijk wordt omgedoopt naar ‘You know everything’. Ook ‘M/F’ is een herwerking uit het album ‘The great annihilator’. Dit album blijkt dus klaar en duidelijk een retrospectie. De deur naar het verleden wordt dichtgeslagen. (Nils)

Deze ep heeft mij het meest verward achtergelaten. ‘Ligeti’s breath/Hilflos kind’ klinkt met momenten alsof Pink Floyd een paar Duitse demo’s had gemaakt, ‘Ich sehe die alle in einer reihe’ mengt soundscapes met iets wat verdacht veel lijkt op blackmetal en ‘M/F’ is dan weer integraal akoestisch. Naar wat ik heb gelezen op Wikipedia (de beste bron), en mijn eigen aanvoelen, is dit niet perse een op zich staand project, maar eerder een reeks losse voorstudies voor het volgende album, ‘Soundtracks for the blind’. De tracks zijn echter wel origineel genoeg, qua concept en qua geluid, om te blijven boeien, wat hoopgevend is voor de opvolger. Het lijkt alleszins ook op een terugkeer naar een harder, meer noise georiënteerd geluid. (Rutger)

Soundtracks for the blind (1996) 

Experimentele soundtracks waarin elk nummer verschilt van de rest van het album. Meer electronica dan op andere platen. Het creëren van ambient soundscapes en onderzoek naar geluiden wordt weer opgenomen. Af en toe doet het denken aan Amon Tobin zonder beats/drum. Het album zou dus perfect kunnen dienen als achtergrondmuziek bij experimentele zwart-witfilm. Het meer algemeen gebruik van synthesizers en dergelijke lijken couranter te worden. Het hangt niet meer enkel en alleen op aan een gitaar met verscheidene effecten. De muziek creëert een pad waarop de muzikant filosofeert, zingt en wandelt. Een nummer zoals ‘The sound’ past dan weer helemaal binnen het postrock-idee van eindeloze opbouwen, ronkende gitaren en pompende drums. Het volledige tweede deel van dit album volgt dit enigszins. (Nils)

Oef, Swans’ langste en meest intense ervaring tot nu toe, is voorbij. Het album lijkt wel een synthese van alles wat Swans tot nu toe heeft gemaakt, gaande van golven van gitaargeweld en verkapte house tot neofolk. Waarschijnlijk stilistisch het meest diverse album en bijgevolg ook heel erg boeiend. Veel experimenten met sampling en tape echoes. Opnieuw hebben de lyrics een meer persoonlijke inslag, met onder andere ‘Helpless child’ en The sound, die lijken te verwijzen naar Gira’s (ongelukkige) jeugd. Heel erg indrukwekkend album, dat mij echt omver geblazen heeft. Het was Swans’ voorlopige zwanenzang, en dat is heel duidelijk te merken. Alles voelt aan als de ultieme versie van een idee of een gevoel. Een all time favorite. (Rutger)

My father will guide me up a rope to the sky (2010)

Na een afwezigheid van bijna 15 jaar zou je na No Words/No Thoughts bijna denken dat er niets veranderd is. Toch sluipt in de volgende nummers weer dat kleine streepje folk in de muziek van Swans. Verhalen worden verteld met muziek als versterkende factor. Het scheppen van een gemoedstoestand door instrumentale intermezzo’s die een punt maken. Het muzikale blijft meer in het gematigde spectrum en indrukwekkend ingewikkelde structuren komen we maar zeer zelden tegen. (Nils)

Na een pauze van 14 jaar keert Swans terug, hoera! Er is in deze 14 jaar precies veel gebeurd. Michael Gira heeft Swans laten reïncarneren als een duivelse bluesband, met slidegitaar en jazzinvloeden. Natuurlijk zou Swans Swans niet zijn als er niet goed op los wordt geëxperimenteerd, dus hoop niet op je old school bluesy gitaarsolo’s. Er wordt stevig gehamerd op drums, gitaren, iets wat lijkt op strijkers en loops. Voor mij geen uitzonderlijk sterke plaat, maar wel hoopgevend voor de volgende. (Rutger)

The seer (2012) 

Met deze plaat wordt, zoals de hoes aangeeft, een brutaliteit omgezet in de eerste zes nummers. Vanaf ‘The daughter brings the water’ komt het album tot inkeer en neemt de vrouw (of dochter?) het roer over. Op het tweede deel wordt deze sfeer doorgezet en is de muzikale ondertoon eerder opbouwend, verhalend, folk… ‘Apostate’ rond het album af op instrumentale zoekende wijze. De muziek wordt veelal gekenmerkt door een zwervend en zoekend gevoel. Er wordt geprobeerd, nooit een beslissing genomen, alles blijft mogelijk. Wel is er steeds een opbouwend geheel. (Nils)

Het eerste dat mij opviel bij ‘The seer’ was de epische schaal waarop alles verliep. Het titelnummer duurt 32 minuten, ‘A piece of the sky 19, en de afsluiter ‘Apostate’ klokt af op 23. Bezwaarlijk radiovriendelijk te noemen dus. Muzikaal gezien zijn veel van de recepten van ‘My father…’ terug te vinden, een interesse in blues en country, maar hier misschien aangevuld met meer lieflijke passages (denk maar aan ‘Song for a warrior’). Naast het epische titelnummer was ’93 Ave. blues’ ook wel een hoogtepunt, met de krankzinnigmakende blaasinstrumenten in het begin. ‘The seer’ zelf begint dan weer met mijn op één na minst favoriete instrument, de doedelzak, maar gelukkig kan ik het in deze context iets beter verdragen. Erg erg aangename plaat, zeker voor wie zichzelf eens helemaal in een muzikaal universum wil begraven. (Rutger)

To be kind (2014)

Hoewel het tweede deel van de discografie mijn ding kan zijn, heb ik door tijdsgebrek op basis van de hoes gekozen om ‘To be kind’ als afsluiter van deze marathon te luisteren. De eerste drie nummers glijden voorbij, maar daar staat mijn hoofd wel naar. ‘Bring the sun/Toussaint L’Ouverture’ trekt mijn aandacht volledig naar de muziek. De intro weet een snaar te raken, maar vooral de industrial, ambient en noise op ongeveer twintig minuten zijn de parel die ik hoopte te vinden. De melancholische strijkers en rustige gitaren van ‘Some things we do’ komen dan ook het juiste moment na dat epische nummer. Wat me achteraf zo deed connecten met ‘To be kind’ zijn vaak de intro’s, outro’s en interludes van de lange nummers. (Daan)

Met nummers zoals ‘Just a little boy’ lijken we wel in een gekke western beland. Een stand-off waar je de klok ziet verder tikken, tergend traag, zo lopen ook de instrumenten hier verder doorheen het nummer. Het filmische vertellende karakter van enkele van de nummers liggen er vingerdik op. In het algemeen is deze plaat muzikaal iets zachter dan de meeste andere. Rite, mystiek en symboliek worden vaak dicht benaderd. (Nils)

‘To be kind’ is van deze nieuwe Swans waarschijnlijk mijn favoriet. De country-, blues- en jazzinvloeden zijn hier het duidelijkst merkbaar, denk maar aan ‘Just a little boy( for Chester Burnett)’, een ode aan Howlin Wolf en ‘Bring the sun/Toussaint l’ouverture’. Heel de plaat lijkt recht uit de moerassen van the south opgerezen te zijn, zowel muzikaal als tekstueel. Slidegitaar is nooit veraf, al is het vaak dan niet de lieflijk klagende countryvariant en eerder die die gepopulariseerd werd door Blixa Bargeldt. Oxygen is dan weer scheve blues die ook aan Jon Spencers brein ontsproten kan zijn. ‘She loves us’ beweert in naam dan wel lieflijk te zijn, de muziek met momenten bijna een terugkeer naar de ‘Filth’-dagen. Heel erg sterke plaat en een hoogtepunt in Swans’ volledige discografie. (Rutger)

The glowing man (2016)

‘Cloud of forgetting’ is de inleiding, een voorbode waar opbouwende structuur en opzwepende stem zorgen voor een apotheose. En dit als eerste nummer op de plaat. Postrock liefhebbers zullen met dit eerste nummer dadelijk verknocht zijn aan dit album uit 2016. Op minuut tien bereiken we een piek die dan weer afbouwt en ons verder neemt tot het volgende nummer, die dan weer een vuistslag is in je gezicht. ‘Cloud of unknowing’ start als een bom. ‘The glowing man’ is een muzikaal vervolg op ‘To be kind waar nummers met eenzelfde intensiteit en structuur verder worden uitgedieptt. (Nils)

Het laatste album van deze incarnatie van Swans voelt meer aan als één compositie van een kleine 120 minuten dan als een collectie van nummers. De reis begint bij ‘Cloud of forgetting’ en explodeert in het titelnummer, waar Gira’s duivels eindelijk ontbonden worden na iets meer dan een uur spanningsopbouw. Dat is nogal eens catharsis. De teksten gaan op een aantal punten over bijzonder persoonlijke dingen, zoals ‘When will I return’, gezongen door Michaels vrouw Jennifer, waarin ze in de eerste persoon haar eigen verkrachting beschrijft. Muzikaal is ‘The glowing man’ etherischer dan zijn voorgangers, die focusten op groove en ritme, terwijl de muziek hier een ijler gevoel heeft, met meer focus op soundscapes in plaats van riffs. Dit neemt niet weg dat de muziek gespannen en zenuwachtig aanvoelt, met veel gezoem en getik. Alsof insecten over je huid kruipen en muggen rond je hoofd vliegen. Wanneer de muziek dan eindelijk magistraal ontploft, doet dit des te meer deugd. Een uitstekende afsluiter van de voorbije trilogie, en opnieuw een hoogstandje in hun discografie (ik begin me haast af te vragen of niet heel die discografie uit hoogstandjes bestaat). (Rutger)

Leaving meaning (2019)

Met nummers als ‘The hanging man’ en ‘Amnesia’ is Swans een troubadour die dramatische verhalen vertelt en zo hun muziek doet aanleunen bij het genre folk. Zeer duistere folk doordrongen van weemoed en droefenis. Met deze voorlopig laatste plaat heeft Swans een opnieuw meeslepend geheel gecreëerd dat al dan niet aansluit op ‘The glowing man’. Elk album bezit toch steeds weer zijn eigen sfeer en stijl. Brutaliteit en sereniteit wisselen elkaar af als dag en nacht. (Nils)

Na de harde climaxen, grooves en spanning van de vorige platen, voelt ‘Leaving meaning’ bij momenten zacht aan. Openers ‘Hums’ en ‘Annaline’ zijn lang uitgewerkte akoestische soundscapes, ‘Amnesia’ voelt bijna aan als een ballad (maar laat je niet vangen, die tekst is duisterder dan ooit). Natuurlijk heeft Gira ook hier zijn gitaar niet thuisgelaten, dus af en toe mag er nog eens goed gemeen gerifft worden. ‘Hanging man’ klinkt gemeen, alsof het vanop ‘To be kind’ komt, en ‘Sunfucker’ is giftig. Wat wel opvalt is dat de donderende explosies die de vorige trilogie kenmerken hier niet te vinden zijn. Deze hele plaat voelt aan als een rustige oase na een lange en gewelddadige trektocht, zeker na het beluisteren van de volledige Swans-discografie op vijf dagen tijd. (Rutger)

Conclusie

Ergens was ik van plan om niet echt bewust in Swans te duiken, maar de lockdown besliste daar gelukkig anders over. Zo veel albums en ep’s luisteren op een week leek haalbaar, maar ik had niet verwacht dat de muziek effectief zo hard binnenkomt als op internet beweerd wordt. Achteraf gezien had ik beter in plaats van chronologisch te werken, afgegaan op de aanraders van fans. De hele folkfase van de groep deed me licht uitgedrukt weinig tot niets. ‘Filth’, ‘Cop’, ‘Greed’ en ‘Holy money’ bleken wel een goeie ontdekking. Zeker die eerste twee zullen wel nog eens afgespeeld worden. Hoewel ik de tweede fase van Swans dus nog niet echt geluisterd heb, net als dubbelalbum ‘Soundtracks for the blind’, staat het vrij vast dat ik me daar ook nog in verdiep. Ik heb meermaals gevloekt tijdens deze marathon, maar tegelijkertijd heb ik een heel nieuwe sound leren kennen en appreciëren. (Daan)

Swans doet me wel wat. De hele discografie op een week tijd is niet aan te raden, laat staan met de lente in het land. Deze week werd ik dan ook getrakteerd op stevige regenbuien en stormweer wat soms leek opgeroepen door de muziek. Swans is tegelijkertijd zeer zwaar en brutaal als fijngevoelig en teer. Nummers zijn steeds verhalend en doordrongen van tragiek of creëren haast sfeervolle taferelen die soms doen denken aan ritmiek voortgebracht door inheemse stammen, dan weer middeleeuwse klaagzangen of hedendaagse sleur van het dagelijkse leven. Mijn mening over Swans, die ik enkel kende als die “te luide band op Dunk Festival”, is niet echt veranderd. Ik begrijp nu beter waarom een festival als Dunk hen zou programmeren alsook waarom hun muziek zo waanzinnig luid door merg en been moet knallen. Het moet je pakken, tegen 100 km/u. Laat ik het beschrijven als een tegenvaller in de lente maar hopelijk een meevaller in de winter. Ik zal zeker nog terug luisteren naar ‘White light from the mouth of infinity’ en de laatste drie platen aangezien deze misschien iets couranter en meer luisterbaar zijn. De te experimentele nummers waar de essentie van het muzikale worden uitgepuurd gaan voor mij iets te ver, daar pas ik liever voor. Ik raad het niemand aan alles achter elkaar te proberen luisteren in een week maar moet toch zeggen dat er nummers tussen zaten die je aandacht weten te grijpen. (Nils)

Na een goeie vijf dagen niet veel meer gehoord te hebben dan Swans van ontbijt tot avondmaal, zijn mij een aantal dingen opgevallen. Ten eerst: de reputatie die Swans geniet als grootste lawaaimakers in de business, is niet helemaal terecht. Ik was oprecht verbaasd door de neofolky platen uit de jaren 90 en de akoestische en drone-nummers op de recente platen. Ten tweede: zo’n muziekbad doet wel iets met een mens. Normaal luister naar veel en erg gevarieerde muziek, dus om een midweekje op vakantie te gaan in brein van één persoon is toch wel een avontuur. Ik hoorde op den duur invloeden van en op dingen die ik nooit verwacht had, van Nick Cave tot Erik Satie, en vreemd genoeg ook Jpeg Maffia. Ten derde: ik heb een nieuwe appreciatie gevonden voor de werken in mijn straat, waarbij de betonmolens vaak een aangename ritmische context gaven aan ‘Filth’.

Hoogtepunten heb ik veel beleefd: ‘To be kind als geheel, samen met ‘A screw’ en ‘Greed’. Ik had het lastig met ‘White light from the mouth of infinity en ‘Love of life’, maar het was wel interessant om mezelf te dwingen om te luisteren naar een genre dat mij in se niet zo aanspreekt. Sommige albums ga ik zeker nog een paar extra luistersessies geven. ‘The great annihilator’ bijvoorbeeld, omdat ik het gevoel heb dat er nog veel meer te ontdekken valt dan ik er nu heb uitgehaald. Swans heeft er opnieuw een jonge hipsterfan bijgekregen! (Rutger)