Black Mountain: De mute-knop durven indrukken geeft meer dimensie aan hetgeen dat overblijft

door Jonas Van Laere

Het is een stormachtige dag in Brussel als we mogen bijschuiven aan de tafel van Black Mountain-zanger Stephen McBean en toetsenist annex artwork creator Jeremy Schmidt. De Canadezen zijn na meer dan vijf jaar (eindelijk) terug met een nieuwe plaat. ‘IV’ – de heren houden het deze keer graag simpel – is atmosferischer dan ooit en schuwt het overschrijden van grenzen niet. Hoe dat komt leggen de heren graag zelf uit.

black mountain

Proficiat, jullie lijken op ‘IV’ nieuw potentieel van Black Mountain te hebben ontdekt.

Stephen: We hebben wel het gevoel alsof er een gewicht van onze schouders is gevallen gedurende de jaren. Deze nieuwe plaats is opener, vrijer en heeft de speelsheid van onze debuutplaat. Terwijl het de weidsheid en de epische psychedelische kant van ‘In the future’ heeft meegekregen, overgoten met een portie rock. In het begin worstelden we nog met het idee om een nieuwe plaat te maken, maar eens we echt van start gingen voelde het goed aan en was het eigenlijk een vrij makkelijk te maken plaat.

Jeremy: De deugdelijkheid van de plaat ligt in het feit dat ze naar alle richtingen trekt en duwt, ze houdt niet vast aan één specifieke stroming. Maar het klinkt wel als een geheel. Ze beweegt in verschillende richtingen tegelijk voort, op een manier die steek houdt. De mensen die de plaat appreciëren, zullen het volgens mij om die reden doen.

De plaat lijkt dan ook veel minder begrenzingen te bevatten.

Jeremy: Niet dat we ons ooit grenzen hebben opgelegd, maar het klopt wel.

Stephen: Je hebt natuurlijk de limieten van je eigen smaak en die van de andere leden van de groep. Het is altijd fijn als mensen jouw muziek waarderen, alleen valt het soms voor dat het publiek hetgeen je doet wil begrenzen. Dan kunnen ze eigenlijk het best hun eigen band starten. Het is dus wel waar dat we ons iets vrijer voelen nu, al is dat gevoel er altijd wel geweest. We hebben vijf jaar andere dingen gedaan, een soort van veredeld wachten. Het is nu niet dat we expliciet geen nieuw album wouden maken, alleen duurde het even om onze focus weer samen te brengen. Het samenspelen met onze vriend Arjan (Miranda), bracht vernieuwde krachten, licht en een algemene extatische flow met zich mee.

Jeremy: Vers bloed hé, verandering van spijs doet eten.

‘Mothers of the sun’ heeft een duidelijke verhalende insteek. Het brengt een beschermend gevoel met zich mee dat bedekt wordt door een zweem van spanning en duisternis. De arrangementen zijn duidelijk veranderd in vergelijking met de vorige platen en ook de stemmen van Amber en jou zijn beter op elkaar afgestemd, waardoor het geheel veel intenser overkomt.

Stephen: ‘IV’ is zeker onze beste zang-prestatie, ze is consistent maar blijft speels. ‘Mother of the sun’ is een oud nummer waarvan we nooit geslaagd zijn om het in de juiste vorm te gieten. Het was oorspronkelijk gecentreerd rond een gitaarriff, die hebben we er tijdens de repetities uitgehaald waarna Jeremy, eerder toevallig, met een versie van het nummer kwam die helemaal geen rekening hield met die riff. Interessante vaststelling om eigenlijk een killer riff te hebben waarrond een song is opgebouwd, en net die er dan uit halen. Dat lijkt een zeer slecht idee, ware het niet dat dit geweldig aansloeg en het plots bijna logisch werd dat net dit de wending was dat die het nummer al heel die tijd nodig had.

Jeremy: Door de riff opzij te schuiven, kregen de stemmen meer ruimte om rond te vliegen. Ik had ook steeds het gevoel dat de zang de ondersteunende baslijnen nodig had, die er nu zijn aan toegevoegd. Wanneer je de gitaarriff in het midden hoort invallen, verandert zijn impact in vergelijking met vroeger. Ik hou er van om dit als muzikaal motief te gebruiken, het wachten of opbouwen tot er iets gebeurt. Het geeft een nieuwe dimensie aan de muziek.

‘Less is more’, maar toch klinkt de plaat voller dan ooit.

Jeremy: Er is nog steeds heel veel aan de gang natuurlijk, maar het gaat voortdurend gepaard met een gevoel van ruimte.

Stephen: Ik heb het altijd een uitdaging gevonden om mensen te laten wachten. Hoe lang kan en mag het duren voor je mensen kwijt bent. Op ‘IV’ hebben we verschillende manieren gevonden om die spanning op te bouwen.

Drie nummers klokken af boven de acht minuten. Was er een grotere nood aan het vertellen van (langere) verhalen?

Jeremy: Wanneer je de tijd neemt om een nummer te laten veranderen en te laten bewegen, creëer je de illusie van een verhaallijn. Een beetje zoals je in de bioscoop zou zitten.

Stephen: Het wachten en de spanning zijn nu meer georkestreerd, waar het vroeger vooral een vibe was. Je bent nog steeds aan het wachten, maar het gaat gepaard met meer emoties en pijn.

Wanneer de context waarbinnen je de plaat beluistert verandert, lijkt het alsof de betekenis en de thematiek van de nummers mee wijzigt. Van ruimte-gerelateerd naar oorlog-refererend. Is er voor jullie een bepaald thema inherent verbonden aan ‘IV’?

Jeremy: Een beetje moeilijk te zeggen omdat we de plaat zelf gemaakt hebben.

Stephen: De betekenis durft al eens te veranderen nadat je nummers jaren live gespeeld hebt. Natuurlijk zijn er teksten die meer dan andere historische ankerpunten hebben, maar het blijft vrij ongedwongen.

Jeremy: Van bij het begin zijn er bij Stephen steeds verwijzingen geweest naar oorlog, als een kracht tegen de menselijkheid. Maar dan wel eerder ambigue dan zeer specifiek, iets wat ik altijd al tof gevonden heb.

Was er van bij het begin een duidelijke visie omtrent de thematiek van ‘IV’?

Jeremy: Niet echt eigenlijk. We hadden heel veel getoerd en hadden bewust een pauze ingelast. Wanneer we terug samen kwamen zijn we gewoon heel veel beginnen jammen en van een nulpunt beginnen schrijven aan nieuw materiaal. Niet wetende waar we zouden eindigen.

Stephen: We zijn gewoon heel veel nummers beginnen schrijven, die langzaamaan de vorm van een coherent geheel kregen. Op basis van wat wel en wat niet werkte en wat we geluidsmatig, emotioneel en tekstueel goed vonden. Daarna brachten we er Randal Dunn bij en trokken we de studio in, waardoor er een nieuwe muzikale reis begon. Schrijven, jammen, opnemen, toevoegen van zoveel mogelijk zaken die je nodig acht, mixen. Om er dan, zoals bij een schilderij – want muziek maken is zoals schilderen – noten af te schrapen. Wanneer ik jonger was en we iets opnamen, dan was hetgeen we opnamen ook het eindproduct, waardoor we de mute-knop vergaten. Terwijl  we er drie gitaren, twee keyboards en één van de zanglijnen uit halen wanneer nu iets niet werkt. Zo ontstaat er een nieuwe soort ruimte.

Jeremey: Mixen door geluiden weg te halen in plaats van toe te voegen werkt soms veel beter. Wanneer je bepaalde zaken verwijdert, voeg je eigenlijk een extra dimensie toe aan de zaken die overblijven. Soms heb je gewoon de neiging om een nummer overbodig vol te proppen met al je ideeën, maar is het moeilijk om te beslissen wat wel en niet moet blijven, omdat iedereen nu eenmaal een eigen mening heeft. Achteraf blijkt dan wel of het eindresultaat al dan niet steek houdt. Het is moeilijk om objectief te blijven omdat je er zo subjectief bij betrokken bent. Sommige zaken zijn voor één persoon zo vanzelfsprekend, dat het moeilijk is om net die eruit te halen of te benoemen dat die eigenlijk in de weg zitten. Want je zou ze er nu eenmaal niet in gestoken hebben moest je vinden dat ze er niet thuishoren. Als je zoals ons zonder producer werkt en alles zelf moet beslissen, maak je het jezelf ook een pak lastiger.

Stephen: Meestal lukt het ons wel, wanneer we de nummers horen met zang en alle instrumenten, om te zeggen wat de song echt nodig heeft. Of het verhalend is in de tekst of in het muzikale.

Brussels tonight with @guyblakeslee at Botanique! #wearetheroadcrew

Een foto die is geplaatst door Black Mountain (@blackmountainarmy) op

Hoe moeilijk was het om de volgorde op het album te bepalen?

Jeremy: Het was wel wat link om te doen. Het eerste waar we in overeen kwamen was om te starten en te eindigen met twee eerder lange, epische stukken. Zelf hou ik er ook van om daarna met iets kort en bondig op de proppen te komen. De volgorde van de eerste drie en de laatste was snel beslist. De overige nummers zijn uit die keuze stelselmatig voortgevloeid.

Stephen: We hebben in het begin gespeeld met het idee om een korter album te maken. We hadden achttien nummers opgenomen en we dachten eraan om er een enkel album van te maken. Aangezien we toch vijf jaar niets uitgebracht hadden, leek het ons achteraf wel een goed idee om er een dubbelaar van te maken. De mensen die dat te lang vinden, moeten maar de boom in kruipen.

Jeremy: Hiermee bedoelt hij dat iedereen die vijf jaar gewacht heeft, recht heeft op dubbel zoveel materiaal. En als ze het dan toch niet appreciëren, kunnen ze nog steeds de boom in kruipen.

Stephen: We baseerden ons altijd op het lp-format en we kregen het gevoel dat we niet genoeg van hetgene dat we wouden vertellen op één plaat zouden krijgen. Zeker met die lange nummers. Ecologisch gezien zou een plaat met drie kanten, en het verspillen van een vierde, ook volkomen verkeerd zijn. Zeker met een vader die klimatoloog is.

Jeremy: Tenzij er een schets met een redevoering van je vader op de vierde kant zou staan!

Stephen: Ik hou ook wel van dubbelaars omdat je niet noodzakelijk naar de volledige plaat hoeft te luisteren.

Of je weet dat wanneer je een dubbelaar opzet, je tijd nodig hebt om ze in zijn geheel te beluisteren.

Jeremy: Het is een soort verbintenis op die manier.

Stephen: Daarom besteden we ook zoveel aandacht aan het artwork. Wanneer je naar het masterpiece aan het luisteren bent kan je tegelijk naar een masterpiece kijken.

Jeremy: Als je naar de plaat luistert en tegelijk de hoes bestudeert, vliegt de tijd echt voorbij (lacht).

Hoe belangrijk is het voor jullie om niet enkel iets muzikaals af te leveren, maar een pakket met onder andere het artwork, patches, posters, een Black Mountain Concorde, een skateboard deck.

Jeremy: Ik ben een albumcover-freak, ik kocht vroeger platen omdat ik de cover mooi vond. Wat trouwens niet altijd een goed idee is. Voor mij is het de poort naar de wereld van de plaat. Het is voor altijd gelinkt aan de manier waarop ik de muziek beleef. Voor mij is het dus heel belangrijk, al hoeven er geen duidelijke linken te zijn tussen de cover en de inhoud van het album.

Stephen: Nu ik de cover nog eens zie, vormt het voor mij echt wel een eenheid. Geen idee hoe Jeremy het doet om deze collage te maken en muziek om te zetten in schilder-/tekenkunst.

Heeft het artwork, met de Concorde, het meisje, de vlammen,… een specifieke betekenis?

Jeremy: Ik denk het wel, ik wil natuurlijk de ambiguïteit die het beeld met zich meebrengt geen oneer aandoen door de echte betekenis uit de doeken te doen. Het ziet er alleszins uit alsof er een verhaal wordt verteld, al weet ik niet helemaal wat dat verhaal is. Ik vermoed dat de nummers op de plaat het verhaal vertellen, al zijn ze geenszins met elkaar verbonden. Ik luister wel naar de muziek als ik de cover art maak, of ik denk aan de conversaties die we hadden tijdens het maken van de muziek.

Het is alleszins een intrigerende vaststelling dat zowel de muziek als het artwork zijn betekenis(sen) niet zomaar prijs geeft. Bovendien roepen ze beide voortdurend tegenstrijdige emoties op; melancholie, berusting, gemoedsrust, spanning, geluk,…

Jeremy: We hebben nooit onze nummers willen beperken tot een lineair discours in harmonie met de cover. Ondanks dat het allemaal zeer specifieke beelden zijn, is hun relatie tot elkaar vaag.

‘Defector’, ‘Cemetery breeding’, ‘Burried by the blues’ (uit ‘Wilderness heart’), ‘Crucify me’ verwijzen allemaal op één of andere manier naar zelfmoord, met opnieuw een neerslachtige manier van kijken naar de thematiek. Is er eigenlijk wel een zwart/wit denken mogelijk als het over ethische kwesties gaat?

Jeremy: Nee, eigenlijk niet. Moest het zo zijn, zouden er geen mensen nummers schrijven over ethische kwesties, je zou gewoon de wet kunnen dicteren. Er zou geen mogelijkheid zijn om artistiek uit de hoek te komen.

Langs de andere kant heb je bands die wel een duidelijke mening verkondigen. Terwijl jullie tegelijk warm en koud blazen. Is het jullie intentie om teksten voor interpretatie vatbaar te houden?

Jeremy: ik ben nooit een fan geweest van didactische vormen van kunst. Als je het vanuit een ideologisch standpunt bekijkt overlappen de dingen te veel voor mij om zaken heel simplistisch te gaan bekijken. Teksten mogen dan ook polyvalent en niet directief zijn.

Stephen: Ik denk het wel. Je wil de nummers voor minstens één of meerder tours live kunnen spelen, je wil dus dat ze hun eigen leven kunnen leiden en ze voor (her)interpretatie vatbaar zijn. Het zou zonde zijn dat je muziek een soort van houdbaarheidsdatum heeft omdat de lyrics te specifiek zijn qua inhoud en je jezelf er niet meer mee kan vereenzelvigen na verloop van tijd. Ik heb mij al afgevraagd waar sommige van onze nummer over gaan. ‘Defector’ bijvoorbeeld was altijd een werktitel, ik hield niet zo van de titel en was altijd van plan om die ooit te veranderen. Ondertussen klopt het plaatje eigenlijk wel.

Jeremy: Ik hou soms ook wel van nummers die over één welbepaald thema gaan of die geïnspireerd zijn door iets zeer specifiek. Maar dan moet er wel een betekenis in schuilgaan die veel verder gaat dan die ene gebeurtenis, zodat het nummer op zich zelf een leven kan leiden.

Stephen: Het moet ook emotioneel zijn. Een beetje zoals Pink Floyd, waarbij Roger Waters altijd zong over zijn vader en de oorlog. Hij zou voor mijn part over zijn rughaar mogen zingen, zolang hij er dezelfde emotie weet in te stoppen. Ik hou ook van een band als Crass, een oude zeer zwart-witte punkband. In het begin denk je altijd dat ze in één richting denken, maar achteraf merk je dat er meer achter zit. Ze hebben zeer directe statements, ook met hun artwork, maar als je verder kijkt zie je dat het echt een groter kunstproject is. Zeer intrigerend omdat ze de muziek als symbool zien en alle bandleden in functie staan van die symboliek.

Er komen enkele zeer drukke tour maanden aan in het voorjaar. Voelen jullie de druk om te presteren als er bijna elke avond een show gepland staat?

Jeremy: We leggen onszelf natuurlijk al druk op. We willen dat de mensen elke avond het gevoel krijgen dat we het beste concert ooit neergezet hebben. We willen niemand teleurstellen, maar doen het enkel zolang het ook voor ons interessant blijft om het te doen. Het is een soort cirkelbeweging: wanneer je aan het touren bent wil je na een tijdje weer de studio in duiken en omgekeerd. Het is een soort goed ontworpen yin-yang-beweging.

Stephen: Het feit dat er mensen zijn die jou willen komen bekijken in één of ander vreemd land is opwindend op zich. We zijn ook niet gedwongen om het te doen, wat alles des te aangenaam maakt. Er zijn natuurlijk veel variabelen die je optreden beïnvloeden: de mood van het publiek, de vermoeidheid van de band, soort dag in de week, de zaal, kwaliteit van het geluid,… Er zijn zoveel zaken die invloed kunnen hebben op de avond. Het is gewoon spannend omdat je niet weet of alle puzzelstukjes mooi op zijn plaats gaan vallen. Als dat gebeurt voelt het wel magisch aan. Een slechte show daarentegen is afgrijselijk, alsof je gedumpt wordt door tien vriendinnen tegelijkertijd.

Is er een ideale context of locatie waarbij de kans op een magisch Black Mountain concert groter is dan ergens anders?

Stephen: We hebben het geluk dat we vaak in kleine clubs mogen spelen. Voor ons is het ook altijd tof om ‘s avonds laat op een outdoor-festival te kunnen optreden, zodat er een groter ruimtegevoel kan ontstaan. Het hangt ook af van de energie die rond en op het podium hangt. Je kan voor twee man spelen met een zeer ongemakkelijk gevoel en voor duizenden met fenomenaal gevoel, maar het kan net zo goed andersom zijn.

Jeremy: Er is geen ideale setting, omdat ze zo afhankelijk is van alle variabelen. Outdoor-festivals of kleine zweterige clubs, ze kunnen beide fantastisch en afgrijselijk zijn om zeer verschillende en uiteenlopende redenen. We verkiezen wel om ‘s avonds te spelen, al hebben we ook al zeer goede shows overdag gespeeld.

Hebben jullie ooit bij zonsopgang gespeeld? Het lijkt me een ideale setting voor Black Mountain.

Stephen: Hopelijk hoeven we dat nooit te doen.

Jeremy: Het zou eigenlijk wel tof zijn, maar dan zouden we wel nog wakker moeten zijn. Ik zou er niet voor willen opstaan. Ik herinner me een biografie van Pink Floyd waarin sprake was van een groot undergroundevenement waar een hele hoop psychedelische bands speelden. Daar stonden ze bij zonsopgang in een oud kerkgebouw terwijl de zonnestralen door de glasramen schenen. Dat moet wel impressionant en magisch geweest zijn, ook omdat het feest gewoon nog aan de gang was. Op die manier wil ik heel graag een ‘s ochtends vroeg spelen.

Lees onze review van Black Mountains ‘IV’ hier.

Vanavond speelt Black Mountain in de Botanique, Brussel (13.04, info & tickets).