Hoe Hypochristmutreefuzz catchy werd door niet catchy te zijn

door Gilles Dierickx

Al twee jaar op rij in ons beloftenlijstje, in de nummers-top 75 van 2016, in talloze livereviews en nog meer persoonlijke lijstjes. De Gentenaars van Hypochristmutreefuzz liggen al lang nauw aan ons redactiehart – en kwamen enkel nog dichter toen hun debuutplaat eind januari verscheen. Na al dat schrijven was het tijd voor een babbeltje met frontman Ramses Van den Eede, om met hem wat dieper in te gaan op het schrijf- en opnameproces, bepaalde (toekomst)visies en Raketkanon. Veel Raketkanon.

Proficiat eerst en vooral, Ramses: Hypo’s debuut is er. Eindelijk, zou ik bijna durven zeggen. Werd dat moment nu bewust afgewacht of had het toch sneller gekund? Via de livereputatie is de band toch wel al even gevestigd, naast de singles en het oudere ep’tje.

Die drang naar een album was er uiteraard al jaren, en eigenlijk wilde ik de plaat ook al vlak na de zomer uitbrengen. Alles is uiteindelijk uitgesteld, maar omdat we toch al iets wilden releasen, werd ‘Gums smile blood’ de single. Ik denk ook dat ons parcours redelijk logisch is op dit moment, hoewel we niet alles helemaal hebben uitgestippeld.

‘Hypopotomonstrosesquipedaliophobia’ (hah, alsof ik dat echt heb uitgesproken) klinkt verrassend compact en minder ‘live’ dan je eerst zou verwachten – er zijn die drums met een elektronisch kantje en prominentere synths. Alles lijkt in de productie een bepaald plekje te hebben gekregen, dus: hoe belangrijk was Jasper Maekelberg in het hele proces? Was het eigenlijk een zegen of een vloek, dat hij een vriend en medemuzikant is?

Jasper gaat inderdaad al heel lang mee met ons: hij speelde vroeger tweede drums, en verving de bas en synths al eens. We hebben ook altijd gezegd dat we met hem zouden samenwerken als we aan een album begonnen. Als ik vroeger thuis demo’s voor Hypo-nummers maakte, vertrok ik nooit van iets lives: via de computer knipte en plakte ik, programmeerde ik dingen en speelde ik af en toe een gitaarlijntje in. Nadat onze ep en 7″ wel live werden opgenomen, wilde ik voor onze plaat terug naar die demo-manier: dat was een beetje een gok. Als je iets ‘gewoon’ inspeelt weet je namelijk meteen waar het naartoe gaat. Gelukkig vond Jasper het ook een cool idee. De studio gebruiken als extra instrument, zoiets gebeurt niet vaak in ons genre. Het plan was dus om alles heel droog op te nemen, ‘apart’, zodat het zo’n beetje computer-achtig zou worden.

Ergens nog wel verrassend, dat dit idee dus op voorhand bestond en niet iets was dat gaandeweg spontaan naar boven kwam.

We hebben daar effectief veel over gepraat op café. Dat blijft dan iets vaags, maar ik wist wel dat Jasper dat kon: het is iets dat weinig mensen weten, maar hij had vroeger een band, The Horny Housekeepers. Dat moet rond 2010 geweest zijn en hun muziek klonk echt als Death Grips avant la lettre. Heel elektronisch, megahard, bijna agressief. Zoiets moest hij met onze sound dus ook wel kunnen.

Als we het dan toch hebben over genres en er origineel in zijn: hoe bekijk jij die ‘noisescene’, die enkele jaren geleden ontstond en vandaag zo hard leeft? Cocaine Piss, El Yunque, The Guru Guru, Onmens, de bands bij Live Fast Die Young, noem maar op. Ieder heeft zijn eigen insteek, maar alles wordt wel unaniem enthousiast onthaald. Heeft dat ergens een verklaring?

Er is sowieso gewoon een generatie die luide muziek wil maken, maar nu noemen ze dat plots allemaal noise. Het lijkt mij de verdienste van pakweg Raketkanon of Steak Number Eight dat dat een plek kreeg in de mainstream: die staan op grotere festivals of zelfs in De Afrekening. Dat soort bands was er wellicht altijd al, maar plots kreeg hun genre een kans bij het brede publiek. Natuurlijk is er ook dat live-aspect dat aanslaat, en daarom kon een Studio Brussel gewoon niet anders dan volgen, denk ik – zeker bij Raketkanon. Je kon daar op een bepaald moment gewoon niet omheen, hun livereputatie heeft echt deuren geopend: zoiets trekt de mensen ongetwijfeld extra aan.

En dat is ook waar Hypo voor staat: de tl-lichten, publieksinteractie, een originele opstelling.

Uhu. Er is volgens mij een jeugd die wil voelen dat je naar een optreden gaat, om meer iets te beleven dan gewoon te denken: “ja, dat is wel mooi gespeeld”. En dat zie je niet heel veel meer in de gitaarmuziek, vroeger was een concert vaak wat rauwer en gevaarlijker – nu moet je precies op zoek naar zo’n ervaring, wat de impact ervan misschien tegelijk ook vergroot.

Hoe liggen jullie buitenlandse verwachtingen eigenlijk? Om ze maar weer aan te halen: Steak en Raketkanon doen het in het grootste deel van Europa alleszins goed, tot in Griekenland toe. Die geopende deuren hoeven dus helemaal niet beperkt te blijven tussen Eupen en de Noordzee.

Ik ben daarin wel ambitieus, ja. Het is zo dat er in België een duidelijke muziekindustrie bestaat, die eigenlijk al is afgebakend. Je kan hier niet de grootste worden, maar dat wil niet zeggen dat je geen breder publiek kan aanspreken – dat moet je dan wel gaan zoeken in andere landen. Toen wij in de UK gingen spelen, was iedereen daar altijd sceptisch over ‘dat Belgisch bandje’. Voor Britten is Britse muziek de shit, de rest bestaat niet – terwijl wij daar eigenlijk geen enkele goeie band gezien hebben, maar soit. Achteraf kwamen ze onze muziek dan toch verbaasd genius noemen. En, ondertussen geen verrassing meer: die Britten vroegen bijna altijd of we Raketkanon kenden. Van STUFF. hadden ze vaak ook wel al gehoord. Maar dus, om dat plafond in België te vermijden en niet oneerlijk te hoeven bikkelen met commerciëlere bands, moét je haast wel over de grenzen gaan kijken.

Daarnet had je al het even over jouw werkproces, met songs die in demoversies thuis ontstaan. Ik vraag me dan af hoeveel er nog op repetitie of in de studio wordt gecreëerd, door een ander bandlid of het ‘bandgeheel’.

Ik kom inderdaad met een nummer af en zie al voor me wie wat moet doen, maar uiteraard ontstaat er dan onderling een discussie over dingen die beter worden weggelaten of net anders moeten klinken. Maar er moet vrijheid zijn, en het is vooral belangrijk dat iedereen zijn deel graag speelt: als je iets met overgave doet, werkt dat veel beter. Waar Jesse (Maes, gitarist, n.v.d.r.) bijvoorbeeld héél veel inspraak in heeft – en eigenlijk iedereen in de band – is de sound die wordt gebruikt. Daarmee kom ik nooit af: ik heb de structuren, zeg wel op welke noot ongeveer er welk soort lawaai moet zijn, maar ik laat de anderen daar dus naar zoeken. Zo is Jesse heel hard bezig met effectpedalen: hij gaat altijd meerdere sounds van een riff vergelijken tijdens de repetitie van een nieuw nummer en daar kom ik niet in tussen.

Elk Hypo-bandlid is tegelijk erg drukbezet (Jesse en bassist Sander gaan binnenkort weer met Sophia op tour, drummer Elias speelt onder meer bij Nordmann en ook toetsenist Thijs is jazzmuzikant, onder andere bij Jukwaa en The Northern Escorts, n.v.d.r.). Vorig jaar moest je enkele keren vervanging zoeken voor gigs, maar gaat zoiets nu nog makkelijk gaan? Tenslotte hebben jullie met z’n vijven samen net een plaat gemaakt, die live toch ook de juiste insteek vraagt.

Inderdaad, soms zijn tourschema’s nu eenmaal hoe ze zijn en is het moeilijk om toegevingen te doen – langs beide kanten. Dan zoeken we vervanging, en af en toe speel je dan op halve kracht. Er zijn bands die gewoon niet optreden vanaf iemand niet kan, maar zo zouden wij eigenlijk slechts vijf maanden kunnen spelen op een jaar. In feite is iedereen vervangbaar – zou je anders zomaar moeten stoppen als één iemand wegvalt? Degene die dan weer vervangt, geeft eigenlijk meteen z’n eigen ingrediënt aan de band. Elias’ drums zijn hoe Elias ze wil, maar als Michiel (Balcaen, ondertussen drummer bij Balthazar en Warhaus, n.v.d.r.) nu nog bij ons speelde, was dat óók cool geweest, op een andere manier. En het is ook niet zo dat we door dat album ineens een andere liveband zijn geworden. Live en op plaat, het staat eigenlijk los van elkaar.

Vind je? Die hiphopinvloeden op de plaat zijn bijvoorbeeld toch iets dat eerst live begon door te sluimeren. Zo’n twee jaar geleden was dat erg miniem – zeker dat vocale rapgehalte – en gaandeweg werd de hiphopsfeer in jullie sound explicieter. Ging je daar dan bewust naar op zoek?

Doordat ik meer begon te rappen, werd die laag in z’n geheel gewoon prominenter. Eigenlijk heb ik dat altijd vet gevonden en ik wilde er al langer hiphop insteken, maar slaagde er niet echt in. Bij hiphop is er vaak één groove – een baslijn of riedeltje bijvoorbeeld – en daarover worden strofes gerapt. Bij Hypo zit er ook niet zoveel verandering in een nummer: wij hebben zo’n typische groove, vind ik – er komt wel een refrein en er zijn dynamische verschillen, maar de basis blijft dezelfde. Ik wist niet hoe dat moest hé, rappen, maar het leek me al langer wel een idee om dat gewoon eens te doen, als white guy die dat totaal niet in z’n roots heeft. Rappers verkrijgen al zo’n vibe als ze gewoon praten en ik vind dat enorm boeiend – ken je dat filmpje over Five Guys en hun hamburger? Dat ritme, die woordenschat: zoiets bedoel ik.

Wel gek, dat je dus altijd voelde dat er wel hiphop in zat, maar het er enkel op een bepaalde manier moest uitkomen. Daar stond ik bij jullie vroegere nummers nooit bij stil – en nu lijkt het logisch.

Niemand hoorde dat erin toen ik het voor het eerst aanbracht, maar dat was inderdaad wel de insteek. Ik denk dat het begon bij ‘Gums smile blood’, en dan had ik de smaak te pakken. Uiteraard was er dan ineens veel meer tekst nodig voor al die nieuwe nummers, wat het soms lastig maakte, maar nu merk ik dat ik me ondertussen nog comfortabeler voel dan toen ik het album inzong.

Als afronder dan, vooral omdat er geen artikel of review kan verschijnen zonder dat er wel iéts over jullie naam gezegd wordt: Hypochristmutreefuzz komt effectief gewoon van de gelijknamige jazzsong van Misha Mengelberg?

Niets meer, inderdaad. Ik had dat gevonden in een real book, zo’n partiturenverzameling. Iedereen zoekt altijd een naar een catchy naam, makkelijk uitspreekbaar, het moet opvallen. Ik dacht om dat allemaal niét te doen, zodat het misschien catchy wordt op zijn eigen manier. Als je zoiets dan op een affiche ziet staan, herken je dat wel, “die band waarvan je de naam niet kan uitspreken”. Catchy door niet catchy te zijn, ik denk dat het zelfs ook in onze muziek zit. En eigenlijk zeg ik gewoon altijd Hypo, “hypo voor de vrienden” en ook onze albumtitel is gewoon ‘Hypo’. “‘Hypo’ van Hypo”, dat volstaat en de rest doet er eigenlijk niet toe. Maar Hypochristmutreefuzz is gecleared hoor, we hebben gevraagd of we het mochten gebruiken (lachje).