Header image

Dijkbreuk: Hoe Weval zich in de studio heruitvond voor tweede album ‘The weight’

door Robin van Essel

Hoe lager de landen, hoe beter de muziek. Daarom wisselen Indiestyle en onze Nederlandse vrienden van The Daily Indie elkaar voortaan tips uit van spannende muzikanten die je dringend moet (her)ontdekken.

Geen betere plaats om met Weval af te spreken dan de studio waarin tweede plaat ‘The weight’ tot stand kwam. Die klinkt enerzijds als een behoorlijk logisch vervolg op het debuut, anderzijds als een stap voorwaarts, maar is wederom moeilijk te vatten in referenties. Het is een bekend verhaal dat het duo zijn creativiteit zo veel mogelijk probeert te behoeden voor invloeden van buitenaf, door niet te veel naar andere muziek te luisteren.

Tekst: Robin van Essel
Foto’s: Tess Janssen

Harm Coolen en Merijn Scholte Albers ontmoeten elkaar in 2010 via een gezamenlijke achtergrond in film. Niet gehinderd door te veel muzikale kennis (Coolen was wel al actief als dj) en met behulp van online tutorials en muzikale huisgenoten, begint het duo knip-en-plak-electronica te maken. Dat resulteert in de ep’s ‘Half age’ (2013) en ‘Easier’ (2014), die worden opgepikt door het toonaangevende Keulse minimal-label Kompakt. Bij de debuutplaat (2016) gaat het balletje pas echt rollen. Ook op het podium dijt de band gestaag uit. Logisch dus dat ‘The weight’ ook deels tot stand kwam met hulp van de liveband. Het resultaat is een meer akoestisch, analoog klinkende plaat waarin de liefde van de jongens voor met name funk en soul uit de jaren zeventig doorklinkt.

Samen met de andere drie muzikanten die tegenwoordig Wevals liveband vormen, is de afgelopen twee maanden ruim tachtig uur per week gewerkt aan de liveshow rond ‘The weight’. “Het is veel minder een elektronisch album, dus het was logisch om dat live door te trekken”, stelt de ene helft van het duo. “Maar het is ook een risico. Als duo hebben we veel meer controle, maar elke show is ook hetzelfde. Er staat nu meer op het spel. Een bandlid of de geluidsman kunnen hun dag niet hebben, of wij staan allemaal aan maar de setting of het publiek is er niet naar. Die spanning is cool, want als we de controle loslaten, voelt het alsof we meer interactie hebben, ook al gaat het soms mis. Het is heel leerzaam en voelt als iets dat we nog jaren kunnen doen en waar we allerlei kanten mee op kunnen.”

De studio waarin ‘The weight’ tot stand kwam is een vreemde, gekromde en allesbehalve geluidsdichte ruimte. Buiten spelen kinderen, en op dinsdagavond repeteert er blijkbaar een amateurfanfare op het nabijgelegen pleintje. Weval deelt een studio met Koen van de Wardt (Klangstof). Hij is er vrijwel nooit, al doet het duo z’n uiterste best om de studio netjes te houden. Een rek vol gitaren en tientallen synths verraden al dat Wevals werkwijze zich niet langer beperkt tot drumcomputers en samples. Indirect ook een invloed van Klangstof. “Omdat die spullen hier waren, zijn we ze gaan gebruiken. Inmiddels is het wel een obsessie. Op een gegeven moment waren Koen en ik zonder dat we het van elkaar wisten op Marktplaats tegen elkaar aan het opbieden voor een bepaalde synth. We hebben de prijs flink opgedreven. Helemaal kut natuurlijk.”

Waarom bleef het duo niet bij de eerdere werkwijze? “We hadden zin in liedjes. We hadden niet van tevoren bedacht dat we deze kant op zouden gaan. Op de eerste plaat staan ook wel afgeronde songs, maar als ik dat nu luister, gingen we vooral heel hard op sound. Nu durfden we weer melodieën te spelen, dat waren we destijds een beetje kwijt. We dachten toen bij elke noot: is dit vet? Geen idee, laten we die herhalen met heel veel galm erop. Het is nu gelukt het meer speels te benaderen en de controle los te laten. Als je steeds denkt: ‘dit is eng’, kom je nergens. Proberen te voldoen aan verwachtingen rond een sound is een dooddoener voor je creatieve proces. Achteraf kun je beslissen of het resultaat past bij wat je wil doen, maar tijdens het maken moet dat helemaal overboord. Dat is wel gelukt, volgens mij.”

“Onze bandleden waren ook degenen die ons aanmoedigden gewoon zelf te gaan zingen”, vult Scholte Alberts aan (de zang op Wevals eerste plaat werd gedaan door livezanger Koen-Willem Toering, ook bekend van Sunday Sun, red.). “Toen zij bevestigden dat het goed klonk, kregen we meer zelfvertrouwen. De plaat voelt daardoor meer als iets van onszelf.”

De wil om meer met instrumenten te werken, mag dan zijn voortgekomen uit de liveshow van Weval, in de studio wordt de basis nog steeds gelegd door het duo zelf. De band is zo’n twee weken (van de anderhalf jaar) aanwezig geweest, de rest van de tijd vulden Coolen en Scholte Albers met, zoals ze het zelf noemen, ‘nerden’. Experimenteren, ruwe uitprobeersels en demo’s maken, die in een grote grabbelton belanden, vervolgens weer worden verbouwd waardoor soms maar één specifiek geluidje overblijft, dat al dan niet belandt op de uiteindelijke track. Een einddoel was er niet echt: “Het belangrijkste is dat we plezier hadden en we de tijd konden nemen om een eigen sound te vinden. De titel ‘The weight’ gaat ook zeker niet over de verwachtingen die een tweede plaat met zich meebrengt.”

“Je ontkomt er natuurlijk nooit helemaal aan”, geeft Scholte Albers toe. “Maar we wilden niet te veel beïnvloed worden door muziek van nu, of meegaan in de flow van wat nu hip is. Ik hou heel erg van muziek, maar dan kies ik bijvoorbeeld liever voor een of andere gekke krautrock die ik nog nooit eerder heb gehoord. Je kan natuurlijk niet uniek zijn, maar ik denk wel dat het goed is om het tenminste te proberen.”

Weval houdt op Spotify een behoorlijk chaotische hak-op-de-tak-playlist bij, waaruit de liefde die het duo koestert voor allerlei uiteenlopende genres blijkt. Een van die liefdes was wel degelijk bepalend voor (en goed hoorbaar op) ‘The weight’: die voor soul en funk uit de jaren zeventig van bijvoorbeeld Shuggie Otis, Funkadelic en Sly & The Family Stone. Specifieker: het duo’s liefde voor iets ogenschijnlijk triviaals als ‘een jaren zeventig-drumsound’.

“Een plaat als ‘There’s a riot going on’ van Sly was de eerste plaat die ook gewoon thuis werd opgenomen”, zegt Scholte Albers. “We wilden uitzoeken hoe ze dat destijds deden en waarom het zo vet klinkt. Dus we probeerden analoge compressors uit die tijd te gebruiken en we waren zelfs in een studio met alleen maar seventies spullen. Maar we kwamen er vrij snel achter dat dat niet voor ons werkt. We willen experimenteren en zo veel mogelijk opnemen. Dat is hoe wij onze eigen sound vinden. We kwamen erachter dat soms de microfoon op de goede plek zetten al de helft is. Dan hadden we de drums in een gekke hoek staan en de mic op de wc met al die galm. Dan sloeg op ik de snare, klonk het vet en haalden we dat geluid weer door een taperecorder. Dat was dan precies wat we zochten. De bronsound is alles, daarna kun je finetunen. In een studio drum je in een hok, met de microfoons zoals het hoort netjes op hun plek en klinkt het als iedereen. Daar wil ik niet op haten, maar dit is veel vetter. In een studio waar je per uur of dagdeel betaalt, zou je nooit zo gaan experimenten en gekke dingen doen.”

Op verschillende tracks op ‘The weight’ hoor je flarden terug van teksten die ooit bij elkaar hoorden. Maar wat is dan ‘dat ene’? Het komt steeds voorbij als je het duo spreekt, zonder dat we erin slagen de vinger erop te leggen wat het dan precies omvat. “Het ontstaat toevallig, met een beetje klooien”, zegt Coolen. “Ik wilde de zanglijn van ‘Roll together’ opnieuw inzingen. We hebben achthonderd takes, maar het had gewoon niet ‘dat ene’, omdat er per ongeluk iets hees in zit.” “Het is een gevoel”, vult Scholte Albers aan: “Je kunt wel zeggen: ‘hier moet de kickdrum op die en die frequentie zoveel decibel harder’, maar het blijft vooral emotie. Soms doen we iets als grapje en denken we: dat halen we er uiteindelijk nog wel uit. Maar dan word je er verliefd op.”

Het is een tijdrovende werkwijze, die onderschrijft hoe waardevol de goede relatie met Kompakt is voor Weval, die het duo de luxe schenkt om de tijd te kunnen nemen. “We hebben wel last van demoïsme, ja”, lacht Scholte Albers. “We prefereren de demo meestal boven de uitgewerkte versie, want die heeft een magie die je niet kunt nabootsen. Daarom proberen we altijd op dag één een track neer te leggen als basis. De dag erna voel je je weer anders en ben je het misschien kwijt. Het perfectioneren is uiteindelijk maar tien procent die je later toevoegt.” Toch heeft het duo de neiging tot overperfectioneren, met grote gevolgen. “Een maand voor de deadline dachten we opgelucht: alles is af. Tot Harm zei: ‘moet je eens luisteren naar de mix die we een maand geleden hebben gemaakt’. Alles zat schots en scheef, maar er was een bepaalde diepte, die we in de uiteindelijke mix eruit hebben gesloopt. Ik hoorde het niet, Harm moest me dat echt leren. Toen besefte ik: wow, we hebben die emotie die we juist zoeken echt vernietigd. We hebben alle mixes opnieuw moeten doen met een andere methode.”

Is het risico niet dat je een song nooit af genoeg vindt, ook al staat ‘ie uiteindelijk op de plaat? Coolen: “Ik dacht altijd dat we muziek moesten maken die altijd vet zou blijven. Maar er komt toch ooit een moment waarop je zegt: ja, dat waren we toen. Dat is ook niet erg. Soms ben je een track zat en hoor je hem jaren later weer zoals anderen hem horen. Als totaalplaatje, in plaats van alleen die bepaalde galm op de hi-hat. De volgende keer zou ik wel wat sneller willen afronden, zodat het resultaat wat dichter bij de demo blijft.” Scholte Albers: “Je leert ook veel van fouten, maar het zou handiger zijn als we er bij versie zeventien achter kwamen dat versie vier het best was. En niet bij versie zeventig.”

Het mag Weval op ‘The weight’ dat gelukt zijn om de gecontroleerde chaos en het perfectionisme te kanaliseren naar een bijzonder organisch resultaat, het moet live natuurlijk ook nog wel te reproduceren zijn. Met een uitgebreide internationale tournee (waaronder een uitverkochte show in de Botanique), wijdt Weval zich momenteel dus aan de monumentale taak dit allemaal te vertalen naar een liveshow met vijf personen. “We hebben het helemaal opnieuw benaderd”, zegt Coolen. “We moeten echt het wiel opnieuw uitvinden, maar het is heel tof om te doen. Voorheen hadden we twee midi-controllers en Ableton, en bouwden we elementen op rond de drumcomputers die meeliepen. Nu doen we alles zelf: de drummer bedient ook de drumcomputers, we hebben synths, orgels en samples en we gaan ook live delen zelf zingen. Het is super heftig, maar we hebben het helemaal kapot geoefend.”

Ook hier moest de band leren de controle los te laten, vertelt Coolen. “Technologie is zoveel meer ingericht op live spelen dan tien jaar geleden en de kennis is voorhanden. Met onze laptop kunnen we in een handomdraai alle presets vinden die we willen. Zodra je microfoons gaat gebruiken, wordt je controle een stuk minder.” Scholte Albers: “We wilden eerst ook eigenlijk liever niet live spelen, omdat je dan niet precies die bepaalde filters of effect kan reproduceren. Vanuit de mindset van een producer is live spelen echt huilen. De band werd er ook gek van als ze de timing precies goed hadden en wij nog steeds zeiden: doe even wat meer galm op je stem. Maar dat ben je dan niet aan het oefenen, je moet eerst alles recht op de beat hebben, de galmpjes komen later wel. Onze drummer zei nog: je kan ook weer gewoon een band mee laten lopen, weet je wel. Dat moesten we echt leren loslaten.”

De ironie van dit hele verhaal is dat als het op de liveshow aankomt, perfectie precies is wat Weval niét nastreeft: “Als ik zelf ergens naar kijk en het is allemaal perfect, is dat heel knap, maar dan ga ik na drie kwartier wel naar huis. De spanning van dat het fout kan gaan en je niet precies weet waar het heen gaat, wilden we zelf ervaren met ‘The weight’. En ik hoop dat we dat straks ook kunnen overbrengen op het publiek.”

Weval staat vrijdag 12 april in een uitverkochte Botanique.