“Het ultieme moderne huwelijk tussen traditionele jazz, orkestarrangementen en de wiskunde van elektronische muziek.” Zo beschrijft het label Sdban Ultra de Brusselaars van Glass Museum. Het debuut ‘Deux’ deed dienst als een presentatie van het kunnen van de klassiek geschoolde jazzmuzikanten. Voor de tweede plaat ‘Reykjavik’ grijpen Antoine Flipo en Martin Grégoire naar elektronische muziek. We belden het duo op voor de inspiratie voor hun tweede album uit te vissen.
We kennen Reykjavik als de IJslandse hoofdstad. Berust de naam van het nieuwe album op hun liefde voor het indrukwekkende aanwezige landschap? Ofwel houden ze gewoonweg van gefermenteerde haai. “We bedachten het concept in de herfst van 2018. We hebben alle songs opgenomen tussen november en januari, maar we hadden nog geen titel. Er was een soort kerstachtige winter-vibe aanwezig, vonden we. Iedere song deed ons denken aan een ander aspect van de natuur. Bijvoorbeeld ‘Sirocco’ is een benaming voor zuidelijke wind. ‘Reykjavik’ is een stad, en ‘Nimbus’ is een wolk. We wouden van het begin tot het eind een verhaal hebben. Het album deed ons denken aan de IJslandse natuur en de sfeer van de Noorse omgeving.”
Een verhaal schrijven lijkt zich voor Glass Museum vooral te manifesteren in tempowisselingen. “Het was moeilijk om de volgorde te bepalen, maar we vonden het erg belangrijk. We moesten er een logica in vinden. Het album begint met ‘Reykjavik’, dat een van de meest trage en happy nummers is. Dan blijft het trager en dan bouwt het op naar hardere, sterkere nummers. Er zijn kalme momenten, maar ook energieke momenten op de plaat. Het zijn zoals golven van het begin tot het einde die kalmere en zwaardere nummers afwisselen. Wanneer je het album in zijn geheel beluistert, krijg je een ervaring bestaande uit meerdere stemmingen binnen korte tijd.”
‘Deux’ was een pure jazzplaat. Een opvoering om aan te kondigen dat er nieuw jazztalent broeiende was in onze hoofdstad. Twee jaar later smijten Flipo en Grégoire het over een andere boeg. “Deux hebben we gemaakt met als hoofdfunctie dat de zes nummers live goed klonken. Het waren songs die we live speelden en daarna hebben opgenomen in een studio. Het was een verschillend proces voor ‘Reykjavik’. We bedachten nummers tijdens het repeteren en werkten ze dan meticuleus uit in de studio, zodat het goed klonk op een album. Pas daarna bekeken we hoe we ze live gingen brengen. ‘Reykjavik’ is echt een studio-album en ‘Deux’ was meer een live-ervaring in albumformaat. We wouden geen tweede pronkstuk van onze technische vaardigheden. Het mocht geen demonstratie worden. We wouden een album doen dat meer artsy was dan het vorige. Ons debuut was meer een ostentatieve jazzdemonstratie en ‘Reykjavik’ beroept zich meer op het emotionele aspect. We willen meer muziek maken om iets te vertellen, in plaats van te demonstreren. ”
Naar eigen zeggen zijn de Brusselaars op muzikaal vlak volwassen geworden, wat zich ook uit in hun muziek. Zo moest de inspiratie uit de traditionele jazz plaats maken voor moderne jazz en electronica. “We luisteren nu meer naar elektronische muziek zoals Max Cooper en Four Tet, en Belgische jazzbands zoals STUFF, Black Flower of Commander Spoon. Onze muzikale cultuur is veel uitgebreider dan voorheen en dat heeft zeker een invloed op onze muziek. Onze ervaringen tesamen spelen ook een grote rol in ons proces. We reizen vaak en hebben allebei verschillende genres gespeeld. Ondertussen zijn we altijd blijven componeren. We zijn alvast veel beter geworden in het manipuleren van oude elektronische instrumenten en klanken. ”
De volgorde waarin nummers zich op een album bevinden spelen een grote rol in de beleving, en al zeker bij instrumentale muziek. Flipo en Grégoire hebben een waar schiftingsproces achter de rug. “We hebben het album meerdere keren geluisterd in verschillende volgordes. Voor ons is de huidige rangschikking de beste sequentie om het concept van het album te kunnen vatten. De energie verandert maar je hoort wel een overlappend thema. We wilden sterkere nummers op het einde plaatsen, maar tegelijk in het begin ook al een indruk nalaten. Het rustmoment zit in het midden. Wanneer je een album maakt, moet je eerst ook al kiezen welke songs de plaat halen. We hadden andere ideeën die we niet uitgewerkt hebben omdat ze niet pasten bij de rest. We kozen voor zeven nummers omdat dat toen logisch was met wat we hadden. Er zijn nog andere nummers die we niet op het album hebben gezet, maar die we wel live spelen. Tijdens het componeren zochten we alleszins naar diversiteit. Sommige nummers zijn meer elektronisch, en de anderen meer jazzy.”
Mocht het nu nog niet duidelijk zijn, de meeste muziek van Glass Museum is puur instrumentaal. Niet dat Grégoire en Flipo nog niet gespeeld hebben met het idee van een zanger(es). “We hebben het al geprobeerd, maar het ging niet zo vlot. We zijn er niet gewend aan, want onze expertise ligt meer in het maken van instrumentale muziek. Onze klemtoon ligt meer op beeldende piano- en synthstukken die sterk genoeg zijn om stempartijen te kunnen innemen. We denken dat, om het goed te doen, je met een artiest moet samenwerken op een volledig album, in plaats van op een enkel nummer. Het is een langer project dat meer tijd in beslag neemt. Misschien gebeurt het ooit, maar voorlopig is het niet aan de orde. Vocals zijn niet even spontaan zoals onze manier van muziek maken. Onze composities komen tijdens jams vanzelf voort uit onze ideeën. Goeie vocals integreren neemt heel veel tijd in beslag. We zouden er wel voor openstaan, want het kan zeer interessant zijn, maar dan moeten we de juiste persoon vinden. ”
Glass Museum speelt op 10 september in de Reflektor in Luik, en op 3 oktober zijn ze te zien op Les Nuits Botanique in Brussel.