Interview Black Box Revelation: “Maffiapraktijken, dat hebben we graag”

door Mattias Goossens

Of het oké is om pintjes te drinken op maandag, vraagt Dries Van Dijck van Black Box Revelation voor we aan het interview beginnen. Jan Paternoster houdt het bij spuitwater, iets wat zich wreekt in een bovengemiddeld aantal toiletbezoeken. “Maar na zo’n hele dag in de zetel te liggen en over onszelf te praten voel ik me wel behoorlijk zen.” Het is ondertussen half vijf ’s avonds en het duo zit al van tien uur ’s ochtends in de zetel om interviews te geven, het één al therapeutischer dan het ander. Aanleiding is ‘Highway cruiser’, het vierde album van de groep dat werd opgenomen in de New Yorkse studio van Daptones-gitarist Thomas Brenneck. Voor het laatste interview van de dag halen de heren spontaan hun laatste restjes enthousiasme boven om het nieuwe werk toe te lichten.

Indiestyle: Met welk idee zijn jullie aan deze plaat begonnen?

Dries: We hebben lang getourd en daarna een pauze genomen, zonder daarbij af te spreken wanneer we terug muziek zouden maken. Na verloop van tijd zijn we dan terug samen gekomen en beginnen spelen. Ik denk dat we aan een nieuwe cd bezig waren zonder dat we het zelf doorhadden. We hadden ineens drie à vier nummers die qua structuur volledig in elkaar zaten, waar we dan aan verder hebben gewerkt zonder enige druk van een vastgelegde opnamestudio of een releasedatum. Ondanks dat we het allemaal op ons gemak deden, ging het toch nog vrij snel.

Jan: Geen deadline hebben, dat was belangrijk. We wilden ons ding doen zonder dat iemand dat voor ons besliste. We hadden een nieuw management en nog geen label. We wilden het nieuwe materiaal aan niet te veel mensen laten horen en het vanzelf tot leven te laten komen.

Indiestyle: Is het voor jullie belangrijk om een soort van rode draad of doel te hebben bij het werken aan een nieuwe plaat?

Jan: ’t Is gevaarlijk om een doel te hebben. Ik denk dat je zo open mogelijk moet staan tegenover wat je maakt, en geen schrik hebben of het wel als ‘jou’ klinkt. Aangezien je het zelf aan het maken bent, zal het ook wel als jezelf klinken denk ik. En als het nummer dan toch te veel uit de richting gaat waarnaar je aan het toewerken bent, dan verdwijnt het wel weer vanzelf. Hoe minder hard je probeert om iets op een bepaalde manier te doen klinken, hoe gemakkelijker alles vanzelf in die richting groeit. Muziek blijft iets persoonlijk, en wat we nu maken bevat onze ervaringen van de afgelopen jaren. De richting die we nu uitgaan voelt heel natuurlijk aan.

Indiestyle: Meer nog dan jullie oudere albums is ‘Highway cruiser’ een erg broeierige liefdesplaat geworden, in de traditie van de bluesplaten van weleer.

Jan: Blues is altijd een grote invloed geweest voor ons. Vooral mijn gitaarspel is nu veel melodieuzer dan vroeger en leunt meer aan bij dat van Mississippi John Hurt en Elisabeth Cotton. Het blijft Black Box Revelation, maar die invloeden zijn wel iets nadrukkelijker. Qua teksten is het blijkbaar gelukt om het veel persoonlijker te maken. Elke tekst gaat over iemand of over een bepaalde situatie, wat het misschien toegankelijker maakt om naar te luisteren.

Indiestyle: Die bluesinvloeden hielpen jullie ook om je bij je doorbraak te onderscheiden van andere groepen die toen opkwamen. Ik denk niet dat er tegenwoordig veel veertienjarigen naar oude bluesplaten luisteren.

Dries: Pas op, de echte oude bluesplaten waar ik nu zot van ben, heb ik pas ontdekt toen ik wat ouder was. Op mijn veertien waren het vooral Led Zeppelin, The Rolling Stones… Daar heb ik wel wat inspiratie uitgehaald. Ik denk dat ik zo’n vier jaar later naar blues ben beginnen luisteren, en dat was wel echt een wereld die openging. Gewoon hoe zo’n gast met een gitaar zo ruig kan zijn…

Jan: Toen luisterden we ook naar Eminem, nu ook nog eigenlijk. Daaraan zie je ook dat je je wereld niet mag beperken. Ik denk dat er veel nummers zijn die je niet meteen met ons zou associëren maar die we wel fantastisch vinden.

BBR_(c)Tim_Paternoster1

Indiestyle: Vanwaar de beslissing om naar Amerika te trekken?

Dries: We wilden heel graag samenwerken met Thomas Brenneck, en zijn studio is in Queens, New York. We wilden ook graag werken met backing vocals en daardoor hebben we veel geluisterd naar platen van Charles Bradley en Lee Fields, waar Thomas via Daptone Records mee gelinkt is. Toen we hem belden zag hij dat zeker zitten. We hadden eigenlijk alles in de studio in Frankrijk al instrumentaal opgenomen, maar aangezien hij alles analoog doet, zonder computers, wou hij alles opnieuw opnemen. Dat was voor ons ook wel een avontuur. Toen we in New York aankwamen hebben we eerst een dag samen muziek geluisterd, en de eerste klanken die hij liet horen klonken echt meteen fantastisch.

Jan: Op zich is het ook niet zo dat we gekozen hebben voor Amerika, want we hadden eerst al opgenomen in Frankrijk. ’t Is eerder de keuze voor Thomas Brenneck. En onze sound leunt misschien ook eerder aan bij een Amerikaans oor dan bij bijvoorbeeld een Brits oor. Toen we voor opnames in Londen zaten merkten we bijvoorbeeld dat we veel meer moeite moesten doen om de drum te doen klinken zoals wij dat wilden. Daar moest alles te proper klinken naar onze smaak. Bij Thomas was het echt vanaf de eerste noot zoals wij het wilden doen klinken. Dat misschien ook wel mede doordat we op voorhand naar muziek hadden geluisterd en daardoor wel ongeveer op dezelfde golflengte zaten.

Dries: Dat was wel de max, toen we die eerste opnames hoorden. Die bevestiging van ons werk exact zo te horen als dat we het in gedachten hadden. Daardoor dat alles ook op zes dagen was opgenomen.

Jan: Zelfs ondanks het feit dat alles vrij snel is opgenomen, zijn bepaalde nummers in de studio toch nog drastisch veranderd, bijvoorbeeld de drumpartij van ‘Warhorse’ die volledig is omgegooid. In het begin twijfel je dan wel even of het nu beter is of niet, maar je zit dan in dat analoge avontuur waarbij je niet zo eenvoudig zaken ongedaan kunt maken of aanpassen zonder daarmee veel tijd te verliezen. Dat was wel spannend.

Indiestyle: Jullie zeiden al dat jullie graag met backings wilden werken, en dat is meteen een van de opvallendste elementen bij het beluisteren van de nieuwe plaat.

Dries: Thomas kent die madammen, en hij waarschuwde ons op voorhand dat we goed voorbereid moesten zijn, dat we zeker wisten waar we ze op de plaat wilden hebben. Want eens die madammen er zijn is het volle gas en buiten. Ze kwamen dan ook al meteen een uur te laat aan, maar eens die begonnen zingen hoorden we wel meteen dat het was wat we wilden hebben. Thomas bleef daar wel gefocust in en zei ook wel dat we er niet mee mochten overdrijven. Niet doen om het te doen, maar het echt laten passen en een meerwaarde laten zijn.

Jan: Wij wilden met Thomas werken omwille van de backings bij bijvoorbeeld Charles Bradley, maar hij was eerst wel een beetje twijfelachtig of die backings bij onze plaat wel echt nodig waren. Zodra ze waren opgenomen gaf hij ons gelukkig toch gelijk.

Indiestyle: Ik kan me voorstellen dat het voor jullie ook leuk was om te doen, omdat jullie met z’n tweeën wel enigszins beperkt zijn in wat jullie kunnen doen.

Jan: We proberen altijd met de middelen die we hebben zo veel mogelijk te doen, maar met stem alleen al kan je heel veel richtingen uit. Vandaar dat we het deze keer wat breder wilden trekken. Op de plaat klinkt het ook niet echt als gospel, ’t zijn eerder gewoon hun stemmen in onze muziek. Daar kan ik moeilijk een label op plakken.

Indiestyle: Ervaren jullie het soms als een beperking, dat jullie maar met twee zijn?

Jan: Nee, anders zouden we met meer zijn (lacht). Voor ons is dat rijkdom en vrijheid. Hoe minder bagage je meeneemt, hoe makkelijker je reist. Met twee hebben we alles bij wat we nodig hebben om op muzikaal avontuur te gaan. Tijdens opnames komt daar soms iets extra kijken, bijvoorbeeld Thomas die een basgitaar vastpakt. En dat klopt ook wel op de plaat, die moet zo goed mogelijk een moment bevatten en dan mag je dat niet gaan afblokken als het aan het gebeuren is. Als je op een orgel aan het prutsen bent nadat je wat pinten hebt gedronken en dat past op een nummer, waarom zou je het er dan niet in gebruiken? Als we dat dan de dag nadien met nuchtere oren beluisterden om te checken of het wel even goed klonk als we dachten, was dat voor ons voldoende qua selectie. Dan merk je wel dat sfeer maken belangrijk is.

BBR_(c)Tim_Paternoster2

Indiestyle: Jullie zijn ondertussen ook met Seasick Steve op tournee getrokken nadat hij jullie op Pukkelpop bezig zag. Kenden jullie hem al op voorhand?

Dries: Niet zo goed. We hebben wel eens zijn voorprogramma verzorgd in de AB, maar da’s al heel lang geleden. Op Pukkelpop kwam hij dit jaar op ons af in de backstage en zei hij dat hij het supergoed vond, waarna hij meteen vroeg of we mee op tournee wilden. Waarop wij “ja natuurlijk” antwoorden (lacht). Twee weken later waren we met hem mee op de baan.

Indiestyle: Hoe is het geweest?

Dries: Super. We hebben in Nederland en Denemarken gespeeld, allemaal grote zalen. Wat wel geestig was is dat de opstelling van Steve juist dezelfde is als die van ons. ’t Leek precies of we vijftig jaar in de toekomst keken. Moesten we daar dan ook nog zo kunnen staan, dat zou echt schitterend zijn.

Indiestyle: Binnenkort gaan jullie zelf weer op tournee. Ik kan me voorstellen dat het met een nieuwe plaat onder de arm toch weer spannend gaat zijn.

Dries: Zeker, ’t gaat weer tof zijn. Eerst de nummers nog eens goed repeteren en dan er in vliegen. Ik kijk er echt al naar uit om de reacties van het publiek te zien.

Indiestyle: In België zijn jullie ondertussen al vrij groot. Hebben jullie het gevoel dat jullie je hier ook nog moeten bewijzen, in vergelijking met het buitenland?

Jan: Toch wel.

Dries: Met een nieuwe plaat moet je jezelf altijd weer bewijzen. Hopelijk kopen ze hem en luisteren ze ernaar. Wanneer mensen live komen kijken moet je toch weer zorgen dat het in orde is en niet hetzelfde is als anders. Da’s sowieso wel een uitdaging.

Jan: Ik wil heel graag veel in Wallonië spelen. Da’s ook weer lang geleden, en ik vind Luik en Charleroi echt toffe steden. In Luik is er nu een nieuwe zaal, ‘Reflektor’, voor zeshonderd man met goeie klank en daar zijn we nog niet geweest. Ik kijk er wel naar uit om daar te gaan spelen. ’t Is helemaal niet zo dat je het altijd ver moet gaan zoeken.

Indiestyle: De taalbarrière werkt in beide richtingen. Is het voor jullie als Brusselse band enigszins makkelijker om die te omzeilen?

Jan: Misschien een beetje, maar we blijven Nederlandstalige muzikanten.

Dries: ’t Zou wel sjiek zijn om ook in Wallonië hogerop te geraken.

Jan: Elke keer we daar gespeeld hebben was het ook wel super, dus ik denk zeker dat wij iets zijn voor een Franstalig publiek. Je kan daar uiteindelijk geen taal op plakken. Dat vind ik het leuke aan Europa: wanneer je op tour bent passeer je zoveel talen en culturen die allemaal met elkaar gemeen hebben dat Engels er niet de voertaal is. En dat muziek dat toch overstijgt.

Indiestyle: Jullie zijn ondertussen al tien jaar bezig binnen het Belgische rockcircuit. Zijn er bepaalde bevindingen of tips die je kan geven aan beginnende bands?

Dries: Met jezelf kunnen blijven lachen, da’s belangrijk.

Indiestyle: Doen jullie dat vaak?

Dries: Als het nodig is (lacht). Als je jezelf te serieus neemt, ga je jezelf vaak heel slecht voelen denk ik. In Vlaanderen kan je soms vrij snel veel kansen krijgen en goed gesoigneerd worden. Maar als je dan in het buitenland staat, moet je het plots weer met weinig doen en niet te veel verwachten. Dan moet je er ook gewoon voor gaan.

Jan: Nog een tip: spelen met de mensen waarmee je graag speelt. En niet te hard op voorhand bepalen welke richting je uit wilt gaan. Dat wijst zichzelf wel uit, als je openstaat om vanalles te maken. En niet te snel willen gaan, maar wel ambitie blijven hebben.

Indiestyle: Even nog iets anders. Jan, je zit binnenkort in De Slimste Mens. Ben je daarvoor zenuwachtiger dan voor een optreden in de AB?

Jan: Ik weet het nog niet. Doordat veel vrienden mij die vraag stellen begin ik al een nerveus gevoel te linken aan dat programma. Dus ik ga sowieso wel zenuwachtig zijn, vooral omdat het televisie is. Da’s niet mijn habitat, ik voel mij niet zo op mijn gemak bij een camera. Maar Eric wou het zo graag, hij was het al langer aan het vragen. Dan heeft hij mij eens meegenomen naar de Carré om eens goed te gaan feesten en dan kon ik niet meer weigeren. Maffiapraktijken, dat hebben we graag (lacht).