Gisteren organiseerde Wilde Westen de tweede editie van het Bos! Festival. Zoals de naam al doet vermoeden, moesten we afzakken naar het provinciaal domein van Gullegem (West-Vlaams gat, A.K.A. het decor van vele gefaalde rijexamens) waar de podia uitgestrooid waren tussen de bossen en de platgetrapte heide. Het was warm, de vogels floten en vooral: de line-up zag er veelbelovend uit.
We begonnen met het moeilijk te definiëren Ansatz Der Maschine, de band rond kopstuk Mathijs Bertel. Voor de allesomvattende ervaring waren achter het publiek ook boxen geplaatst, zodat de muziek je van voren tegemoet kwam en je tegelijk van langs achter besloop. En wat door die geluidsinstallaties kwam, was op z’n minst veelzijdig te noemen. Met een half orkest op het podium en een harp, viool, cello, synth, drumstel en zo veel meer in de aanslag lieten ze zich zeker niet voor één gat vangen. Soms deden de nummers meer indie aan, zeker wanneer zangeres Renée Sys de groep vervoegde, andere keren deden alle instrumenten er het zwijgen toe zodat een stukje gejaagde electronica de open plek kon overspoelen. Waar de indiepop en vooral de zang ons weinig deden, slaagden de multidimensionale instrumentals er wel in bijblijvende soundscapes te creëren.
Dan was het de beurt aan De Beren Gieren, het jazztrio rond duizendpotig pianist Fulco Ottervanger, je bekend van BeraadGeslagen en Stadt. Beginnen deden ze met ‘Rebel jazz to rebel against’, waarna onze favoriet en een van de beste nummers van 2017 ‘De belofte treurwals’ werd ingezet. De liveversie had niet veel van doen met wat we kennen van het album, maar ook op deze uitvoering, die bol stond van de improvisatie, werden we meteen smoorverliefd. Improvisatie was de enige constante tijdens de show: vaak leken de muzikanten even benieuwd als het publiek naar het verdere verloop van een muziekstuk – met afwachtende blikken, schuldbewuste grijnzen en een enkel geschreeuwde ‘sorry!’ als gevolg.
En hoewel niet alles altijd volgens plan verliep, kwam de kat toch altijd op haar pootjes terecht. De drie muzikanten zaten elk op hun eigen snelweg en gaven telkens gas bij, tot de wegen in een culminatiepunt samenkwamen, de chaos gladgestreken werd en het eclecticisme (vaak door de hand van kordate drummer Simon Segers) tot rust geroepen werd. Dat terwijl de pianist vaak nog bleef rondfladderen in zijn eigen universum, waar hij het bovendien prima naar z’n zin leek te hebben. De Beren Gieren namen ons in Gullegem mee op de achterbank, en voor één keer vonden we het niet erg dat de maximumsnelheid overtreden werd.
Onderweg naar Flying Horseman, bleven we haperen aan een vreemde installatie midden in de heide. Een stuk of wat gek uitziende molentjes stonden in een halve cirkel opgesteld rond een drumstel en ander materiaal. Hans Becker ging naar Slovenië en besloot de typisch middeleeuwse molens na te bouwen en er een muziekproject mee op poten te zetten. Het zachte getokkel van de molentjes was mooi, al werd de interesse vooral levend gehouden door het meeslepende spel van drummer Simon Segers, die we daarnet nog aan het werk zagen bij De Beren Gieren.
Flying Horseman dan, de band rond nationale trots Bert Dockx die met zijn andere project Dans Dans al hoge toppen scheerde. Na een vertraging door de monstersoundcheck (arme geluidsman Mark), begonnen ze met het ingetogen (weinig dynamische?) ‘America is dead’. Even later weerklonk de typerende intro van ‘Deep earth’, misschien wel het beste wat ze in al die jaren uit hun mouw schudden. De kabbelende synth hield het hele lied overeind en wat Dockx hier met zijn snaren deed, zullen we ons nog lang herinneren. Alle wegen leiden naar Rome en in dit geval is Rome de indrukwekkende krautexplosie die ons K.O. sloeg.
Wat een verschil in aanpak met De Beren Gieren: hier is geen plaats voor afwijkend gedrag en als er al een eclectisch hoogtepunt kwam, was dat geheel onder strak toezicht tot ontploffing gebracht, waarna alles ongerimpeld terug in de plooi viel. De sterke basislaag van drum en synths droeg de hele show op zijn schouders, maar zonder Dockx’ honingstem en gitaarspel dat smeltend over die basislaag drupte, zou Flying Horseman niet half zo goed geweest zijn.
Het festival afsluiten mocht waternimf WWWater, met Boris Zeebroek (Bolis Pupul) aan de synth en Steven Slingeneyer (One Man Party) aan de drums. Het was intussen al de vijfde keer dat we de WWWater-wervelwind live aan het werk zagen en op muzikaal vlak bleef de band opleven naar de zelf gecreëerde, torenhoge verwachtingen. Charlotte schreeuwde, hijgde, sprong en zong op toonhoogtes die de nestenbouwers in de war brachten. Steven leek het moeilijk te hebben op zijn stoeltje te blijven zitten en het grotere aandeel dat Boris zich live toe-eigent, verklaarde waarom Charlotte geen seconde stil kon blijven staan.
De set begon rustig met de spoken word van ‘Presence’, een Frans, onuitgebracht nummer en ‘WWWater’, waarna de punk definitief ontketend werd met ‘Sugar’. Het tempo viel even terug met ‘Mine yours’, maar de slotsong joeg de slaperige konijnen weer hun hol uit. Het gegilde “I need a screen / I wanna masturbate to my selfie” liep over van de kritiek en bijna gooiden we onze gsm al in een vuurkorf ter rituele verbranding. We kunnen niet wachten tot WWWater al haar ijzersterke live-materiaal bundelt op een debuutplaat, want het ep’tje ‘La Falaise’ kan onze honger niet langer stillen. WWWater is sinds het begin een rivier geweest die buiten haar oevers treedt en intussen kolkend en almaar sneller op weg is naar de oceaan.
Het enige wat de pret een beetje bedierf, was het statische publiek. Bos! was gratis voor kinderen onder de twaalf jaar, waardoor een zeker deel van de bezoekers meer bezig was met ijsjes en glijbanen dan met de bands. De hele namiddag traden alle bands op voor een zittend of liggend publiek, en dan was een artiest als WWWater best een shock. Bos! leverde een puike programmatie, creëerde een magische setting, had aandacht voor ecologische thema’s, maar moet misschien voor de volgende editie eens nadenken over de chemie tussen doelpubliek en headliner.