Dag twee van Pukkelpop: zwemmen of verzuipen

door Hanne Craye

Op de tweede dag van Pukkelpop viel het water met bakken uit de lucht. Gelukkig voerde de planning ons vooral naar tenten, waar we behalve geen regen ook veel muzikaal moois vonden. Foto’s door Sanne Gommers.

Het is al even geleden dat de Compact Disk Dummies nog iets meer dan een single uitbrachten. We zagen de gebroeders Coorevits de laatste tijd meer op onze tv voor De Ideale Wereld dan op festivalpodia. Hun set op Pukkelpop liet uitschijnen dat ze er zelf ook honger naar optredens van gekregen hadden. De West-Vlamingen hadden elke song opgewaardeerd om er de nog slapende Dance Hall mee wakker te schudden. Van de onweerstaanbare pop van ‘Cry for me’ (gemixt met een flard Talking Heads) tot die heerlijke synthsolo in ‘Mess with us’ en het met veel bliep en bloepjes ingeleide ‘Girls keep drinking’ at het publiek uit de hand van Lennert Coorevits. Eerlijk gezegd hadden we liever wat meer onuitgebracht werk gehoord maar daarvoor krijgen we wel nog een herkansing: eerste afspraak daarvoor is dit najaar in de AB maar dat mochten we eigenlijk nog niet zeggen van frontman Lennert. Oeps. (Lowie)

Channel Tres kon gisteren zijn Californische afkomst moeilijk wegsteken. De zon schemerde door in elk van z’n beats en op een moment hoorden we zelfs een typische g-funk-synthesizer passeren. Het deed ons wat denken aan de latere, betere instrumentals van Drake mochten die niet uit het koele Toronto maar het warme L.A. ontsproten zijn. Helaas geldt voor Channel Tres hetzelfde verhaaltje als voor Drake: hoe goed de muziek ook moge zijn, qua rap stelt het niet veel voor. Op een enkele grappige oneliner na was het niet veel soeps. De danspasjes waren dik in orde, de minimalistische lichtshow en de tropische houseproducties ook, aan de vocale performance kan er nog heel wat geschaafd worden. (Lowie)

Een drummer in het midden van het podium omgeven door muzikanten en niet omgekeerd is en blijft een vreemd zicht. Zo ook toen we bij Whitney arriveerden. De Amerikaanse band gaf ons in de Marquee een show die de ondertussen al bijna tot nostalgie verworden herinnering aan debuut ‘Light upon the lake’ levendig hield en ons een glimp gaf van z’n binnen twee weken uit te komen tweede langspeler. De gelukzalige symbiose tussen trompet en stem vanop ‘Golden days’ liet het beste uitschijnen maar tegen het einde moesten we toch toegeven dat we geen al te memorabel uur achter de rug hadden. Whitney was goed op Pukkelpop maar kon moeilijk het gezellige maar gezapige zondagochtendgevoel overstijgen. (Lowie)

Ezra Collective, dat is drum, sax, bas, piano en trompet. Ezra Collective op Pukkelpop, dat was drum, sax, bas en piano. Eerlijk gezegd werd de trompettist geen seconde gemist. Drummer Femi Koleoso nam het publieksentertainment voor zijn rekening. Hoewel het niet de meest vernieuwende woorden waren die uit zijn mond kwamen (“Are you ready to party? We’re here to have fun!”) deden ze wel de truc: het publiek was klaargestoomd en hing aan Koleoso’s lippen en vooral aan zijn drumstokken. Want wát een muzikant is hij. We zouden urenlang naar hem kunnen staren en mocht hij solo gaan, we kochten direct kaarten voor zijn show. Met ‘Space is the place’ eerden ze hun inspiratie Sun Ra en van de sax in ‘You can’t steal my joy’ zijn we nog altijd maar half bekomen. Toegegeven, de constante aansporingen om ‘noise’ te maken, werden op den duur wat vervelend. En stiekem hadden we gehoopt op een cameo van Jorja Smith die een paar uur later het Marqueepodium op zou moeten, maar we hoopten tevergeefs. Met afsluiter ‘Juan Pablo’ dwong het collectief de Castello letterlijk op de knieën en deze keer moesten ze niet vragen om lawaai maar kregen ze het welverdiend vanzelf.

Aan creativiteit geen gebrek gisteren bij Pond, aan coherentie wel. De Australische band stelde een heel arsenaal aan klankkleuren tentoon: stevige rock, lagen psychedelica, door kilo’s gehaalde delay maar ons echt bij het nekvel grijpen zat er niet in. Een song als ‘Daisy’ raakt zo nooit boven de middelmatigheid uit, ‘Paint me silver’ deed dit als zeldzaamheid in z’n refrein wel. Het gros van de set kwam evenwel over als Tame Impala met experimenteerdrang maar zonder de songs of een Kevin Parker om alle ideeën in het gareel te houden. (Lowie)

Felix Clary Weatherall, a.k.a. Ross From Friends, is een van de spannendste producers van het moment. Bovendien hebben we altijd een dikke boon voor producers die hun live sets, nu ja, live doen. Met een gitarist en sax op het podium kon er al niet veel meer misgaan. Ons veer stond zo strak gespannen in afwachting van persoonlijke favoriet ‘Project cybersyn’ dat we als een duvel uit een doos sprongen toen de eerste tonen ervan uit de installatie kwamen. Met de lixe sax was het zo mogelijk nóg beter en schreef het trio zich vlotjes ons lijstje van favoriete live momenten in. Dit wonder werd afgelost door een stuk breakbeat, een wissel die nog vaker zou terugkeren. Als de house in de verste verte eentonig dreigde te worden, werd de beat gebroken. Als de breakbeat te chaotisch werd, kregen we deep house-structuren aangereikt. Met ‘The revolution’ en hit ‘Talk to me you’ll understand’ sloot het trio af. Na afloop om 19u30 bleek daglicht een geweldpleging op ons gemoed dat door Ross en zijn friends mijlenver vooruit de nacht in gekatapulteerd was.

Het moet een van de eerste keren geweest zijn deze editie dat het volk tot buiten een tent voor een optreden stond aan te schuiven. Dat was niet voor een tienerlokkende hitsensatie, wel voor Belgische metaltrots Brutus. Live drumde Stephanie Mannaerts nog meer alsof haar een hogesnelheidstrein op de hielen zat en leek er een innemende grain zich rond haar stem geweven te hebben. Hoogtepunten waren de schizofrene afsluiter ‘Sugar Dragon’ en ‘War’, dat onheilspellende rock, post metal en trash metal op enkele minuten moeiteloos met elkaar afwisselde. Van gebakken lucht ‘Space’ zullen we echter nooit fan worden; het slaagde er niet in om een welgekomen extra dynamiek in de set te leggen.

Een halfuur voor aanvang van The Streets stond de Marquee al lekker ouderwets vol. Mike Skinner leek in een goed humeur te zijn (wat niet altijd gezegd kan worden van de man) maar algauw bleek dat dat hem nogal babbelziek maakte. Met de flessen champagne voor zijn geluid- en lichtman die telkens weer vernoemd werden en de ontelbare “we’re going to do something that has never been done before in the history of the universe” bleef zijn cassette steken. De eerste keer dat hij Pukkelpop-pop-pop zei en daarbij in de lucht schoot, was dat best schattig. De achtentwintigste keer niet meer zo zeer. Hij praatte en praatte maar door en voerde rustig gesprekjes met de mensen vooraan. Fijn voor hen, niet zo fijn voor tja, iedereen anders. Muzikaal was het dubby ‘Let’s push things forward’ van zijn debuut niet mis en toegegeven, ‘Dry your eyes’ was een heerlijk kweelmoment. ‘Fit but you know it’ was zoals verwacht de afsluiter, waarop Skinner crowdsurfde naar de PA om die verdomde flessen champagne éindelijk aan zijn crew te geven. Blij dat dat erop zat.

Lees onze review van headliner Tame Impala hier.