Down The Stream Festival maakt de festivalzomer opnieuw bevattelijk

door Jonas Van Laere

4 juli, de dag waarop we in het verleden menigmaal op een grote wei met enkele Amerikaanse artiesten hun onafhankelijkheidsdag hebben gevierd. Diezelfde onafhankelijkheid vierde Pig Parade Records dit jaar op iets kleinere schaal tijdens hun Down The Stream Festival. 

Origineel opgevat als streamingfestival, met live-optredens in CC Nova die werden uitgezonden thuis en in café’s, kreeg een ultieme update door de versoepeling van de coronamaatregelen. De Wetterse stadstuin werd ingekleed voor iets dat het midden hield tussen een gezellig tuinfeest en een mini-festival. Naast de gestreamde optredens, kreeg het publiek in de live-zone ook enkele intieme optredens, poëzie en de kortfilm van voorgeschoteld. Na vier maanden culturele isolatie bracht dit een gelukzalig enthousiasme tot stand. Niet zozeer door het festivalgevoel (daarop zal het nog wel een jaartje wachten worden), wel door het groepsgebeuren én het gevoel van een mate van normaliteit. 

De opstart van hun Pig Parade Records hadden ze wellicht anders voorgesteld, maar creatieve zielen zien altijd meer mogelijkheden dan belemmeringen. Koen De Gussem, zanger/gitarist bij Delta Crash, zag ook positieve kanten aan de voorbije periode: “Het feit dat mensen thuis zaten, zorgde ervoor dat onze Bungalow Sessions redelijk wat bekeken zijn geweest. Met het Down The Stream Festival wilden we het label en de bands nog wat extra zichtbaarheid geven”. 

Dat laatste was duidelijk te merken aan de opzet van de live-streams. De podiumsetting in CC Nova was uiterst verzorgd, audiovisueel werd alles professioneel gecapteerd en als toemaatje werden er live-interviews gehouden in de sfeer van de festivalreports die we kennen vanop televisie. De varkens van Pig Parade Records kijken verder dan hun neus lang is, want wie tussen de regels las zag in het Down The Stream Festival ook een showcasefestival. “Het is voor ons nog maar de tweede keer dat we live optreden, we willen deze opnames dan ook gebruiken om op andere plekken te gaan spelen”, aldus Jelle Hemelsoet van Bubba. Iets wat gezien het potentieel van de bands die de revue passeerden, tot een succevolle missie zou moeten leiden.

Aan muzikale diversiteit geen gebrek met onder andere de funky blues van PD Martin, de 90’s rock van Jesushasatwin (hoorden we daar even Thurston Moore doorschemeren) en de uitgebeende Nederlandstalige pop van Mortier. Sitting Duck bracht swinging blues én een uitstekende cover van ‘Passing the hat’ van Cold War Kids, terwijl Young Foxes met zijn aaibare rock een divers publiek kan bekoren. Uitschieters voor onze oren waren echter het eclectische Bubba en The Grassroots Movement. De eerste vindt zijn eigenheid in een caleidoscopische muzikaal universum waar ‘nen hoek af’ het start- en eindpunt vormt. De tweede maakt intelligente Nederlandstalige hiphop dankzij een vinnig en funky twaalfkoppig collectief. 

Ondanks de kwaliteit van de bands, de aanpak en de obligatoire regenbui was er van een echt festivalgevoel nooit sprake (maar het getuigt dan ook van weinig realiteitsbesef mocht je die verwachting gekoesterd hebben). Al moest je toch op de eerste rijen zitten om niet afgeleid te worden door het geroezemoes van mensen die elkaar wellicht veel te lang niet hadden gezien. Daarnaast nam de nieuwe realiteit soms absurde vormen aan wanneer je applaudisseerde voor een band die vijftig meter verder in een zaal staat te spelen. En toch overheerste op het Down The Stream Festival een vorm van gelukzaligheid. Uiteindelijk is de combinatie verbroedering en muziek meer dan voldoende. De rest volgt wel, ooit.