Verslag en foto’s Best Kept Secret dag 3, Beekse Bergen, 21 juni 2015

door Andre Joosse

Op 21 juni 2015 sloten onder andere alt-J, Royal Blood en Future Islands Best Kept Secret af. Andre Joosse, niet meer weg te slaan van de wei, was aanwezig en nam foto’s. Tiffany Devos schreef over de optredens van Waxahatchee, Alvvays, Kate Tempest, Ariel Pink en SOHN, Thomas Konings was dan weer aanwezig bij Wolf Alice, Gengahr, Future Islands, Royal Blood, alt-J en Evian Christ.

Wolf Alice mocht in een heel erg goed gevulde TWO de debatten openen. Hoewel de eerste geluiden uit hun debuutalbum (dat overigens vandaag uitkomt) veelbelovend klonken, maakten de band en het songmateriaal geen al te beste beurt in Hilvarenbeek. De hele set werd dichtgemetseld met een luide, grungy wall of sound die eerder nutteloos leek. Melodieën kregen de kans niet om ook maar enige betekenis aan het geluid te geven en enige emotie of expressie was eveneens ver zoek.

Daarna was het de beurt aan Gengahr om de fijne indie uit het kersverse debuut ‘A dream outside’ voor te stellen. Met een handvol singles wist er zich al een mooie buzz rond de band te vormen: de FIVE puilde zelden vaker en al zeker niet zo vroeg op de middag uit. Muzikaal gezien werd het nergens een uitzonderlijk optreden; de liedjes werden eerder braaf gespeeld en toonden zich van hun meest aanstekelijke kant. Voor je het wist, kwam de set aan haar einde en dat duidde zowel op het gebrek aan echte hoogtepunten als de fijne show die de jongens verzorgden.

Op Best Kept Secret hoorden we heel veel gitaren. Waxahatchee, op cd nochtans iets zachter en met minder uitbarstingen, ging mee in de hype en schroefde de impact van hun zessnarige instrumenten wat op. Op een festivalweide bleek dat misschien de juiste keuze. De zeldzame momenten dat songwriter Katie Crutchfield echter alleen zong – met haar prachtige stem die exact klinkt als op plaat – waren toch de mooiste. Voor de laatste show van hun negen weken durende tour gaf het vijftal ons goed uitgevoerde, uitstekende songs, maar ook niet heel veel meer dan dat. Wat meer enthousiasme volgende keer graag.

Het enthousiasme vonden we gelukkig daarna bij Alvvays. De blonde frontvrouw loste gilletjes en gezellig gepraat door de microfoon. We ontdekten zo bijvoorbeeld dat iemand van band eergisteren in Gent bijna gebeten werd door een langharige ezel. Qua muziek teerde de band niet enkel op hun eerste, uitstekende plaat: er werden ook lustig nieuwe songs gespeeld; soms een beetje rommelig, maar altijd charmant. Hitje ‘Archie, marry me’ haalden ze zonder veel gedoe halverwege boven en zette de FIVE aan het dansen. Dat laatste hielden we vol tot de laatste noten uitstierven.

Op haar debuut ‘Everybody Down’ zette Kate Tempest – echte naam Kate Calvert – het pijnlijke verhaal van Pete, Becky en haar bewonderaar/drugdealer Harry dat begint in een East London Pub uit elkaar. Vanuit hun verhaal kaartte de dichteres/rapster/schrijfster in een indrukwekkende mix van poetry en hiphop 21ste-eeuwse problemen als naast elkaar leven, oppervlakkige relaties en drugs aan. De 29-jarige haalde als tweede song meteen ‘Marshall law’ uit de kast. Tijdens deze ‘hit’ gaf ze het publiek een minutenlange spoken word-sessie waarbij iedereen zonder uitzondering aan haar lippen hing. Daarna kon de dichteres voor de overdonderde toeschouwers niets meer fout doen. Tussen haar songs door maakte de Londense ook gefrustreerde speeches over het vinden van geluk. En toch glimlachte ze constant. Tempest komt enorm echt over en zette moeiteloos een tent bomvol vreemden naar haar hand. Qua instrumentatie bleef de set sober, met slechts een drummer en een keyboardiste en een backing zangeres, maar muzikaal zat het enorm goed in elkaar. Wanneer je denkt voorgoed afgeweken te zijn van de song, keer je gewoon weer terug naar het moment dat je uit volle borst in je beste Londens mee de woorden uitspuwt. De woordenwervelwind die Kate Tempest heet liet geen enkel zieltje onberoerd.

Op de main stage werden de meest priemende zonnestralen vergezeld door Future Islands‘ vrolijke synthpop. Wie het viertal boekt, weet ondertussen wel dat hij waar voor zijn geld krijgt. Ook gisteren sloofde zanger Samuel T. Herring zich van begin tot voorbij het eind uit, met een opmerkelijke exit over de dranghekken als toetje. Het leek overigens wel alsof de frontman zijn act nog naar een hoger niveau getild had: zelden zagen we zijn innerlijke Beyoncé meer, danste de zanger uitbundiger en geloofden we de grimassen tijdens zwaarmoedigere nummers zo. De songs van hitalbum ‘Singles’ toonden zich verder uitstekend maximaliseerbaar naar festivalweigrootte, al mochten subtiele synths af en toe wel meer overwicht in het geluid krijgen. Op een dipje in het midden na – in het bijzonder het steevast opgeviste oudje ‘Before the bridge’ – hielden de Amerikanen voortdurend het vuur in de set, terwijl een bijzonder fijn einde met ‘Seasons’ en het ongelooflijke ‘Spirit’ de wei volledig in brand staken.

We zetten koers richting FIVE voor het rariteitenkabinet dat festivalpodia betreedt als solo-act van Ariel Pink. De excentriekelingen – jep, de drummer droeg een cowboyhoed én bikini – die Pink rond zich verzamelde, waren echter wel uitstekende muzikanten die het gelal van de zanger in cowboyboots ondersteunden. Geen kleine prestatie, want elke set ziet er compleet anders uit en de band moet ook jolig van genre switchen. De ene minuut hoorde je nog iets heel punky (‘White freckles’), terwijl de andere minuut 80’s new wave (‘Lipstick’) weerklonk. Gisteren zat de show vol gitaartrips, wat wij best wel smaakten, maar een bepaald segment van het publiek naar de uitgang dreef.

Met nog maar één album in de rekken mocht Royal Blood zich als subheadliner komen bewijzen op het grote podium. Hoewel de jongens misschien wel een gigantische stadionsound uit hun bas en drums konden toveren, was het resultaat een overdadige versie van een pure rocksound die door bands als Queens of the Stone Age of The White Stripes veel minder lomp gebracht wordt. Veel platter kom je zelfs dit soort muziek niet vaak tegen; elke vorm van frivoliteit, vernuftigheid of gevoeligheid moest plaats maken voor heel erg lelijke riffs en frustrerende solo’s. De bindteksten waren verder tekenend voor de inhoud van de set. De jongens maanden het publiek aan zich lazarus te zuipen, en eerlijk: dat leek ons ook een beter idee dan nuchter naar deze jongens te blijven kijken.

SOHN en zijn twee flankmuzikanten hadden door een goede livereputatie een mooie plek verdiend op het tweede grootste podium. Terecht, al hadden we toch ook een beetje heimwee naar een intiemere en charmantere setting. De sfeer kwam namelijk een beetje moeilijk op gang; dat Taylor gevangen zat achter een keyboard speelde daar ongetwijfeld ook in mee. De diverse set, soulvolle stem en uitbarstingen à la James Blake zorgden er uiteindelijk echter voor dat de aanwezigen zijn melancholische synthpop lichte danspasjes toebedeelden en er enthousiast over zouden vertellen tegen hun onterecht afwezige vrienden.

Het festival werd dit jaar afgesloten door alt-J, een nieuwe naam in het veelbesproken headlinercircuit die mogelijks voor wat verfrissing zou kunnen zorgen. Dat bleek zondagavond ijdele hoop, aangezien het viertal op het podium stond alsof het al meer jaren op de teller had staan dan The Rolling Stones en The Beach Boys samen. De show ging er heel statisch aan toe en ook de lichtshow was niet van het kaliber om iets goed te maken. Vreemd was ook dat frontman Joe Newman geen enkele bindtekst voor zijn rekening nam. De man zei altijd al weinig, maar scheen nu zwijgzamer dan ooit, terwijl het net nu meer dan ooit nodig was. Daarnaast bleek de inhoud al even passief als de presentatie. Elke song werd braaf zoals op plaat gebracht en de set miste inleving. Die drop van ‘Fitzpleasure’ zou zo hard kunnen aankomen, maar toonde zich gisteren als een simpel overstapje naar een nieuw idee in de kenmerkende gezapige cadans. ‘Matilda’ had de emotionele climax van het optreden kunnen zijn, maar kreeg in de plaats een harteloze uitvoering ergens verstopt in het eerste kwart van de set. Soms dachten we haast dat het optreden in functie stond van de schitterende zonsondergang, in plaats van omgekeerd. Verder verdiende het viertal hun plek op de affiche duidelijk niet op basis van haar output: de eerste plaat mocht dan misschien goed zijn – enkel ‘Taro’ klonk daarvan overigens zo magisch als die eerste keer op Pukkelpop – maar het materiaal van de tweede schoot toch echt tekort om zo’n lang blok te vullen. In al hun potsierlijke en arty farty glorie zorgden ze voor dieptepunten in de set en in het bijzonder de afsluiter van de reguliere set ‘The gospel of John Hurt’ en de oersaaie, onbegrijpelijk in de bisronde geplaatste ‘Nara’-nummers bleken dompers op de sowieso al heel erg beperkte feestvreugde. Zo stelden we uiteindelijk vast dat de band met haar kitscherige ideeën en veel te rationele aanpak nu al moet opletten om geen karikatuur van zichzelf te worden.

In de FIVE moest Evian Christ met heel wat vertraging aan zijn set beginnen, waardoor de vermoeidheid stilaan begon door te wegen. Na twee minuten muziek stonden echter alle zintuigen weer op scherp, want de Britse producer had een wel erg coole liveshow ineen gestoken voor zijn vooruitstrevende electronica. De focus van de set lag bij de recente maximalistische richting van de ‘Waterfalls’-ep (uit zijn Tri Angle-mixtape kregen we enkel nog ‘Fuck it none of ya’ll don’t rap’ te horen) en in combinatie met de zwart-witte lichtshow die dankzij speciale rasters en rook imposant overkwam, zorgde dat voor een intense ervaring. Daardoor kwam de dystopische, duistere kant van zijn muziek prominent naar boven: iets wat we alleen konden aanmoedigen. Dra verschijnt er nieuw materiaal van deze meneer via Warp, dit optreden bevestigde dat we daar heel erg naar mogen uitkijken.