Het grote tekst- en fotoverslag van dag 2 op Pukkelpop 2015

door Tiffany Devos

In de legendarische woorden van Rebecca Black: “Yesterday was Thursday, Thursday / Today i-is Friday, Friday / We-we-we so excited / We so excited / We gonna have a ball today”. Met Bastille, Major Lazer en Ellie Goulding op het hoofpodium werden de tweens op deze Pukkelpop-vrijdag niet alleen verwend in de Boiler, maar ook op de main stage. Indiestyle liep daar voornamelijk met een bocht omheen en bezorgt je veel verslagen uit de Club en Castello. Klik door naar hier en hier voor uitgebreide verslagen van Ellie Goulding en Father John Misty hun shows.

Op de tweede dag van Pukkelpop 2015 nam Damon De Backer plaatjes voor Enola en Indiestyle, Tiffany Devos zorgde voor een verslag.

Juiste sound zonder songs

Don’t believe the promotekstjes. Mon-o-Phone, een duo uit Zonhoven, klinkt niet als Zola Jesus of Grimes. De band valt gewoon in dezelfde categorie door de donkere electronica en de vrouwenstem. Mon-o-Phone heeft alles in huis om ons fan te maken: een goed gebruik van de theremin, een beweeglijke frontvrouw met een aangename stem en aandacht voor de creatie van de juiste sound. Hun openingsset in de Club betekent echter de derde keer dat ondergetekende de band live ziet in nog geen jaar tijd, en nog steeds onthoudt ze geen enkele song. Live brengt het duo tegenwoordig twee drummers mee, waardoor de bassen luider klinken dan ooit. Als het aan ons ligt, mag die gitarist best wat prominenter in de mix zodat we meer meegesleept worden door melodieën dan donker gedreun.

Er is Oscar zonder wolf

Om een goeie Oscar te horen heb je helemaal geen wolf nodig. De main stage openen op vrijdag was weggelegd voor een voorlopig nobele onbekende uit de UK. Die obscure status werd bevestigd door de slechts paar honderd aanwezigen. De tentplakkers hadden ongelijk, want dit op het eerste zicht klassieke britpopactje, dat vergelijkingen met Blur opwerpt, barstte van het potentieel (dat zich nog niet helemaal ontplooide). Wij hoorden eerder de oude The Maccabees, maar misschien had de mooie, warme stem van Oscar Scheller daar iets mee te maken. Het viertal was eigenlijk het soloproject van meneer Scheller. Het verbaasde ons dus niet dat het vooral zijn vocale capaciteiten waren die de show stalen.

Probeer dit eens te definiëren

“Kan jij hier een genre op plakken?” “Neen.” Algiers kon in de Club niet verleiden tot een definitie. Op Wikipedia krijgt de groep meer dan een stijl opgeplakt: experimental rock, post-punk, gospel, noise rock, art rock, psychedelic soul en industrial sieren het lijstje.  Om dat te bekomen heb je vast veel gerief nodig. We zagen electronica in nette leren koffertjes, een stemvervormer, gitaren met strijkstokken en spastische dansjes van de toetsenist. We hoorden kerkklokken en veel te weinig song. Het netjes geklede viertal strooide met overdaad zonder emotie of sympathie op te wekken. Voor ons had Algiers te veel ideeën om onder de huid te kruipen.

Vurig warm in de Castello

De eerste stap in de Castello bevestigde de vrees. Deze tent was nog altijd de allerheetste van allemaal. Opwarming had het publiek niet nodig, dus zette het Brusselse electronica-trio Vuurwerk maar meteen hun mix van donkere opzwepende geluiden, zachte beats en mysterieuze samples begeleid door visuals in. Twee keer in de set werden we verblijd door het donkere silhouet van Soldier’s Heart frontvrouw Sylvie Kreusch, een van de beste Belgische stemmen van het moment. Ze bracht er onder meer de single ‘Warrior’. Verder ontwaarden we ook Justine, ook gekend van School Is Cool, die met haar stemgeluid een meer commerciële feel toevoegde aan de doorgaans alternatieve sound van Vuurwerk. Max Colombie was dan weer nergens anders dan door de boxen te bespeuren. Net als Balthazar eigenlijk. De Endless Summer-remix van ‘Bunker’ werd niet onterecht als afsluiter gebruikt. Al brengt Balthazar dat toch beklijvender.

Postergirl van de buzzblogs

Blonde Shura en haar band lokten ons terug naar het zweethol beter bekend als Castello. Om je aandacht weg te stelen van de hitte is er een sterke set nodig. Dat lukte de postergirl voor hedendaagse pop van de buzzblogs maar net. Met een optreden dat hoogtes en laagtes kende, wist de Britse ons te doen dansen, maar ook puffend voor ons uit te staren, afvragend wanneer we weer frisse lucht mochten inademen. Dat gebeurt nu eenmaal als er te veel midtempo-songs en ballads de revue passeren. De goeie momenten (oh yeah, die cover van ‘She drives me crazy’) waren dan weer té goed om het zonlicht op te zoeken. Eigenlijk wordt deze meid voortdurend als popsnoepje gemarket, terwijl ze live net veel aandacht vestigt op gitaren en hint naar de welbekende Dev Hynes-sound.

Welgekomen portie gitaren

Met Ought in de Club werden we eindelijk getrakteerd op wat postpunkgitaren. De boys (drie Amerikanen en een Australiër) begonnen er strak aan, maar de set werd steeds rommeliger naarmate de frontman met flair Tim Beeler zich verloor in zijn toneeltje met handbewegingen en expressieve gezichtsuitdrukkingen. Niemand zegt echter dat dat niet mag en het maakte het optreden eentje met reliëf en een spanningsboog. Tegen afsluiter ‘Gemini’ vond de in Canada repeterende band echter weer helemaal de weg naar elkaar terug en speelden de groepsleden tegen elkaar op naar een hoogtepunt. Geen schoenengestaar hier, maar een betoog dat het publiek aan de gitaren van Ought kleefde.

Slackerpopprinses met ballen

Courtney Barnett en haar twee Courtney Barnetts losten vlotjes de verwachtingen in. Muzikaal stelt de voorspelbare indie-slackerpop van de Australische misschien niet zo heel veel voor. Ze onderscheidt zich vooral door haar spitsvondige, intelligente en vaak grappige teksten. Laat op teksten letten live nu net iets moeilijker te zijn dan op plaat, dus ging Courtney voor beweeglijk gitaarspelen, schreeuwen en op de knieën gaan. Wij waren enthousiast, een volle Club was enthousiast. Middenin de set parkeerde de muzikante gewoon het salvo ‘Dead fox’, ‘Depreston’, nieuwe single ‘Nobody really cares if you don’t go to the party’ en doobraaknummer ‘Avant Gardener’ alsof dat elke dag gebeurt (dat doet het eigenlijk, maar whatever). Zelfs de mond van de twee babbelzieke jongens voor ons snoerde de artieste schreeuwend met de killer van een afsluiter ‘Pedestrian at best’.

 Wablief? x Sjamanen

De gemaskerde Zweden van Goat speelden hun al dan niet echte exotische afkomst uit om het publiek warm te maken voor voodoo-achtige, met Afrikaanse ritmes geïnjecteerde muziek. Dat lukte hen best goed omdat elk lid van de band zich uitdoste om het gevoel te geven dat je een bijzonder ritueel aan het meemaken was. Zo zweepten de twee zangeressen sjamanistisch dansend en bijna vals zingend het publiek op terwijl de druggy psychrock en tribale ritmes je in een roes brachten. Hun live-reputatie gaat Goat vooraf, maar werd moeiteloos ingelost.

Lekker dansen in een halflege Club

Het uit Göteburg afkomstige viertal Little Dragon gaat al een hele tijd mee (19 jaar!) en brengt een soort typische Scandinavische electropop dat een zekere frisheid en spanning herbergt. De aantrekkingskracht van Little Dragon zat echter in de zanglijnen. Yukimi Nagano is gezegend met een perfecte electropopstem en kronkelde zich rond de creaties van de drie muzikanten. Ze wierp zich ook op als perfecte gastvrouw voor een danspartijtje met liedjes die voornamelijk uit hun laatste plaat kwamen, al zag de Club zo laat op de avond een leegloop richting echte danstenten.