Ought zoekt naar schoonheid in banaliteit in de Botanique, 27 april 2016

door Mattias Goossens

Wie net als wij z’n postpunk graag bevlogen en met een gitzwarte scheut ironie heeft, bewaarde z’n ticket voor Ought al enkele maanden onder het hoofdkussen. Met dank aan de productiviteit van de Canadezen hebben we ze de afgelopen twee jaar al enkele keren aan het werk kunnen zien in eigen land, en het recentste ‘Sun’s coming down’ had nog een albumvoorstelling te goed.

Foto’s van Imke Van Steenkiste (@dotcollections)

Zichtbaar nerveus begon voorprogramma WYNN aan z’n set. Gelukkig wist het drietal die zenuwen al snel om te buigen in gedrevenheid, wat de slagkracht van hun nijdige, gitaargedreven geluid ten goede kwam. Een frontvrouw met de achternaam Clopterop hebben, helpt daar uiteraard bij. Wij onthouden vooral de wel erg strakke drums en riffs die in een betonmolen vervaardigd leken te zijn – dat is, in het geval van zulke rauwe grauwe nummers, iets positiefs.

Wanneer je de muziek wegdenkt is het moeilijk om je voor te stellen dat Ought ontstond in de nasleep van studentenprotesten in Montreal. Zodra de venijnige openingsriff van eender welk nummer van de band je echter bij het nekvel grijpt, voel je wel meteen de boosheid en onvrede die als creatieve drijfveren fungeren. De heren kennen tevens hun klassiekers: je ontwaart de schaduwen van David Byrne en Gordon Gano wanneer frontman Tim Darcy onderkoeld met z’n vingertje begint te wijzen tijdens ‘Beautiful blue sky’. Net als Andrew Savage schuwt Darcy de parlando niet, al valt die bij Ought iets meer frigide en lijzig uit dan bij Parquet Courts. Het intensieve touren leek de muzikanten fysiek wat te hebben afgemat, waardoor ‘Sun’s coming down’ en ‘The combo’ niet helemaal binnenkwamen. Het was allemaal wat makjes, waardoor de vocals onrechtstreeks een grote rol vervulden. We betrapten ons bijgevolg op een eerste grijns tijdens de fijne zinsnede “I’m talking out of my ass / Because my heart is not open.”

Dergelijk kurkdroge ironie is uiteraard een groot deel van wat Ought zo goed maakt. Daar komt nog eens bovenop dat ze enkele nummers hebben gepend die kunnen uitgroeien tot hedendaagse undergroundklassiekers. ‘Men for miles’ bijvoorbeeld, met z’n springerige riff die uitnodigde tot epilepsiedansjes. Plots stonden ze er wel voor de volle 100%, en eindelijk bereikte de groep de impact die in het openingstrio nog te hard miste. Dankzij die impact kon de groep excelleren in herhaling zonder saai te worden. In ‘On the line’ werd bijvoorbeeld geflirt met repetitieve keys en een basloop die oneindig wou doorgaan. En dan waren er nog de thematische beslommeringen over dagelijkse sleur in pakweg ‘Today, more than any other day’ of het heerlijke ‘Habit’, waarvoor de mosterd gehaald werd bij het werk van David Foster Wallace. We waren weer helemaal mee, en zo werd de ietwat makke start alsnog gecompenseerd.

Het naar Ought-standaarden haast vrolijke ‘Around again’ mocht de bisronde aftrappen, waarin Darcy hijgend en een beetje buiten adem zijn zwartgalligheid spuwde. “You get the feeling you’re wasting  your time / Whole generations lost anyway” is natuurlijk een vaststelling waar je niet vrolijk van wordt wanneer je die avond na avond herhaalt, maar we hopen dat de enthousiaste publieksrespons alsnog voor een streepje licht kan zorgen bij zoveel doemdenkerij. Het atypische ‘Pill’ sloot de avond af, en toonde een zachte, bijna warm kantje van Ought – niet slecht voor een nummer over psychiatrie en persoonlijkheidsstoornissen. Het bleek de rode draad te zijn doorheen het optreden: soms vlijmscherp, soms banaal, maar altijd met oog voor schoonheid.

Lees hier onze review van ‘Sun coming down’

Binnenkort gaan in de Botanique de Nuits Botanique door: alle info daarover vind je hier.