Out The Frame brengt opnieuw de voorhoede van hiphop samen

door Daan Leber

Out The Frame was na een lange coronapauze terug met een volledige editie van het experimentele hiphopfestival. Dit jaar dwaalden we door de gangen en trappen van de Vooruit, om beginnende artiesten en gevestigde waarden hun visie van het genre naar voor te brengen.

Op basis van de muziek zou je niet meteen denken dat Albi X uit Keulen komt. De rapper bracht aanstekelijke afrobeat om de avond op te starten. Initieel leek dit wel voorzichtig te lukken, maar na een tijdje viel de repetitie toch iets te hard op. Zowel in de nummers op zich zat niet zo bijster veel variatie, maar ook de verschillende tracks baseerden zich op dezelfde blauwdruk. Niet dat Albi X geen fijne ontdekking was. Juist gedoseerd zijn zijn nummers zeker een meerwaarde voor de vrolijker afspeellijsten.

Op het podium van de theaterzaal stond vervolgens Shaka Shams. Nummer ‘Black metal rebel’ vermengt hiphop en nu metal, en daarmee viel de rapper al op tijdens De Nieuwe Lichting. De laureaat toonde tijdens zijn set dat hij zich niet enkel tot die sound beperkt. Initieel opteerde hij voor een loom-listige vibe, die wat aan ScHoolboy Q deed denken. Daarna stuiterde de show alle richtingen uit. ‘U mad’ zocht het in de grimesferen, de meer mellow introspectieve nummers sloegen niet meteen aan, maar ‘Make it last’, met opnieuw een knipoog naar Groot-Brittannië, bracht wat vuur terug. Uiteindelijk kwam dan toch de verwachte, en eigenlijk wel welgekomen, ‘Black metal rebel’. In plaats van hierop af te sluiten, besloot Shaka Shams er toch nog een feestje van te willen bouwen, maar die stijlbreuk bleek een beetje teveel van het goede. Het was bijzonder opvallend hoe breed Shaka Shams’ basis is voor een jonge artiest. Als hij daar nu doelgericht mee aan de slag gaat, komt het wel goed met zijn carrière.

In de Balzaal was Pink Oculus ondertussen aan haar optreden begonnen. Haar atypische, uplifting en aangenaam artistieke r&b bracht ze niet alleen. De stevige podiumbezetting, met twee achtergrondzangers, drums en keyboard, bracht dat tikkeltje extra, waardoor haar muziek zeer overtuigend overkwam. De nummers hadden bovendien heel aparte ritmes, waardoor je constant aandachtig bleef. Maar het was vooral de stem van Pink Oculus die indruk maakte. De ene keer leek het alsof ze poëzie voordroeg, dan weer bouwde ze langzaam op naar een pijlsnel gerapt hoogtepunt.

Wat Out The Frame telkens weer onderscheid van andere hiphopconcerten, zijn de artiesten die zich begeven in de vage wereld waarin hiphop vermengt wordt met experimentele elektronica. Glor1a is zo’n artieste, die haar show opende met ‘Sun of a gun’, met onder andere Iceboy Violet. Zeker de intro’s en outro’s zochten nadrukkelijk die murky elektronica op. Die uitdagende geluiden werden echter niet meteen overweldigend. Glor1a’s zang bleef relatief onvervormd, en leunde qua stembereik aan bij fka Twigs. Halverwege schoot ze een tandje hoger. Tijdens ‘Double D’ verscheen een paarse cybernetische Medusa op het reuzescherm, terwijl Glor1a zelf het podium besloop en bekroop. Waar dat initieel nog licht bezwerend was, sloeg dat verder over in militante raps vol galm. Die donkere en licht bevreemdende muziek stond live nog meer met beide voeten in de hedendaagse Britse underground.

Bij Myst Milano ging het dan weer een stuk conventioneler aan toe. Haar nummers waren dan niet de meest interessante, de manier waarop ze haar aangenaam energieke hiphop bracht, zorgde toch voor een positief gevoel. Heerlijk vrolijk liep ze over het podium, om zonder onderbreking plezierige hiphop te brengen. Goed sfeertje, aangename flows, soms is dat voldoende.

Nah is dan toch niet onafscheidelijk van zijn drumstel. De titel van zijn audiovisueel werk ‘Maniac inferno’ en de hardware op het podium voorspelden echter veel. Met een opgefokte attitude zette de Amerikaan de show in met stevige noise. Na die intro begon hij met bassen serveren, eerst nog in beperkte dosissen. De muziek zelf liet ook geregeld toe dieper meegesleurd te worden door de digitale beeldenbrij die vermengt werd met korrelige b-footage en fragmenten van Cronenberg en Carpenter. Gaandeweg kwam meer structuur in de set, waardoor de muziek evolueerde naar industriële noise, die via hardcore landde bij krijsende techno. Die clubgerichte beats waren de ideale ontlading na een opnieuw intense show.

Cakes Da Killa bracht het feest naar Gent. Met een glas champagne in de hand liep hij als volleerd hiphousemc over het podium. De beats varieerden van house naar garage, nu weer vergezeld van Ha Dance-samples, dan meer ballroom gericht. De muziek liep non stop door, en wanneer de beats op de voorgrond kwamen, daagde hij speels het publiek uit. Hoewel dat meestal tot grapjes beperkt bleef, sloop er op die luchtige toon ook een discours over racisme en queerness binnen. Uiteindelijk liep het hele podium vol, en leek de feestnacht ingezet.

Dat was dan buiten The Bug gerekend. Samen met Dis Fig kwam hij er hun album ‘In blue’ brengen. Die onverwachte samenwerking had al veel potentieel op plaat, maar The Bugs muziek komt uiteraard het best tot zijn recht wanneer hij de fysieke kracht van de bas kan loslaten op een welwillend publiek. Met ‘Fire’ bracht hij recent een razende, meer rapgericht, album uit, als Kevin Richard Martin lost hij een hele sloot ambient-drone releases. ‘In Blue’ zit daar wat tussenin.

De eerste helft van de set begon, na de initiële shock, behoorlijk atmosferisch. Tussen de knarsende hoge noise begon na een tijdje aan te voelen als comfortabel dekentje, waardoor meer ruimte vrijkwam om de diepere lagen te ontdekken. Het is in die extreme volumes waar The Bug op z’n best is. Hoewel alles natuurlijk heel luid is, zat ook een soort zachter geluid in de muziek. Op zo’n momenten was het Dis Fig die met de aandacht ging lopen. Het contrast tussen haar intense, maar zachte zang en de instrumentals die we voor de kiezen kregen, tilden het geheel nog meer op.

De rode draad in The Bug’s oeuvre is zijn visie op dancehall. Eens die hier in de set kwam, trok het geluidstapijt op, en kwamen steeds meer trance-opwekkende riddims de brute kracht van de muziek vergezellen. Eens de slepende beats zich op gang getrokken hadden, kwam bovenop de noise, atmosfeer en bas nog een stevig ritme als pure catharsis.

‘In blue’ is dan niet de meest opvallende worp van The Bug in zijn recente jaren, het kwam hier wel ten volste tot zijn recht. Na zijn soundtrack voor Solaris, opnieuw een geslaagde wereldpremière in Gent.