The Soft Moon bespeelt op intense wijze het emotionele spectrum in de Botanique

door Frederik Jacobs

De carrière van The Soft Moon belandde recent in een stroomversnelling. In mei 2015 traden Luis Vasquez en de zijnen op in Le Grand Salon, de bescheiden expozaal van de Botanique. Gisteren, nog geen drie jaar later, stonden ze voor een uitverkochte Orangerie. Honderden zwartgeklede mensen drumden samen om collectief onder de hakbijl te gaan waarmee Vasquez de puntjes op de i van ‘postpunkrevival’ zette.

Met SARIN stond er een voorprogramma geprogrammeerd dat, hoewel het om een dj ging, muzikaal naadloos aansloot bij de hoofdact. De gemaskerde Duitser wisselde industriële electro vlot af met techno uit de donkerste krochten van Berlijn. Zijn naam mocht dan wel verwijzen naar een van de gevaarlijkste zenuwgassen ter wereld, toch was de présence van SARIN eerder braaf. Als een electricien die voor de duizendste keer dezelfde routineuze taak doet, behandelde hij zijn materiaal zorgvuldig maar zonder enige animo. Het was pas toen hij zijn slijpschijf mocht bovenhalen en gevaarlijke vonken het publiek in kon sturen dat hij volledig loskwam. Creepy.

Door te openen met de titelsong onderstreepte The Soft Moon dat meest recente plaat ‘Criminal’ meer dan ooit inzet op een industrialsound. Duistere, zwalpende ritmes bleven overeind dankzij intense, kortstondige electronica, terwijl Vasquez constant gepijnigd leek tijdens het zingen. Het is een clichématige vergelijking, maar Nine Inch Nails was nooit ver weg – zie ook ‘Burn’, ‘Choke’, ‘Wrong’ en ‘Like a father’. Het klonk groots, hoewel de band terughoudend oogde.

De ingetogen présence van de band gecombineerd met een duistere lichtshow verraadde de roots van The Soft Moon. Met nummers als ‘Into the depths’ en ‘Tiny spiders’ werd als vanouds teruggekeerd naar de postpunk, zonder dat de overgangen ooit aanvoelden als een cultuurschok. De duisternis verbond de nummers en maakte de show tot wat het was: samenhangend en uiterst sfeervol. Om het met twéé clichématige maar uiterst accurate vergelijkingen te zeggen: als al je songs zich op geloofwaardige wijze in het opwindende spanningsveld tussen Joy Division en Nine Inch Nails bevinden, kan er nog weinig fout lopen.

Vasquez toonde zich een gebroken maar hyperintense frontman, met zelfdestructieve zanglijnen die door merg en been sneden. In het tragere ‘Give something’ etaleerde hij zijn kunnen nog het best van al en stond de zaal aan de grond genageld. Het hoogtepunt van zijn glansprestatie bewaarde hij echter tot laatst, toen hij tijdens afsluiter ‘Want’ voor de tweede keer een metalen vat tevoorschijn haalde en er als een bezetene op begon te drummen. Iedereen zag dat het goed was. Het hele emotionele spectrum werd diep in ons langs alle kanten bespeeld door Vasquez, en we lieten hem maar al te graag begaan.

In de Botanique kan je binnenkort naar Superorganism (19.02), Joon Moon (24.02) en Jahwar (27.02). Een volledig overzicht vind je op de website van de zaal.