The Sound of the Belgian Underground viert de veelzijdigheid van de lokale scene

door Daan Leber

Subbacultcha en AB verzamelden de spannendste artiesten van eigen bodem, en gaven hen een podium op het showcasefestival The Sound Of The Belgian Underground. Tien acts kwamen langs. De muzikale variatie was daarom groot. Hierdoor kregen we een staalkaart mee van wat onder de waterlijn aan het borrelen is.

De dag openen was weggelegd voor Frankie Traandruppel. Hoewel de groep zich smeet en duidelijk in hun muziek geloofde, bleek het niet echt de simpelste taak om een toekomend publiek op te warmen. De heren rockten er op los. Nu eens dromerig dankzij subtiele synthlijntjes, dan weer aan een hoger tempo met energieke kreten. Frankie Traandruppel leed echter wat aan het “eerste bandje op de dag”-syndroom dat je bij festivals ook wel eens hebt; niet per se slecht, maar het deed vooral uitkijken naar wat er verder op de line-up stond.

Eén van die artiesten was Kleine Crack. De Antwerpse horrorcore-rapper maakt faam met zijn Memphis-geïnspireerde beats en donkere, bedreigende teksten. In de AB kwam niet de verwachte energie-explosie, integendeel. Kleine Crack, met een stoïcijns en gebivakmutste Kleine Kova als ondersteuning, sloop eerder listig rond op het podium. Variatie hoefde je niet te zoeken in de trackselectie. De ene na andere moordende hiphopbeat werd op ons afgevuurd. Wanneer Kleine Kova volledige bars rapte, was een extra siddering door de zaal merkbaar. Hoewel Kleine Crack mij niet meer hoeft te overtuigen, wil ik hem wel eens aan het werk zien in een setting (en tijdstip) die zijn muziek nog meer tot zijn recht brengt.

Dansen geblazen was het dan weer bij Salome. Gebroken clubbeats in combinatie met de uitstekende zang deden initieel denken aan CHVRCHES, maar na een tijdje vielen de subtiele, maar venijnige weerhaken in de muziek op. Waar de productie heel erg groots klonk, vuurde de begeleider stevige noiseriffs in de mix. In de meer opbouwende nummers werd zelfs richting post-rock gehint. Toch waren het de trance- en amenbreaks die achteraf onthouden werden.


Wie zich nog meer focuste op gelaagde en opbouwende elektronica, was Dushime. Via een intro die aan ouder werk van Koreless deed denken, bouwde ze laag na laag haar lang uitgesponnen nummers op. Geloopte zuchten en gedeclameerde teksten namen subtiel in intensiteit toe. Wanneer je bijna gehypnotiseerd leek te worden, doken eerie effecten en golvende bassen op om ons bij de les te houden. De hele set zat vol van die meeslepende ongemakkelijke verstilling. Die potige niet-ambient is zeker iets om in de gaten te houden.

Een stijlbreuk ging het sowieso worden, maar het contrast tussen Dushime en WLTR was wel zeer uitgesproken. De dj is als lid van collectieven Burenhinder en Nooit Meer Naar Huis mede verantwoordelijk voor een herwaardering van gabber, en dan vooral in zijn snoeiharde variant. In de AB hield ze het, voor haar doen, vrij behapbaar. We kregen veel old school ravesounds, met Varg²TM’s ‘Stars come out at night’ brak een eerste hoogtepunt aan. Hiermee werd het teken gegeven voor wat meer door beuken. Waar de moordende kicks initieel nog in toom gehouden werden, kregen ze nu de vrije loop. Met momenten zorgde het voor eenzelfde bedwelming als bij Dushime, maar helemaal verdwalen in de muziek was niet toegestaan. Als slotsalvo werd geput uit meer “ludieke” remixes van ‘Evacuate the dancefloor’ en 100 Gecs. De setting leende zich misschien niet tot ongebreidelde euforie, maar WLTR gaf duidelijk haar visitekaartje af.

Nog zo iemand die de aandacht wist te trekken, was Azertyklavierwerke. Lome, icy trap speelde, terwijl hijzelf onzeker dan wel apathisch zijn Nederlandstalige teksten aflas vanop zijn gsm. Waar dat kan overkomen als luiheid, werkte het contrast tussen de stoere, vol hiphopclichés, Nederlandstalige lyrics, en die ongemakkelijke pose die hij aannam op het podium. Dat twijfelende verdween iets verder in de set wat naar het achterplan, maar Azertyklavierwerke bleef scoren. Nu weer ging hij over naar meewiegelektronica, dan leek hij plots een Future Brown van eigen bodem te zijn. Alle gevarieerde instrumentals waren van hoog niveau, maar voor een langere set zou wat meer focus niet slecht kunnen zijn.

Na al die elektronica, was het nog eens tijd voor een band. Aangezien de drums in het midden waren opgesteld, was mijn interesse in Pega nog voor de eerste noot gewekt. Het drietal bracht, met veel speelplezier, bas- en ritmegedreven Franstalige muziek, die soms wat schuurde, maar vooral dankzij de volle sound, lekker funky aanvoelde. Het deed wat denken aan Khranguban, maar dan net iets minder vrijblijvend.

Geen muziek zonder anti-muziek, moet HelenaH gedacht hebben. Waar zijn “ik heb maar 20 minuten materiaal, en mijn set duurt 30 minuten”-houding de eerste keer nog grappig was, verdween die glimlach snel toen we zijn (zelfomschreven) muzak hoorden. Eén nummer leek enigszins afgewerkt, en de synthhiphop funkte lekker weg, tot de show een hoog Fisher Price-gehalte kreeg. Je kan als artiest natuurlijk altijd de draak steken met de industrie, zeker op een event als dit, maar het voelde eigenlijk heel wrang. Te meer omdat er nog veel meer lekkers te rapen valt in de underground, en hier misschien een artiest had moeten staan die hun muzikale project wel serieus neemt.

Het leuke aan zo’n overdaad van artiesten, is dat er wel altijd dingen tussenzitten die je niet zelf actief opzoekt. De postrockers van Meril Wubslin waren zo’n geval. Het trio wist een bezwerende trip neer te zetten, die schommelde qua volume en dynamiek. Het waren vooral de passages waarin de muziek weer opbouwde naar een luider hoogtepunt, in combinatie met de nomadische klanken, die me wisten te raken.

Victor De Roo is zo’n naam die je telkens ziet passeren, maar niet echt een stijl op te plakken is. Als lid van De Nooit Moede, maar ook met releases op STROOM, weet hij alleszins de underground te beroeren. Deze keer nam hij plaats achter een batterij gear, en liet hij de spotlights aan Rachel Sassi. Haar Franse teksten waren een uitstekende constante, die toeliet om zachtjes weg te dromen op de verfijnde, maar energieke ritmes. Naar het einde toe ging werden de clubinvloeden net dat tikje meer naar voor geschoven, waardoor we stevige donkere-niet-duistere synthwave kregen.