Wie zaterdagochtend op zoek ging naar een ticket voor TW Classic kon voor het luttele bedrag van 28 euro alsnog afzakken naar de wei van Werchter. Het feit dat origineel Paul McCartney (dit weekend trouwens wel op Glastonbury) op deze editie zou spelen, het weer niet veel goeds voorspelde, de organisatie besliste om coronavouchers voor de eerdere editie alsnog eenzijdig om te zetten in een ticket voor deze dag en er al bij al weinig Classic aan de line-up was, zal mogelijks meegespeeld hebben in het afhaken van honderden tickethouders. De afwezigen hadden echter ongelijk, het weer viel redelijk mee, de sfeer was opperbest, de bands op niveau en Nick Cave en zijn Bad Seeds bewezen dat ze met recht en rede headliner mogen genoemd worden.
Naast de TW Classic programmatie op het hoofdpodium werden de poorten van The Barn en KluB C ook opengezet. Werchter Encore werd door een tegenvallende ticketverkoop een dag vervroegd waardoor TW Classic dit jaar een XL editie opleverde met volwaardige programmatie op drie podia. Er dienden dus keuzes te worden gemaakt.
Sylvie Kreusch, die KluB C dit werkjaar mocht ontmaagden, kreeg hierdoor slechts twintig minuten van onze aandacht. Dat ze er in die tijd slaagde om ons volledig overstag te laten gaan, zegt veel. Wie nog een mystiek bezwerende diva zoekt om slaafs te volgen is bij Kreusch aan het juiste adres. Alleen al het opwindende ‘Seedy tricks’, was voldoende om ons hart te veroveren. Wanneer ze daarna, getooid in een roze gewaad, charismatisch in en rond de doorzichtige draperieën die het podium bekleden danst weten we voldoende. Zwoele tent, zwoele Sylvie, bedankt voor dit vluggertje.
Op het hoofdpodium had net daarvoor Whispering Sons de prut uit de oren van de vroege vogels geblazen. De uitgebalanceerde set dient vooral om de nummers van hun recentste plaat ‘Several others’ in de verf te zetten. Het gevolg? Een meer dynamisch klankpalet waardoor de dreiging vanuit verschillende fronten kwam. Wanneer een donkere wolk rakelings de zonnige wei passeert is het de nieuwe single ‘Tilt’ die een streep zonlicht in de duisternis toelaat. Het industrieel getinte ‘Flood’ klinkt dan weer groots en komt op deze immense wei helemaal tot zijn recht. Muziek die drijft op een aanwezig dwingende ritmesectie is sowieso een goede openingszet. Achterover leunen was mogelijk op dit middaguur maar wie het deed werd door Whispering Sons wel uitgedaagd om hiervan af te zien. Hun strakke kwalitatieve set deed zelfs op geruime afstand van het podium, in een nog uitgedund publiek, heupen en monden meekwelen. Operatie opwarmen van de wei met glans volbracht.
Mocht Sleaford Mods u onbekend zijn, stellen we ze kort aan u voor. Men neme één ‘muzikant’, Andrew Fearn, die zijn bijdrage op podium beperkt tot het bedienen van de startknop op zijn laptop. Men laat deze flankeren door een ongecontroleerde, maatschappijkritiek spuwende frontman, Jason Williamson. In deze mix worden rudimentaire punk en hiphop beats met vuilgebekte colère aangekleed. Het voordeel aan TW Classic is dat het rondvliegend spuk van de fulminerende Williamson niet op de eerste rij geraakt. Het nadeel is dat de impact van zijn donderpreken over de groeiende maatschappelijke tweedeling niet ver genoeg het publiek in dreef. Dat Fearn heden ten dage onorthodox staat te dansen achter zijn laptop (in plaats van met een hand in zijn zak een pint te staan drinken), is onvoldoende om een nieuw publiek te entertainen in deze grootse setting. Ondanks het blije weerzien met de Mods, die de Britse punk toch opnieuw relevant maakten, zullen ze weinig nieuwe zieltjes gewonnen hebben.
Wanneer Williamson ‘Nudge it’ na 20 seconden laat stilleggen omdat hij zijn draad even kwijt lijkt, werpt hij enkele uitdagende blikken richting publiek, om daarna onverstoord de draad op te pikken. We zijn meer grimmigheid gewoon. Hoogtepunten waren er gelukkig ook. ‘Mork n mindy’ zorgt dankzij de vocals van Billy Nomates (helaas zonder een echte guest appearance) voor extra kleur en zelfs een vleug hitgevoeligheid. Het slotsalvo met achtereenvolgens publiekslievelingen ‘Tied up in Nottz’, ‘Jobseeker’ en ‘Tweet tweet tweet’ krijgt veel weerklank van de vaste aanhang. Wie er als groentje dan nog bij was, zal ze hierdoor hopelijk nog een kans geven. De Mods waren verdienstelijk, maar hebben een ander plaats en tijd nodig om tot hun recht te komen.
Zwangere Guy is hot en alomtegenwoordig, is het niet solo dan verschijnt hij met zijn broeders van Stikstof op de bühne. Bijgevolg leek het of zowat alle 15 tot 25 jarigen op de wei de eerste rijen van KluB C bevolkten. We vermoeden dat er daarnaast een pak ouders door hun (jongere) kroost mee de tent ingesleurd waren om, toch vaak vanop de tribunes, het spektakel van de muzikale held van deze jonge generatie te aanschouwen. En of de Zwangere deliverde… Guy gaf aan dat de covid periode veel voor hem heeft veranderd. Hij werd emotioneel wanneer hij vertelde over de band met zijn moeder die hij opnieuw heeft opgepikt, prees meermaals zijn vrienden en familie en gaf ruiterlijk toe dat hij ondanks zijn fel bakkes een heel klein hartje heeft. “Kzen efkes zenuwachtig, er staat 20.000 man naar mij te luisteren”.
Het eerste deel van zijn set stond in teken van de kracht van kwetsbaarheid. Een toonbeeld van hoe we open mogen durven zijn over de struggles met onze innerlijke demonen en elkaar nodig hebben om ze te verslaan. Tijdens ‘Grijze zone’ oversteeg Zwangere Guy het muzikale en leek het wel alsof hij in een theaterzaal een monoloog afstak, integer en beklijvend. De meest uitzonderlijke artiesten grossieren in geloofwaardigheid en dat is ook waar ZG vandaag in uitblinkt. Kudo’s ook aan de cameramensen die tijdens ‘Gorik pt.1’ de intense blikken van Zwangere Guy perfect wisten te capteren.
De essentie van wat er daarna gebeurde kan gebald worden in zeer uitgekiende opbouw naar een eruptie van pure energie, power en veerkracht. Scherp agressief en heerlijk opwindend werd er toegewerkt naar ‘Ici C BX’, ‘Guttergang’ en ‘R.A.F.’ waarin de meute meermaals werd opgedragen om de mensenzee te laten opengaan tot aan de achterzijde. Zwangere Guy toonde zich op TW Classic als een bezieler van een generatie, zowel in kracht als kwetsbaarheid. En won daarbij wellicht het respect van de voorgaande generaties.
Hadden we al gezegd dat TW Classic gerust ook TW Classic Commonwealth gedoopt had kunnen worden? Met The Specials, Florence & The Machine, Courtney Barnett, Nick Cave, Sleaford Mods, The Kid Laroi en Placebo kwamen op één na alle buitenlandse artiesten uit Groot-Brittanië en Australië, best opvallend.
Ook The Smile, het liefdesproject van Thom Yorke, Jonny Greenwood (beiden Radiohead) en Sons of Kemet drummer Tom Skinner komen van over het kanaal aangewaaid. Samen met hun eerste plaat ‘A light for attracting attention’ brachten ze ook het Britse regenweer mee. De ironie van dat alles konden we wel smaken. The Smile als naam voor een band van de immer neerslachtig ogende Thom Yorke, regenweer bij muziek die voor Yorke’s doen opvallend opwekkend klinkt en nog opvallender Yorke die doorheen de set meermaals vrolijk grijnst en zelfs heel even aan publieksinteractie doet. The Smile is
Hetgeen Yorke en Greenwood uit tien snaren toveren (ze namen beiden afwisselend bas en gitaar voor hun rekening), had niet verwonderlijk regelmatig die kenmerkende eigenzinnige Radiohead feel. De toevoeging van de jazz impulsen van drummer Skinner triggert hen echter om de ruimte vrijer in te vullen. Het resultaat, soundscapes die afwisselend schuren, klikken, botsen, aan- en afstoten, maar steeds weer mikken op een dans Vaak gedreven door snedige gitaren dan weer intense elektronica gaat dit trio steeds wel op zoek naar een bepaald kernidee. Het was bij wijlen indrukwekkend hoe bas, gitaar en en een vrij basale drum zo fascinerend uit de hoek kwamen. Openingssalvo ‘The same’, ‘Tin thing’ en ‘the opposite’ klonk hypersensitief en instant meeslepend. Waarna Greenwood tijdens ‘Free in the knowledge’ zijn bas bewerkt met een strijkstok tot de innemende noise de regendruppels verdrijft.
‘You will never work in television again’ drong zich op als een ruw, ongetemd luisterstuk. ‘Skrting on the surface’ vond dan weer uiterst soepel zijn weg naar het publiek, mede dankzij de uitnodigende glimlach (!) en handbewegingen van Yorke. Diezelfde vrolijkheid zagen we terug toen hij aan het dansen sloeg tijdens ‘You don’t know what tomorrow brings’. Dichter bij een hit komt The Smile wellicht niet en wat ons betreft hadden ze dit nummer nog wat langer mogen rekken. Wij vonden The Smile dan ook subliem acteren, overdag, in de regen, op het hoofdpodium. Binnen een week mogen ze hetzelfde bij valavond in Nederland doen, u hoeft ons niet lang te zoeken, wij staan ergens vooraan.
Wat gezegd van Placebo? Met ‘Never let me go’ brachten ze dit jaar opnieuw een plaat uit die hen in terug in de slipstream van hun gouden jaren bracht. Wat ons echter van hun passage op Werchter bijblijft is het verlies aan urgentie doorheen de jaren heen. Toegegeven, ‘Forever chemicals’ en ‘Beautifull James’, waarmee ze hun set openden konden ons nog bekoren. Even leek het alsof Brian Molko en
Stefan Olsdal echt de draad hadden opgepikt die ze ergens net na of voor ‘Meds’ uit 2006 hadden laten rondslingeren. Helaas hadden we te vroeg gejuichd, grasduinend door hun minst relevante platen zakte de set langzaam in. Na vier nummers schoot “niet wereldschokkend, toch standvastig” door ons hoofd, vijf nummers later tijdens ‘Try better next time’ vonden we alles te voorspelbaar om de lat voor dergelijke co-headline spot te halen, laat staan dat ze konden beklijven. De slechterik in ons zou beweren dat Placebo hiermee zijn status als echte TW Classic act bewijst. Lang over het hoogtepunt heen, maar met een relevante back-catalogue die ook na ettelijke jaren het herbeleven waard is. Alleen doet deze premisse oneer aan twee zaken. 1. Het merendeel van de affiche is zijn hoogtepunt nog niet voorbij en brengen op dit moment relevante muziek uit 2. Placebo vaarde zijn eigen koers en besloot om zowat alle golden oldies achterwege te laten. En zelfs wanneer ’Special K’ en ‘The bitter end’ passeren, lijkt de impact ervan al wat te zijn afgebot. Opportunistisch werd hun Kate Bush cover van ‘Running up that hill’ nog van stal gehaald, maar eerlijk, ook die hadden ze beter achterwege gelaten. Zonder degelijke visuele effecten was de pudding die Placebo heet wellicht volledig ingezakt.
Laat ons de poort meteen maar openbreken zoals Nick Cave en Warren Ellis meermaals de lucht in twee kliefden met hun gelakte schoenen tijdens openingsnummer ‘Get ready for love’. Ja, Nick Cave & the Bad Seeds waren wederom subliem. Ja, ze verdienen alle overtreffende trappen die ons uit alle hoeken van de wei ter ore kwamen. Ja, deze passage mag in de annalen van Werchter met goudkleurige rand gebeiteld worden. En toch, ergens sluimerde het gevoel dat we een band aan het werk zagen die net te veel over de dingen begint na te denken.
Nick Cave en zijn Bad Seeds lieten naar aanloop van deze tour niets aan het voorval over. De set werd minutieus voorbereid en gerepeteerd (dat deden ze gewoon in België trouwens), tot in die mate dat ze al weken dezelfde setlist tot op de letter volgen. Nummers werden zorgvuldig geclusterd om binnen een tijdsbestek van vijftien tot twintig minuten bepaalde sentimenten maximaal te benutten. ‘Get ready for love’, ‘Here she goes, my beautiful world’ en ‘From here to eternity’ moesten het publiek meteen bij de keel grijpen. Cave zou liefde geven, liefde vragen, de duivel in hem laten huisvesten en hem meteen weer uitdrijven. Wanneer hij tijdens ‘From here to eternity’ herhaaldelijk “Cry, cry, cry” boven de eerste rijen uitspuwt, is hij niet op zoek naar medelijden, wel naar reactie, uitlokkend, op zoek naar verbondenheid in gruwel én schoonheid. “This stage is built by sadists. Keep it dry, that’s your job”, grapt hij, wanneer de regen zijn persoonlijk balkon gevaarlijk nat maakt. Het is Cave ten voeten uit, grappig, maar tegelijk doodserieus.
Tijdens ‘O Children’ en het nog steeds immer beklijvende ‘Jubilee street’ zoeken The Bad Seeds een getormenteerd romantisch geluid op. De meerwaarde om backing vocals mee te nemen op deze tour wordt hierbij meteen in de verf gezet. Maar wat mooi klinkt verbergt soms een minder fraaie keerzijde. “I’m transforming, I’m vibrating, I’m glowing, I’m flying, look at me now” zingt Cave in ‘Jubilee street’ waarna het nummer geleidelijk een loopje neemt met de melancholie die het in zich draagt. Alles kraakt en kreunt onder de explosiviteit die The Bad Seeds injecteren, waarna Cave zijn micro niet voor het laatst de lucht in katapulteert om zijn razernij vervolgens bot te vieren op enkele cimbalen. Deze rasartiesten weten hoe je voortdurend de spanningsboog strak gespannen houdt, tot wanneer de boog barst en de driften alle kanten uit vliegen.
Dat Cave het de laatste tien jaar tot headliner heeft geschopt in een periode die getekend is door zwaar persoonlijk leed, is minstens opmerkelijk te noemen. Samen met bondgenoot Warren Ellis, die ten alle tijde de rol van orkestmeester op zich neemt, heeft hij als geen ander een weg gevonden om muziek te laten spreken waar woorden sowieso te kort komen. Iedereen weet wat er emotioneel speelt, toch blijft het wezenlijk onuitgesproken. Wanneer iemand uit het publiek bij aanvang van ‘Bright horses’ alludeert op zijn gestorven zoon, reageert Cave stoïcijns. Cave staat teveel boven het geheel om zijn persoonlijk verwerkingsproces als troef in te zetten. Zijn muziek spreekt voor zich en behoeft geen extra uitleg. “Just breathe, just breathe” blijft hij herhaaldelijk het publiek toefluisteren tijdens ‘I need you’. Waarna ‘Waiting for you’ het litteken blootlegt. Ook Cave weet dat de hoop al lang is vervlogen, maar wat kan een mens meer doen. “And it’s only love. With a little bit of rain. And I hope to see you again” zingt hij tijdens Carnage. Innemend hoe Cave en in deze voornamelijk Ellis tijdens vier nummers een behoorlijk intens statement hebben gemaakt.
Op het moment dat de kracht van de set gebald is in de emotionaliteit, moet de slinger de andere kant kunnen doorslaan. Deze cluster moest het vuur opnieuw aan de lont steken en deed dat ook. De waanzin nam de bovenhand nemen met nummers die je verplicht minstens één maal live zou moeten gezien hebben. Weliswaar voelde het deze keer net te beredeneerd aan. We zagen in het verleden The Bad Seeds ‘Tupelo’ dreigender spelen (al blijft er niks af te dingen op die intense baslijn). Tijdens ‘Red right hand’ voelden we de spanning, maar werden we er nooit compleet door overrompeld. Dat het publiek en Cave er sindsdien een spelletje van maakten om het refrein te pas (en eigenlijk ook te onpas) aan te vatten, nam wat weg van de grauwe intensiteit van het nummer. ‘The mercy seat’ verraste dan weer met een hoofdrol voor de akoestische gitaar, maar werd helaas sneller dan gewoonlijk afgerond waardoor het gevoel van explosieve driftigheid toch net teveel achterwege bleef. Doet dit afbreuk aan Cave’s prestatie? Niet in het minst. Het lijkt alleen maar aan te geven dat Cave zijn status als volksjenner van een groot en divers publiek heel serieus neemt. Waardoor hij mogelijks fans van zijn meer grimmig materiaal licht op hun honger laat zitten.
Noem het gerust muggenzifterij, wellicht is het dat ook. In tussentijd hadden we zelf van elke seconde genoten en zagen we dat de man, de geest, de god, nu ook echt een goeroe voor de grote massa is geworden. Wanneer hij tijdens ‘Higgs Boson blues’ voor de zoveelste maal het publiek zijn hartslag laat zoeken, willen we ook graag net die man of vrouw zijn. “Can you feel my heartbeat? Boom, boom, boom” En of we de hartslag van Cave én zijn Bad Seeds voelden. De hartslag is een kwaliteitsvolle metronoom dat gerust voor anderen als referentie mag dienen. Het mooiste beeld van de avond: de arm van Cave verzwolgen door handen uit het publiek, gevat door het scherm van een smartphone. Cave is van ons en wij zijn van Cave, dat is de realiteit.
Eindigen moet je doen in euforie, in geloof in de wereld en zijn toekomst, in het achterlaten van het Vagevuur en het reiken naar wat hij zelf “a kingdom in the sky” noemt. ‘City of refuge’ en ‘White elephant’ werden een orgelpunt in een gospeljas. De transformatie van ‘White elephant’ tot een nummer vol positieve verwachting was wellicht de meest opvallende zet van de avond. Eentje die, mede dankzij de prominente rol voor de backing vocals, glansrijk uitpakte en een gevoel van houvast meegaf aan de wei.
Als toegift kregen we nog klassieker ‘Into my arms’ en het duidelijk ondergewaardeerd B-kantje ‘Vortex’ voorgeschoteld. Al was het voornamelijk ‘Ghosteen speaks’ dat ons nog even verbaasde. Op sacrale wijze zocht Cave voor een laatste maal zijn geliefden op. Het publiek in het hier en nu en zijn dierbaren waar die zich ook mogen bevinden. Door het geheel te ondersteunen door traag op- en neer zwaaiende armen, fronsten we zelf nog even kort de wenkbrauwen. Het doel was echter bereikt. Nick Cave & The Bad Seeds bewezen dat ze met recht een rede een plek als muzikale grootheden mogen innemen. Waarna een volle weide in verbondenheid de ondertussen droge nacht werd ingestuurd.