Waarom België In Utero Festival nodig had

door Frederik Jacobs

Dat de dames van concertorganisatie In Utero een uitmuntende en uitdagende smaak hebben wisten we al, getuige avonden met onder meer Orphan Swords, Cocaine Piss en Bleib Modern. Gisteren stond het drietal echter voor hun grootste uitdaging tot dusver: een eigen festival organiseren in thuishaven Mechelen. Wetende hoe moeilijk zo’n eerste editie kan zijn, keken we vol bewondering naar de gewaagde line-up waarvan B R I Q U E V I L L E en paper hats de grootste publiekstrekkers leken. Terwijl andere beginnende festivals quasi altijd op veilig spelen met toegankelijke headliners, bleef In Utero hondstrouw aan haar voorkeur voor donkere noise en techno. Een risico, maar gelukkig is de concertorganisatie de voorbije jaren zo’n begrip geworden in Mechelen dat ze op een enthousiaste achterban kon rekenen. En of dat enthousiasme terecht was.

Tot volgend jaar! #inuterofestival #inuteroconcerts #2800

Een bericht gedeeld door In Utero Concerts (@inuteroconcerts) op

Het cultuurcentrum van Mechelen was een erg fijne locatie voor het festival. Aan de voet van de imposante Sint-Romboutstoren nipten een paar honderd donker geklede, zwetende mensen in de vlakke zon van hun Gouden Carolus, klaar om de duisternis in te duiken. Dat de twee zalen – Het Koor en De Kerk – zich in een oude kerk bevonden, droeg alleen maar positief bij aan de sfeer. Nieuwsgierige blikken verkenden de zuilen en houten gewelven, en met tien minuutjes vertraging werden nieuwsgierige oren verwend door Nordra. De Amerikaanse verzorgde een experimentele set aan noisy techno, hier en daar bijgestaan door echoënde gezangen, een gitaar met wel erg bijzondere effecten en een kleine trompet die doorheen de micro ook niet meer als zichzelf klonk. Haar broeierige beats deden de eerste benen bescheiden loskomen, en iedereen leek vergevensgezind toen haar set naar het einde toe een beetje veel in dezelfde vijver bleek te vissen. De verwarde maar glimlachende gezichten en uitspraken als “zoiets heb ik nog nooit gezien” na het optreden; daar doen de vrouwen van In Utero het voor.

De gemaskerde mannen van B R I Q U E V I L L E in zwarte gewaden zien spelen met een kerk als decor was op z’n minst ironisch te noemen – Amen Ra deed het hen echter reeds voor. Hun duistere en hoogst atmosferische postmetal kwam des te satanischer over en deed zowat elk hoofd in de zaal op een neer gaan. Beide gitaristen toonden zich – ondanks die ongetwijfeld erg onhandige maskers – bijzonder vaardig en ook het orgel was een onbetwiste meerwaarde. Tijdens ‘Akte VII’ slopen er zowaar passende oosterse invloeden de set binnen, en net wanneer we de band bijna begonnen te verwijten te veel in grooves à la Rage Against The Machine te vervallen, trakteerde ze ons op een spetterende finale. Stiekem zijn we toch wel heel erg benieuwd wie er zich onder die gewaden verschuilen.

In Het Koor stond ondertussen ook een gemaskerde man klaar, zij het achter een draaitafel. Met mooie visuals op de achtergrond en een zwarte kaars naast hem, ging Mai Mai Mai verder op het pad dat Nordra eerder op de avond voor hem geëffend had. De muziek van de Italiaan was net iets agressiever, zijn noise daagde de geluidsnormen uit en wist enkele oren te pijnigen. De industriële geluiden die uit de boxen schalden waren trippy maar flirtten bijwijlen met de overdaad. Bovendien maakte hij een cruciale fout: al vroeg in zijn set pronkte hij met heerlijk repetitieve technobeats waar het publiek enthousiast op reageerde, maar eens ze na een tijdje uitstierven kwamen ze niet meer terug en leek het publiek de rest van het uur een beetje te wachten op Godot. Niet dat het daarna echt slecht was, maar zijn technoshot had hij toch beter voor het einde bewaard.

Tijd voor alweer gitaren in De Kerk. Gnod bleek een Britse cultgroep die enkele enthousiastelingen naar Mechelen had gelokt en bovendien ook de leken heel snel om de vinger wist te winden. Hun eclectische mix van krautrock en postpunk was even bezwerend als opzwepend en voor je het wist stond heel de zaal weer te headbangen. Hun psychotisch ogende zanger amuseerde het publiek met onbewust charisma – we weten nog altijd niet waarom hij als een kobold door de zaal begon te lopen alsof hij op zoek was naar de dichtstbijzijnde wc. De lange songs werden meermaals fantastisch opgebouwd om te ontaarden in imposante finales vol schreeuwerige gitaren, met als kers op de taart de repetitieve afsluiter ‘Tony’s’. Bijzonder sterk.

Met paper hats kregen we een relatief – dat betekent: vergeleken met de rest – toegankelijke afsluiter voorgeschoteld. Het viertal had een adembenemend arsenaal aan materiaal bij en wist dat perfect te bespelen. In het begin moesten we even aan STUFF. denken, maar naargelang de set vorderde konden we nog maar een vergelijking maken: Soulwax. Niet alleen de grote muur vol knopjes deed aan het Gentse duo denken, maar ook de originele funky beats en bleep-sounds verraadden waar de Brusselaars hun mosterd haalden. De instrumentale songs waren desondanks origineel en brachten de zaal van voor tot achter in vervoering. Er werd gedanst, geglimlacht, geroepen om bisnummers en – ook al kwamen die er niet – voldaan naar huis gegaan. Het was dan ook een avond die nog lang zal voortleven in de herinnering van menig Mechelse muziekfanaat.

We hebben in het publiek T-shirts gezien van Napalm Death tot New Order, we zagen langharige rockers en hipsters, twintigers en vijftigers en alles daartussen; en toch leek iedereen van zowat elke act te genieten. Er wordt vaak een onderscheid gemaakt tussen ‘rock’ en ‘electronica’ alsof ze van een andere planeet afkomstig zijn, maar dezelfde vijfenveertigjarige jarige man met buikje stond zowel op de gitaren van Gnod als op de beats van Mai Mai Mai te genieten van zijn pintje. De jongeman met stretch die vijf meter verderop stond tikte zowel tijdens B R I Q U E V I L L E als tijdens Nordra bijzonder enthousiast mee op de uitdagende ritmes. Hoewel de acts technisch gezien enorm van elkaar verschilden, vormde de avond een coherent geheel. Het is indrukwekkend dat In Utero tijdens de eerste editie van hun festival reeds zo’n vastgeroest onderscheid kan uitwissen alsof het niks is. Jong en oud verenigden zich in een ode aan de noise, aan de schoonheid in de duisternis. De durf van de drie organisatrices is ongezien in het Belgische festivallandschap en dat kunnen we alleen maar toejuichen. Dat er velen hun voorbeeld mogen volgen, maar vooral: dat In Utero voor altijd haar eigen zelve mag blijven.