Een wei, wat tenten en nagenoeg elke Vlaamse band met wat radio-airplay: het is wat Crammerock de ideale samenvatting van de festivalzomer maakt. Wie op festivals net als ons bij overlappende optredens liever naar de exclusieve buitenlandse dan naar de alomtegenwoordige binnenlandse act gaat kijken, krijgt in het eerste weekend van september de kans om in sneltempo een inhaalbeweging te maken en alsnog te kunnen meepraten over de toekomst van de Vlaamse muziekmainstream. Tel daarbij enkele headliners wiens hoogtepunten in een (niet zo) ver verleden liggen en tienerfenomenen zoals Boef en Kraantje Pappie, en je kan een beetje begrijpen waarom 32.000 mensen een ticket kochten terwijl andere festivals de laatste jaren moeite hebben om het hoofd boven water te houden.
Van J. Bernardt en Millionaire weten we onderhand wel dat ze een publiek kunnen inpakken – er was deze zomer dan ook geen ontkomen aan Balthazar-frontman Jinte Deprez en Limburgs gitaargeselende exportproduct Tim Vanhamel. Het was echter Crystal Fighters waar het overgrote deel van de kaartjeskopers blijkbaar naar uitkeek. Nu speelt onze hooikoortsallergie ons telkens parten bij zoveel synthetische bloemenkransen en verkrachting van de hippie-esthetiek, en doet de live-show van de band nog het meest denken aan een K3-show met minder goed geoefende danspasjes/dansers.
Van Richard Ashcroft moest je eveneens geen danspasjes verwachten. Wel kreeg je te zien waar Miles Kane de mosterd voor z’n persona gehaald heeft. The Verve’s doorbraakplaat ‘Urban hymns’ verscheen bijna dag op dag twintig jaar geleden, en dat bleek een groter excuus voor de ex-frontman om op het podium te staan dan z’n vorig jaar verschenen vijfde soloplaat ‘These people’. De britpop sijpelde nadrukkelijk door in de outro van bescheiden hit/meezinger ‘Break the night with colour’. Voor het herkenningsmoment was het wachten tot de bisronde, waarin ‘Music is power’, ‘Lucky man’, het akoestisch ingezette ‘The drugs don’t work’ en uiteraard ‘Bittersweet symphony’ in sneltempo volgden. Op het applaus wachtte Richard niet – zelfs hij leek vrijdagavond betere dingen te doen te hebben.
Ian Curtis zou zich nog een keertje ophangen mocht hij zien wat White Lies met z’n erfenis doet, maar die aanstekelijke postpunk op maat van grotere tenten werkte wel in Crammerock. Hoewel de band slechts twee albums min of meer relevant was, konden de Britten rekenen op een enthousiast publiek, al maakten ze een mindere indruk dan tijdens hun vorige passage in 2012. Echt warm liep de band pas in ‘Farewell to the fairground’, en met ‘Don’t want to feel it all’ bleken ze zelfs een bescheiden zomerlied op zak te hebben. Ook zij vonden het nodig om een bis in te lassen in een show van een dik uur, en leverden met ‘Death’, ‘Big tv’ en ‘Bigger than us’ uitstekende fanservice – witte ballonnen en confetti incluis. Wij bedankten voor Steve Aoki en gingen thuis een taartje eten.
Op zaterdag bekende Tamino zelf een ex-bezoeker van het festival te zijn, nadat Pukkelpop 2011 in het stormwater viel. Alle social media-offensieven en selfies ten spijt is hij de onbetwiste festivolhouder van 2017, al bleef hij er gelukkig immer rustig en charismatisch onder. Hij beschikt over iets te weinig sterke nummers om een festivalset te vullen, maar bezit wel het nodige talent om daar snel verandering in te brengen. Coely pakte daarentegen wel een uur lang de tent in met een spervuur aan energiebommetjes en een tomeloze inzet. Ze kwam zelfs weg met een flard ‘Could you be loved’.
Absynthe Minded 2.0 was een van de bands op de affiche die deze zomer niet alomtegenwoordig waren in het festivalcircuit. Nieuwe plaat ‘Jungle eyes’ verschijnt immers pas begin oktober, en het is altijd moeilijk om een publiek dat niet volledig bestaat uit trouwe fans te overtuigen met onbekend materiaal. Bert Ostyn en co kweten zich echter uitstekend van die tijd – zo achteloos zelfs dat ‘My heroics part one’ zonder veel poespas werd afgevinkt bijna halfweg de set. Wat later sloeg de frontman z’n band met pretoogjes aan terwijl ze het beste van zichzelf gaven, en ook wij zagen toen dat het goed was. Een zelfde bedenking maakten we vervolgens bij een zeldzaam bezoek aan de Club-tent, waar Roméo Elvis ons beste Frans naar boven haalde en “Vous êtes chaud?” moeiteloos deed rijmen op “Alez, saut!”
Veel liefde voor Jasper Maekelberg, Gents meest gewilde klanktovenaar van het moment. Om productionele redenen speelde hij zaterdag de laatste show bij Warhaus, en frontman Maarten Devoldere liet dat allesbehalve ongemerkt voorbijgaan. Jasper haalde op zijn beurt zijn snedigste gitaarspel boven, en toverde samen met verbindende link/drummer bij Balthazar én Faces On TV Michiel Balcaen voor een imposante geluidsmuur (‘Beaches’!). Dat ze op de best mogelijke manier op de heupen werkten, getuigde ook het geshake van tweede stem Sylvie Kreusch, voor de gelegenheid in echte Uma Thurman-stijl.
Tien jaar na laatste echt goede plaat ‘A weekend in the city’ en vier jaar nadat creatievelingen Gordon Moakes en Matt Tong de band verlieten, is Bloc Party weggezakt tot B-lijst materiaal. Het verklaart waarom Crammerock ze kon boeken en waarom wij ons in de haren blijven wrijven elke keer er nummers van recentste cataloogvulling ‘Hymns’ wordt gebracht. Resultaat was een greatest hits-set doorspekt met matig tot ronduit slecht nieuw materiaal. Voor wie het de eerste kennismaking was met de band was het ongetwijfeld leuk om ‘Hunting for witches’, ‘Banquet’, ‘Helicopter’ of ‘Flux’ eens live te horen, maar wij blijven meewarrig fronsen elke keer we de band een nieuwe kans geven. “You’re too kind” zei Kele op het einde, en hij had gelijk.