David Bowie gaat van spannende art-rock naar vloeiende jam in ‘Lazarus’

door Emily Griffiths

Sinds ‘Blackstar’, de titelsong van het nieuwe Bowie-album verscheen, heeft iedereen wel geprobeerd een mening te vormen over het vage, meeslepende nummer, of vooral over de bijhorende videoclip. De met juwelen bezette schedel van een dode astronaut, dansende vrouwen (al dan niet met staart), vogelverschrikkers en een geblinddoekte David Bowie tonen de kijker een grimmige sfeer die nergens helemaal geduid wordt. ‘Lazarus’, de tweede single uit het album, maakt die verwardheid een stuk minder totaal.

De officiële video van het nummer verschijnt pas op 7 januari, oftewel een dag voor de release van het album, al weten de fans inmiddels dat de song werd geschreven voor het gelijknamige stuk dat inmiddels zijn première kende in het New York City Theater. ‘Lazarus’, gebaseerd op ‘The man who fell to the earth’ (Walter Tevis), vertelt het verhaal van een voormalig rijke man in the Big Apple, en wordt hiermee geheel samengevat in zijn titelsong.

Ook ‘Lazarus’ start net zoals zijn voorganger met een sidderende saxofoon van Donny McCaslin die hiermee de jazzy art rock-toon verderzet. Toch klinkt het nummer al een stuk toegankelijker waar het de horten en stoten meer gladstrijkt met een herkenbare, repetitieve gitaarriff geflankeerd door de eerdere blazers. De spanning, die gelijkmatig wordt opgebouwd door de naarstige, desolate zang van Bowie, mondt zo uit in een vloeiend instrumentaal samenspel dat veelal geïmproviseerd lijkt, als ware het een plotse jam in de Amerikaanse studio. Of hoe vanzelf een 68-jarige muzikant kan klinken.

Het is weer even wennen en het zal niemand verbazen dat ook deze rasechte Bowie-song even enkele luisterbeurten moet krijgen om zich in je hoofd te settelen, maar na een keer of twee bloeit het zo mooi open dat het voor de rest van de dag wel op repeat kan. Dat wordt aftellen tot 8 januari.