Schoonheid van de eenzaamste soort op ‘At weddings’ van Tomberlin

door Mattias Goossens

Even googlen leert je dat Tomberlin een merk van elektrische golfkarretjes is. Even luisteren naar ‘At weddings’ leert je dat Tomberlin de nieuwste waardevolle toevoeging is aan het rijtje sterke vrouwelijke singer-songwriters die verantwoordelijk zijn voor enkele van de beste nieuwe toevoegingen aan het genre.

Het is moeilijk om niet aan Angel Olsen, Julie Byrne, Julien Baker of Phoebe Bridgers te denken wanneer je ‘At weddings’ beluistert. En toch heeft Sarah Beth Tomberlin iets uniek in handen. Haar galmende piano en de manier waarop ze zachtjes haar snaren streelt, doet haar resoneren met een andere tijd en plek – alsof ze losstaat van het hier en nu. Dat komt misschien door haar geïsoleerde jeugd in een sterk gelovige gemeenschap baptisten. Ze kwam pas laat in aanraking met popmuziek en zette haar eerste muzikale stappen met musicalsoundtracks, Dashboard Confessional en Bright Eyes. Die laatste zijn niet toevallig ook invloeden die Phoebe Bridgers meermaals aanhaalde als inspiratiebronnen voor haar “emofolk”, en je hoort hoe ze de esthetiek van Tomberlin eveneens beïnvloeden. Meeslependheid in mineur is de modus operandi van deze jonge Amerikaanse, en het is niet toevallig dat Owen Pallett (Arcade Fire, Beirut, The Last Shadow Puppets) als producer tussen de credits staat.

‘At weddings’ telt tien nummers waarvan er drie snel onder de huid kruipen. Opener ‘Any other way’ bouwt traag op, verwerkt gaandeweg subtiele harmoniezang en zet meteen de toon voor de rest van het album. ‘I’m not scared’ drijft op een spaarzame pianomelodie die op ‘Learning’ van Perfume Genius of ‘Seven swans’ van Sufjan Stevens had kunnen staan. Daarin snijdt ze ook het diepst: “And loving never made anybody I know happy / And loving only seems to make you bruise and to bleed / And to be a woman is to be in pain /And my body reminds me almost everyday / That I was made for another, but I don’t want to know that / Cause it happened once and I always look back.” ‘Self-help’ valt dan weer op door de drumcomputer in de achtergrond en de gitaar die beheerst mag ronken.

Elders brengt Tomberlin meer klank dan nummers, en doet ze vooral aan sfeerschepping. Alleen klinkt ze daarbij soms net te hard als een willekeurig doorslagje van de eerder vernoemde artiesten. De twee titelloze nummers hadden wat meer uitgewerkt gemogen, en afsluiter ‘February’ rekt het album twee minuten te lang uit.

Tomberlin zal een graag gezien voorprogramma zijn voor eender welke artiest(e) die momenteel met indiefolk aan de slag is. Met wat meer schaaf- en schrijfwerk en een minstens even sterke opvolger voor dit debuut, volgen die eigen shows waarschijnlijk snel.