Seks en drugs, maar geen rock-‘n’-roll scheppen de magisch-tragische wereld van Frank Oceans ‘Blond(e)’

door Thomas Konings

Het is ondertussen al zo’n tien dagen geleden dat Frank Ocean ‘Blond(e)’ uitbracht. Vandaag weten we echter nog niet veel meer over het album dan op de dag van release, en de vraag stelt zich of de r&b-artiest nog van plan is om zijn werk meer te duiden . Misschien vinden we het daarom met z’n allen zo moeilijk om de plaat te plaatsen, al moeten we daaraan toevoegen dat de rest van het pakket misschien nog meer om bezinning vraagt.

Het kan waarschijnlijk geen kwaad om nog eens op te rakelen hoe Ocean aan z’n solocarrière startte. Als lid van het grillige hiphopcollectief Odd Future, dat zeker, en als songwriter voor onder meer Beyoncé en Brandy. Echt een verrassing was het dus niet dat toen Frank met ‘Nostalgia, ultra’ debuteerde zijn sound heel poppy klonk. Op zijn volwaardige debuut ‘Channel orange’ pakte de intussen flink gehypete artiest het vervolgens alternatiever aan, met nog steeds z’n talent om hits te schrijven centraal.

Tweede album ‘Endless’ en derde worp ‘Blond(e)’ keren nu de mainstream nog meer de rug toe met songs die smeken om een koptelefoon of anders gewoon richtingloos voorbij fladderen. Het voordeel van Frank Ocean in deze is: mensen verwachten niets minder dan genialiteit van hem en zijn daardoor bereid om het album de aandacht te geven die het vraagt, terwijl een kleinere act onmogelijk zo zijn context kan domineren.

Dat gezegd zijnde is ‘Blond(e)’ – ‘Endless’ behandelen we in een aparte recensie – niet helemaal zo drastisch verschillend van z’n voorgangers. Terwijl liefde een belangrijk onderwerp blijft en de auto van de ‘Nostalgia, ultra’-cover terugkeert, is het vooral de nachtelijke neon-vibe die herkenbaar overkomt. Was die op ‘Novacane’ en ‘Pyramids’ nog broeierig met een eigentijdse productie, dan wordt nu de druggy sfeer behouden en verder gestript tot er buiten eenzaamheid weinig overblijft.

Wat we verder vinden is een op zichzelf staande wereld die niet meteen binnen het moderne referentiekader valt. Ze bevat een typisch, eigen geluid en lijkt een vertaling van de realiteit waarin Ocean leeft. De authenticiteit ervan wordt benadrukt door het voorafgaande ‘Endless’, een ode aan de ambachtelijke wijze waarop de muzikant te werk gaat. En dat die tijd vraagt, hebben we nu allemaal mogen ondervinden. Toch speelt de artiest ook met tijdsbeleving en laat hij je geduldig vertragen tot op een – soms spaced out – tempo dat haaks staat op ons normale ritme. Franks leven loopt bovendien noch meteen als dat van jou of mij, noch als dat van een popster. ‘Blond(e)’ toont dat verschil heel erg: Ocean schuwt het daglicht en de productiviteit die ermee gepaard gaat. Hij leeft op dit album in nachten vol seks en drugs, maar zonder rock-’n’-roll. Dat wordt geïllustreerd door de “every night shit” uit ‘Nights’, die bestaat uit brandende verlangens en wiet als goedkope vakantie.

Als je moeite wil doen, is Frank gelukkig niet ongrijpbaar. Het is een beetje zoals hij ‘Self control’ zingt: mits een beetje controle krijg je de UFO van ‘Blond(e)’ wel te pakken. Het voelt alsof je jezelf moet onderdompelen in de plaat, je moet erin gaan leven, om er zicht op te krijgen en het album functioneert als een totaalpakket waarin de mood beetje bij beetje beklemmender wordt. Aan het begin heb je een nummer als ‘Ivy’ dat een lichtjes pompend baslijntje met mooie, beetje zorgeloze Mac DeMarco-gitaren combineert of ‘Solo’ waarin het desolate bestaan eerder chill klinkt. Goede, beklijvende nummers zijn het zonder twijfel, doch niet echt verantwoordelijk voor de droeve doch zalvende indruk waar je na een hele ‘Blond(e)’-luisterbeurt mee blijft zitten.

‘Self control’ zet de toon voor meer intens materiaal. Zoals zo vaak lijken de gevoelens tegelijk ingehouden en onvermijdelijk tastbaar: Oceans zang gaat lichtjes in overdrive, het refrein van Austin Feinstein en Yung Lean wil maar kan niet geruststellen en de productie met strijkers onderstreept halverwege met een grote zwier de magisch-tragische verhaallijn. Nog zo’n sleutelsong is ‘Nights’, een van de toegankelijkere liedjes. Het zegt met tekstflarden als “Wanna see nirvana but don’t wanna die” zoveel over de teleurstellingen en wensen achter ‘Blond(e)’, over de frustraties en verlangens, over de diepe desolaatheid die alomtegenwoordig is. Op de ultieme hartenbreker is het wachten tot het James Blake-geproducete ‘White Ferrari’, waarop alweer de grenzen van het leven ergens tussen willen en kunnen staan in een nummer dat gaat over een oude liefde, de zin van het leven en alles daartussen.

Bij een snelle beluistering geeft de langspeler formerly known as ‘Boys don’t cry’ een rommelige indruk, na verdere luisterbeurten gaat net opvallen hoe de details ‘Blond(e)’ naar een hoger niveau tillen. Hoe die piano chaotisch overloopt in piepjes en later vervangen wordt door ijle echo’s op André 3000’s glorieuze feature ‘Solo (reprise)’ is bijvoorbeeld zo’n klein, belangrijk genot. De manier waarop de auto’s eindelijk op de voorgrond treden in de fucked up start van buitenbeentje ‘Pretty sweet’ geeft de plaat leven, en de dreamy outro van ‘Godspeed’ die Kim Burrells prachtige zang combineert met een inslaapdeuntje en bewerkte zang in de achtergrond.

Er zijn nog veel zo’n voorbeelden en ze zouden ons te ver leiden van de essentie: een album zonder handleiding dat leeft op een geïntoxiceerde spanning tussen dromen, de realiteit en een zekere eenzaamheid. Hoewel Frank Ocean op ‘Blond(e)’ een radicaal andere levenswijze uitstraalt dan de meeste mensen, toont deze bij de keel grijpende lp dat hij geen god of magiër is, maar een aparte jongen die nabije en existentiële thema’s door mekaar haalt. Dat geeft de plaat een heel eigen karakter, soundgewijs superboeiend en vocaal bezield. Een vat vol emoties dat op subtiele wijze toch geledigd wordt.